zondag 30 april 2006

Lijistje: bio alternatieven voor de dure olie

De olie kost nu meer dan $ 70.- en hoewel de westerse economieen er weinig schade van lijken te ondervinden, zien velen het eind van het goedkope olie-tijdperk. The Economist wees er al eerder op dat in de geschiedenis olie al enkele malen werd afgedaan als zijnde uitgeput. Recent nog in de jaren zeventig en tachtig, waarna de prijs naar $ 10.- daalde. Het bouwen van een raffinaderij of het aanboren van een diepzee olieveld kost wat tijd. Voor een raffinaderij in Europa staat al snel 10 jaar, dus we hebben hier met lange boom and bust cycli te maken. In een special report over de olie industrie kwam hetzelfde blad 22 april met een lijstje van break-evenprijzen waarbij alternatieven interessant worden. Voor boeren die in de energieproductie willen geef ik het maar even door:

Olieprijzen waarbij een energiebron economisch duurzaam is:
  1. $ 20.- conventionele olie
  2. $ 40.- teerzanden in o.a. Canada en ethanol-uit-suikerriet in Brazilie. Maar ook omzetting van gas en kolen in vloeistof
  3. $ 60,- ethanol-uit-mais in de Verenigde Staten
  4. $ 80,- biodiesel
Woensdag mag ik in een hoorzitting van het Europees Parlement overigens iets vertellen over een studie naar de effecten van de olieprijs op de Visserij. Daar zie je wel degelijk schade - maar vooral ook omdat er al een crisis is van gedaalde opbrengsten.

zaterdag 29 april 2006

Bladeren in Jorwerd

Gisteren was ik een dagje naar Londen voor een stuurgroepvergadering van EuroChoices. Mooi blad dat driftig abonnees zoekt. Mocht je ook nog in Londen komen komende weken, loop dan bij de National Gallery binnen voor een tentoonstelling over Amerikaanse impressionisten in Parijs. De moeite waard. Overigens wilde ik het even hebben over wat ik onderweg las. Daar was meer tijd voor dan begroot want mist op Schiphol verhinderde het tijdige vertrek van de cityhopper van Zestienhoven - als u mij en de KLM nog kunt volgen.
De Volkskrant meldde in een advertentie voor een boek van Rob Vreeken over Bombay dat er in 2007 voor het eerst in de wereldgeschiedenis meer mensen in steden zullen wonen dan op het platteland. Wie alvast aan zijn nieuwjaarstoespraak wil werken heeft dus hierbij een mooie opening: het platteland raakt uit zicht.
James Kennedy, hoogleraar Nieuwe Geschiedenis aan de VU, besprak ter gelegenheid van de heruitgave van Hoe God verdween uit Jorwerd de missie van Geert Mak. Een goed verhaal, de bespreking althans. Maks millionseller heb ik altijd een tikje te nostalgisch en moralistisch gevonden, en hier en daar ook wat kort door de bocht als het gaat om een goede ecconomische beschrijving. Al eens eerder heb ik in SPIL betoogd dat de leegloop van Jorwerd niet zozeer door de ontwikkelingen in de landbouw zelf kwam, maar doordat Leeuwarden en Amsterdam te dicht bij waren. Daar trokken mensen naar toe, zo niet om er te wonen dan toch om er met de auto te winkelen.
Ook Kennedy wijst op zo'n punt: 'Misschien is het meest problematische nog dat zijn werk de vooroordelen van mensen eerder bevestigt dan ze in twijfel trekt'. Overigens is Kennedy positief over Maks' werk en benadrukt een punt waar ik in de loop der tijd ook positiever over ben gaan denken: we hebben verhalenvertellers nodig die het verleden verbinden aan de toekomst en het unieke karakter definieren van -in dit geval- het dorp en het dorp Nederland. Juist in een tijd van grote veranderingen.
Dat brengt me nog even bij een leuke website, waar iemand in het FD van gisteren op wees: het geheugen van nederland.
En tot slot kwam de Economist vorige week met een mooi survey over de nieuwe media. Waarin het fenomeen van het bloggen. De tijd van massacommunicatie is voorbij, we gaan naar participatieve media nu iedereen zijn muziek, inzichten, artikelen en wat al niet al beschikbaar kan stellen op het internet. En daar vindt zelforganisatie plaats en staan weer nieuwe columnisten en redacteuren op die reputaties opbouwen en zo waarheid maken.
Komende dagen nog wat inzichten.

zondag 23 april 2006

agro-agorafobie

Sommige mensen, inclusief boeren en beleidsmakers, zijn geen fan van de markt en zien meer in marktordening. De Amerikaanse econoom Daniel McFadden noemt de angst voor de markt 'agorafobie', naar het Griekse agora voor markt (in bredere context ook wel: open ruimte). In de landbouw zou je dus kunnen spreken van agro-agorafobie. Mooi scrabblewoord.
Overigens gaat het dan wel om de angst om echt de markt te betreden, en niet zozeer een opvatting over de landbouwpolitiek - maar los staat die daar niet van. Die angst heeft er mogelijk mee te maken dat mensen het gevaar om iets te verliezen (zou ik als ik ga handelen niet te veel betalen?) altijd aanwezig is. Dit nog bovenop het 'bezitseffect' (endowment effect): veel mensen kennen aan iets dat ze bezitten aantoonbaar meer waarde toe dan aan hetzelfde goed als ze dat nog niet hebben.
Die angst om iets te verliezen is een voorbeeld van het feit dat veel mensen (speculanten en ondernemers misschien daar gelaten) veel meer naar verliezen en risico's kijken dan naar winsten en kansen. Het maakt dan ook uit hoe informatie wordt gepresenteerd: een doctor doet er verstandig aan de patient te vertellen dat 90% de operatie overleeft, niet dat 10% het loodje legt.

Ook ongeduld is een bron van bijzonder economisch handelen, waarbij mensen niet erg consistent lijken. Geef je mensen de keuze tussen een beloning over 1000 dagen of over 1001 dag, dan brengen mensen wel het geduld op een dagje te wachten tegen een kleine beloning. Een rentepercentage van 4% op jaarbasis is dan voldoende. Maar als de keuze is tussen een beloning nu of morgen, dan kan de geeiste rente wel oplopen tot 40%. Wat dat betreft zijn de hoge rentes voor consumentenkrediet en kopen op afbetaling niet eens zo vreemd. Het omgekeerde geldt ook: als je boeren de keuze zou geven tussen zeven uur werken aan hun boekhouding over een half jaar, of acht uur een maand later, dan kiezen ze er voor om het over een half jaar te doen. Maar als het moment is aangebroken en je stelt dan de vraag, dan zullen velen kiezen voor uitstel.
Morgen is vroeg genoeg om te beginnen met je pensioenvoorziening of de oplossing van het milieuprobleem. Maar je betaalt dan wel meer.

Gebaseerd op enkele artikelen uit The Economist: Economics Focus: the aggro of the agora, 14.1.2006 en The new paternalism, 8.4.2006

woensdag 19 april 2006

Lijstje: Kondratieff golft verder

Er zijn weinig beroemde Russische economen, maar Nicolai Kondratieff is er een van. Hij ontdekte lange termijn golven in de economie, met een amplitude (golfuitslag) van 45 a 60 jaar, en verbonden met belangrijke basisuitvindingen die tot expansie en stijgende prijzen leiden en soms eindigen in oorlogen (o.a. om grondstoffen). In zijn column in Technische en Kwantitatieve Analyse van deze maand (een uitgave van Elsevier/Beleggers Belangen) geeft Marc Faber een lijstje met de upswings uit de Kondratieff cycli:
1780 - 1814: wegen, kanalen, bruggen
1840 - 1870: spoorwegen en Suezkanaal
1890 -1921: auto's en film
1940 - 1960: huishoudelijke electronica
1995 - 2020: internet en telecommunicatie
Vaak zijn ook nieuwe opkomende landen verbonden met de upswing. Faber komt in zijn artikel ook met de hypothese dat de val van de Sovjet Unie veroorzaakt is door de dalende grondstoffenprijzen in de downtrend van 1973 tot 1998. Zijn voorspelling is dat de grondstoffenprijzen in de huidige upswing blijven stijgen en dat dit slecht is voor aandelenmarkten. Ofwel liever suikerbieten dan aandelen CSM. We zullen zien.

dinsdag 18 april 2006

biologisch nu ook gangbaar

De biologische landbouw kan nu ook als gangbaar geclassificeerd worden, met normale economische principes als kenmerk: na een forse recessie lijkt de weg omhoog weer gevonden. De NRC berichtte afgelopen zaterdag dat het circuit van de natuurvoedingswinkels (die eerder al merkten dat ook de supermarkten in bio gingen) nu worden opgeschrikt door de gespecialiseerde biologische supermarkt EkoPlaza, die in snel tempo winkels aan het openen is. Er zijn meer tekenen dat de markt aan het herstellen is. Enkele weken geleden meldde het Agrarisch Dagblad al dat er komende jaren tekort aan product is, en ook de topman van The Greenery riep volgens dezelfde krant vorige week op de jaarvergadering telers op om om te schakelen. En wortelen zijn op dit moment een goudmijn (als je ze nog te koop hebt), zo meldde biologisch teler S. op een Flevolands feestje zaterdagavond.
Allemaal goed nieuws dus in een week waarbij we bij Nautilus weer een stap hebben gezet om de samenwerking met Naturelle/The Greenery verder gestalte te geven. Maar dat mag dan ook wel na een enkele jaren voortslepende crisis die een aantal telers hun bedrijf en een aantal werknemers in de sector hun baan kostte.
Terugkijkend kun je je afvragen waar in het verleden de fouten zijn gemaakt. We moeten, zo constateerden we op hetzelfde feestje, het verhaal van de biologische landbouw in de jaren negentig nog eens opschrijven want er valt veel van te leren - ook voor andere sectoren. Zelf houd ik het erop dat de overheid wel erg lang bezig is geweest om niet-levensvatbare akkerbouwbedrijven te laten omschakelen naar bio. En pas laat is het probleem van de markt ontdekt. Maar ook de sector heeft lang geloofd in een soort 'internet-boom' waaraan pas een eind kwam met de Iceland affaire (een Engelse supermarkt die aankondigde 100% biologisch te gaan en binnen een half jaar, toen het product al geteeld werd, dat terug moest draaien) en het faillisement van de Belgische deGrieck met forse diepvriesvoorraden als gevolg. In de cooperatieve sfeer is ook lang het bestaan van de markt ontkent. Deels uit idealisme, deels omdat we geen onderscheid durfden te maken tussen telers naar schaalgrootte en kwaliteit (inclusief koppeling aan leveranciers). Personeel dat dat wel zag begon in een krappe arbeidsmarkt voor zichzelf. En in het landbouwkundig onderzoek hebben we het biologische onderzoek (door het parlement apart gelabelled) erg apart gezet waardoor we niet meer over de buhne kregen dat de wezenlijke problemen van biologisch helemaal niet specifiek biologisch waren maar ordinaire marketingproblemen, logistieke vraagstukken (kleine batches op verschillende locaties) en cooperatie/organisatievraagstukken.
Laten we dat inzicht niet vergeten, en in ieder geval in economisch opzicht de sector als volstrekt normaal beschouwen. En alle volgende nieuwe bedrijfstakken ook.

maandag 17 april 2006

FUTURE als acronym

Ooit ergens gelezen, maar de bronvermelding helaas niet genoteerd:

FUTURE
The Future will be:

Faster
Urban
Tribal
Universal
Radical
Ethical

zondag 16 april 2006

vrolijk pasen - op het platteland

In deze tijd van PC-globalisering wordt ook Pasen een feest voor de herbeleving van regionale cultuur. Paasvuren trekken meer mensen dan ooit, ook al zijn er plaatselijk problemen met de milieuvergunning en ik zie net op nieuwssite nu.nl dat er in het noorden van het land stankoverlast is van Duitse Paasvuren. Oud NAJK-voorzitter Jehan Bouma organiseert cursussen schapen-bevallingen: lammeren gegarandeerd in zijn kudde van 600 ooien.
Waar Pasen nog niet zo lang geleden de aanleiding was voor een dagje weg of de meubelboulevard, lijkt het ook een familie- en vriendenfeest te worden: de grootgrutters melden een fantastische omzet. Ook dat past in de trek naar het locale en het huiselijke.
Dat het platteland daarbij in opmars is blijkt ook uit twee andere berichtjes in de kranten van afgelopen dagen: op de catwalks van de modehuizen wordt stro gebruikt en er zijn modellen gesignaleerd met touw in plaast van een riem om het middel. En de regionale cultuur is inmiddels zo sterk (en tv-series maken zo goedkoop) dat regionale tv-zenders veel succes hebben met drama-series in dialect. Zoals op dit moment Herman Finkers die hoogtijdagen beleefd als Twents loonwerker in tijden van MKZ. Binnenkort op de landelijke tv met ondertiteling - leuk voor de diaspora en de stadse mensen. Overigens had Paul van Vliet daar vroeger al een schitterende cabaretsketsch over. Ik wens u regi0naal een Vrolijk Pasen.

zaterdag 8 april 2006

van input naar output financiering

Er is nog meer marktwerking mogelijk in het onderzoekssysteem: de overheid kan een markt maken waar die nog niet bestaat. Er zijn economen (als Michael Kremer van Harvard) die dat voorstellen bij vaccins zoals voor malaria. Als daar nu door de industrie niet genoeg in wordt geinvesteerd omdat de markt als niet-koopkrachtig wordt ingeschat, zou de overheid een juridisch bindende aankoopverplichting of een prijs op zo'n vaccin kunnen zetten van bv. een paar miljard euro.
Het is wellicht een alternatief voor de besteding van de FES gelden door de Nederlandse overheid, die vorige week een fors bedrag beschikbaar stelden voor de ontwikkeling van een phytophtera-vrije aardappel. De overheid hoeft dan niet meer de onderzoeksinstelling uit te kiezen (en roept vermoedelijk een race met investeringen van meerdere instellingen op, die groter zijn dan de prijs) en hoeft niet meer de besteding van het geld te beoordelen en te verantwoorden. Een 'advance purchase commitment' heet dat in het vakgebied.
The Economist van 25 maart besteedde aandacht aan de voor- en nadelen van zo'n APC-tje. Een nadeel lijkt dat de overheid beter dan het bedrijfsleven moet weten waarin moet worden geinvesteerd. Maar dat geldt eigenlijk ook in het huidige systeem. Bezwaarlijker is dat er niet zo iets bestaat als "de" phytophtera-vrije aardappel: het eerste ras hoeft niet het beste te zijn. Overigens is dit wellcht bezwaarlijker bij een overheid die het medicijn echt zelf koopt, dan bij een 'prijs'. Een ander aspect is dat er welliswaar om het product te ontwikkelen meer wordt geinvesteerd dan de prijs groot is, maar dat het daarna ook dreigt te stoppen. Er is geen prikkel, tenzij er een markt voor het product blijft bestaan, om door te ontwikkelen. Maar het voordeel is dat er wel snelheid in de ontwikkeling ontstaat, en dat kan op zich een voordeel zijn.
Het systeem van APCs zou in ieder geval de universiteiten ondernemender en daarmee mogelijk innovatiever maken, zo lijkt me.

vrijdag 7 april 2006

Het kennissysteem verandert

Met de landbouw verandert ook het kennissysteem van onderzoek, voorlichting en onderwijs. We hadden er deze week in Wageningen een interessante discussie over. Prof. Cees Leeuwis schetste twee grote veranderingen die door het systeem trekken: de privatisering en de nadruk op innovatie in de landbouw. En die twee lijken soms op gespannen voet met elkaar te staan. Bij innovatie gaat het om slimme nieuwe combinaties van techniek (hardware), diensten (software) en het organiseren daarvan (orgware). Om die combinaties te realiseren moet er kennis geassembleerd worden, vaak uit verschillende hoeken, in een trial and error proces maar met een zekere slagvaardigheid en flexibiliteit en met een doel op langere termijn. Samenwerking van verschillende kanten is daarbij van belang. De privatisering gaat er vanuit dat ‘kennis’ vermarktbaar is via vraag en aanbod, in concurrentie, met heldere contracten en een zekere bureaucratie van de markt (accountantscontrole e.d.) en bovenal dat vernieuwing een definieerbaar, lineair proces is. Veel onderzoekers en opdrachtgevers lijken problemen te hebben in beide veranderingen tegelijk te werken.
Het gesprek werd door Jan Buurma geillustreerd met een casus over het rijpaden systeem in de biologische landbouw, waarbij robotisering van de biologische landbouw wordt voorbereid. Sommigen zien hierin geen transitie of innovatie, maar een ordinaire verspreiding van een uitvindig die bij precisielandbouw aan de universiteit en nu bij een paar boeren in het zuidwesten van het land al beschikbaar is, en uitgerold moet worden naar andere delen. Een enkeling vond bij de robotisering van de biologische landbouw wel sprake van een transitie: we gaan over naar een zeer technisch, niet zo aaibaar beeld van de biologische landbouw, en er komen nieuwe spelers in de keten als GPS-leveranciers en robot-ontwikkelaars. Anderen zagen toch op zijn minst nog wel een forse systeem-innovatie vraag: hoe zorg je dat de innovatie van boeren, tractorfabrikanten en loonwerkers op elkaar aansluit, wat betekent het voor ontsluiting van kavels, hoe profiteer je van kennis van chrysantentelers waar het al werkt, hoe zorg je dat het systeem via de learning curve betaalbaar wordt.

In deze onduidelijke innovatie-situatie wordt de rol van het kennissysteem inderdaad nog eens extra onduidelijk: vanuit de financier lijkt er een belang te liggen in het verspreiden van de kennis in de biologische landbouw, om daar de kostprijs te verlagen en bij te dragen aan de politieke doelstelling van uitbreiding van deze productie. Uit het innovatie-perspectief zou je als onderzoeker vooral in staat gesteld moeten worden om kennis van de universiteit (waar eerder precisielandbouw werd bedacht), die van de betrokken boeren (co-innovatoren) en die van de chrysantentelers, GPS-leveranciers en een tractorfabrikant in elkaar te vlechten tot een geslaagde toepassing en marktintroductie elders in het land. De valkuil in het privatiserings-paradigma is dat de onderzoeker beperkt wordt tot een uurtje-factuurtje advisering (betaald door de overheid) aan de betrokken boeren c.q. een deal maakt om de betrokken ondernemers te helpen in ruil voor het recht de kennis en het systeem elders uit te venten. Misschien is een betere, met het innovatie-paradigma consistente, invulling van het privatiseringsaspect wel dat je ook echt marktdenken toepast: de onderzoeker wordt met de universiteit en de boeren oprichter van een spin-off B.V. waarin de innovatie verder wordt uitgewerkt en vermarkt wordt naar de rest van de wereld. Door de co-innoverende boeren een aandeel in de BV te geven voorkom je ook dat zij hun aandacht aan andere zaken gaan geven (zoals is gebeurd), omdat bij hen de rijpaden-tractoren al rijden en het belang bij verdere ontwikkeling van het systeem even te ver weg ligt. Maar dat vraagt natuurlijk wel om ondernemende onderzoekers en financierende ambtenaren die zich als venture capitalist opstellen. Over transitie gesproken.

dinsdag 4 april 2006

Oude vernieuwingen

Ik had gedacht u vandaag op een lijstje rurale niet-Nederlandse werelderfgoederen te tracteren, maar de unesco-site bevat alleen een mooie applicatie waarop je sites van erfgoederen kunt aanwijzen op de aardbol. Daar kun je niet zo makkelijk er 10 uit selecteren. Dus dat komt wellicht ooit nog eens.

Dan maar even aandacht voor het feit dat vernieuwingen van alle tijden zijn, ter voorbereiding op een besloten lezing die ik morgen in Wageningen organiseer over transities. Bij Wageningen UR verscheen een leuk rapport met vier oude en vier huidige gevalsbeschrijvingen van forse veranderingen in de landbouw. De oudere voorbeelden zijn de legbatterij, de substraatteelt, de melkquotering en de tractor (als vervanger van het trekpaard). In de beschrijving wordt veel nadruk gelegd op de rol van de ondernemers als veranderaars. Een bedrijfskundige optiek die past bij het idee dat ondernemerschap centraal staat in veranderingen. Op dezelfde wijze zijn actuele situaties beschreven: de traaggroeiende, voedselveiliger kip, de stadteland cooperatie, rijpaden en de gesloten kas. Op die manier blijkt dat veranderingen van alle tijden zijn en veranderaars lijkt steeds weer hetzelfde boven het hoofd te hangen.
Wat me bij blijft is dat geslaagde veranderingen netwerken vragen die veranderingen op allerlei punten (schakels in de keten) tot stand brengen. Of anders gezegd of een idee slaagt en hoe het wordt vormgegeven hangt niet zo zeer van de ondernemer of ondernemende veranderaar af, maar vooral van het feit of het idee goed past in alle economische en technische randvoorwaarden. Vaak moeten instituties (contracten, werkwijzes, procedures, handelskanalen) worden aangepast aan de achterliggende economische trends (noodzaak van arbeidsproductiviteit, transactiekosten) wil een technische vinding een succes worden. Wat mij betreft komt er dus meer aandacht voor die trends en de aanpassingen van instituties en minder voor de vindingen zelf en de ondernemers / veranderaars. Als je althans er vanuit gaat dat het bevorderen van innovatie vooral het wegnemen van bottlenecks is.

C. de Lauwere et al.: Ondernemers en de actoren in hun omgeving in beweging. LEI, Den Haag zie ook: www.lei.nl

maandag 3 april 2006

lijstje: werelderfgoederen NL

Werelderfgoed bestaat uit culturele en natuurlijke, gebouwde en ongebouwde zaken van op wereldschaal uitzonderlijke betekenis, die voor het nageslacht bewaard zouden moeten blijven. Wereldwijd zijn er anno 2005 812 ‘sites’, zo meldt de betreffende internetsite Interessant is nu wat Nederland bij Unesco heeft ingeleverd. Opvallend genoeg niet de grachten van Amsterdam, de Deltawerken of Marken. Van de zes is er maar 1 volledig cultureel: het Rietveld Schröderhuis. De anderen hebben relaties met platteland en water. Dat levert dus een relevant lijstje op van Nederlandse werelderfgoederen met een plattelandskarakter:
1. de polder De Beemster
2. de molens van Kinderdijk
3. Schokland
4. de stelling van Amsterdam
5. het Ir. D.F. Woudagemaal

zondag 2 april 2006

Over de toekomst van het Groene Hart

De discussie over de toekomst van de veenweidegebieden in het westen van het land (gemakshalve: het Groene Hart) kan op sommige punten nog wel een paar slagen maken.
Zo is er veel misverstand over de rol van de veehouderij. Sommigen zijn van mening dat de melkveehouderij aan de vooravond van een vergaande liberalisering staat en daarmee uit dit gebied zal verdwijnen. Dat lijkt me onzin. Zo’n liberalisering is op termijn inderdaad niet onwaarschijnlijk (hoewel de melkquota nog wel tot 2013 zullen blijven), maar dat betekent niet de verdwijning van de melkveehouderij. Die is er al eeuwen – veel langer dus dan het landbouwbeleid. De fysisch geografische omgeving is nu eenmaal uitermate geschikt voor deze bedrijfstak. Voor het voortbestaan van de Nederlandse zuivel is het Groene Hart niet van belang – de productie kan ook wel elders gebeuren. Maar met de veenweide gebieden kun je weinig anders dan grasteelt en veehouderij (zeker vergeleken met de Veenkolonieen of de Flevopolders), dus melkvee zou het hier wel eens heel lang kunnen volhouden. Het zicht vanaf de snelweg op de weilanden mag dan snel afnemen, daarmee verdwijnt de veehouderij nog niet. Niet voor niets zijn er ook veel bedrijfsopvolgers in het gebied, ondanks het feit dat er dichtbij in de stad ook ander werk is.
Een tweede misverstand is dat de toekomst van het Groene Hart bepaald wordt door de toekomst van de veehouderij. Ook dat is onzin. Grond brengt in een alternatieve aanwending voor woningbouw of een zichtlocatie veel meer op dan weiland. Dat is al decennia (zo niet eeuwen) het geval. De toekomst van het Groene Hart wordt dan ook bepaald door de ruimtelijke ordening. Als we morgen kiezen voor een Los Angeles inrichting van Nederland, dan zal het areaal weiland wel fors afnemen. Maar ook dat effect wordt overschat: er is gewoon geen koopkrachtige vraag naar pakweg 100.000 ha bungalowwijk. Niet alleen omdat de bevolking stabiliseert, maar zelfs bij een forse immigratie. Iets dergelijks geldt voor de recreatie: een paar meren erbij is mooi voor wonen aan het water met je eigen zeilboot, maar –zoals een campinghouder op de Veluwe dezer dagen in de NRC stelde- dit concurreert sinds kort ook met een vliegticket naar Lissabon voor 50 euro.
Ik denk overigens dat als het puntje bij paaltje komt, het slagenlandschap in het Groene Hart zoveel cultuuraspecten heeft, dat er een beweging zal ontstaan dit te bewaren in de vorm van een nationaal park, en daarmee een LA-variant tegen te houden. Daar zijn ook natuur-argumenten voor, zoals de conservering van weidevogels als de grutto. Omzetten in woningbouw of wilde natuur zal dan niet plaats vinden, en het zal blijken dat het laten van het beheren door boeren goedkoper is dan beheer door een ambtelijke natuurorganisatie.
En dan het derde misverstand: het klimaatbeleid is ermee gediend dat we snel het waterpeil verhogen (zodat er minder bodemdaling plaats vindt, en minder emissie) en daarmee veehouderij onmogelijk maken. Er zijn er nog al wat studies en suggesties voor andere bedrijfssystemen die suggereren dat boeren bij (deels) hogere waterpeilen ook kan. Dat is minder rendabel en de grond zal dan ook minder waard zijn, maar na verwerking van dit eenmalige waardeverlies (door ‘reorganisatie’) lijken er de nodige mogelijkheden. En er is de vraag of peilverhoging wel de meest welvaartsverhogende actie is. Drasland en moerassen kennen ook emissie. Stel dat er handel in emissierechten zou zijn: dan zou het best eens kunnen zijn dat de veehouderij geld genoeg opbrengt om de emissiereductie elders te laten plaats vinden. Iemand zou dat eens uit moeten zoeken.

zaterdag 1 april 2006

Platteland: productie- of consumptieruimte?

Woensdag was ik in Parijs voor een seminar van de Franse en Britse landbouweconomen-verenigingen SFER en AES over plattelandsontwikkeling. Een goede netwerkbijeenkomst waar Nederlanders ontbraken en waar ook nog wat te leren viel.
De algemene teneur was dat het met de problemen van het platteland wel meevalt. Zeker van Engelse zijde werd benadrukt dat er opvallend veel bedrijfsopvolgers zijn, er een trek van de stad naar het platteland is en dat inkomens er hoger liggen. Voor de problemen moet je blijkbaar in de stad zijn. Een groot probleem werd wel gesignaleerd: de huizenprijzen zijn in Engeland het afgelopen decennium juist op het platteland tot records gestegen, dankzij alle toestroom van mensen die met de voeten voor het platteland kiezen (leve de commuting en het telewerken) en in de steden hun plek afstaan aan immigranten. Was vroeger de kwaliteit van de huizen op het platteland een issue, nu is het de 'affordability'.
Een opvallende constatering van een van de sprekers was dat er nog als wat verschillen van inzicht zijn in wat het platteland nu eigenlijk is. Niet alleen qua definities maar ook wat betreft de functie. Historisch gezien zouden de Fransen het territoir rurale vooral als een productieruimte hebben gezien, terwijl de Engelsen de country side vooral als een consumptieruimte beschouwen: een place for living, want agrarische producten kwamen meestal van overzee.