maandag 30 oktober 2006

rendement uit grond


Eind van de middag bezocht ik een genoeglijke receptie van Van Lanschot Bankiers in Zoetermeer. Ik ontmoette er een agro-ondernemer pur sang, grootgeworden in een agro-industriele activiteit en aan- en verkoop van verschillende boerderijen.
We kwamen tot de conclusie dat toch een van de onderschatte mechanismes in de huidige Nederlandse landbouw de instroom van kapitaal is uit andere sectoren als gevolg van grondverkoop naar bestemmingen buiten de landbouw. Dat levert rendement en veel geld op, waarmee ondernemers ook hun bedrijf (elders) kunnen vergroten en vernieuwen. En deels drijft het natuurlijk de grondprijs op, waar ook nadelen aanzitten bij bv. bedrijfsovername of uitbreiding. Maar over dat laatste hoor je meer dan over het eerste. Kortom, onderbelicht zijn de dynamiek van schaalvergroting door (soms verplichte) grondhandel en daarmee ook de natuurlijke selectie op boeren met dergelijke vaardigheden (alleen die blijven over, alleen groene vingers is niet genoeg, 'blauwvingers' zijn ook nodig).

zaterdag 28 oktober 2006

lijstje: transities in de Nederlandse landbouw

Het is weer eens tijd voor een lijstje. Dit keer zeven historische transities in de Nederlandse landbouw, uit een artikel van de Transitie-onderzoekers Geels, Schot en Verbong:

  1. Eerste ronde mechanisatie en gewasverbeteringen (1860-1920)
  2. mechanisatie in de voedselverwerking (1870 - 1920)
  3. standaardisatie van voedingspatronen (1920 -1960)
  4. omschakeling naar massa productie met high-input landbouw (1940 -1970)
  5. de revolutie in retail: van winkel naar supermarkt (1950 -1980)
  6. differentiatie in voedingspatronen (1960 - 1990)
  7. opkomst en neergang van de veehouderij en bioindustrie (1970 -2000)

bron: Frank Geels, Johan Schot en Geert Verbong: A multi-level analysis of historical transitions in agriculture and food. Artikel in een Transforum bundel: the organisation of innovation and transition.

dinsdag 24 oktober 2006

wetenschap over innovatie



Wetenschappers en anderen lieten vandaag in Ede hun licht schijnen over wat er met wetenschappelijke analyse allemaal te leren zou zijn van innovatietrajecten (en projecten) in de agrosector. Leuke, goed georganiseerde dag, die toch niet helemaal geruststellend is kwa uitkomst - althans wat mij betreft.

Allereerst viel me op dat er heel weinig gedacht wordt vanuit internationale trends. En die zullen als selectiemechanisme ('regime' in de vaktaal van sommigen) functioneren voor welke innovaties tot grote bloei komen, en welke niet. In de voedingsmiddelenindustrie zullen die trends toch zeer waarschijnlijk schaalvergroting (onder invloed van liberalisatie, interne markt) en daarmee kostprijsverlaging als ook een toegevoegde waarde strategie zijn. En die zullen af en toe botsen met locale / regionale wensen rond het platteland. Innovaties die niet duidelijk bijdragen aan die schaalvergroting/kostprijsverlaging of aan duidelijke toegevoegde waarde of het knelpunt van de locale ruimtelijke inpassing niet oplossen, maken m.i. weinig kans. Het werd mij niet duidelijk of hier nu wel goed op wordt gescreend. Een aantal van de projectideeen leek mij, zelfs in aanmerking genomen de zeer onvoldragen vorm waarin ze gepresenteerd werden, deze test niet te kunnen overleven.

Een tweede kanttekening is dat er so wie so ook weinig internationaal wordt rondgekeken. Iemand wees er op dat we hier multi-functionele landbouw wel kunnen gaan uitvinden, maar dat in de Alpen men dat al jaren doet.

Als derde opmerking moet me van het hart dat ik in de presentaties (en de filmpjes van de wetenschappelijk directeuren) uberhaupt weinig of geen beelden zag van winkelschappen en fabrieksprocessen in de voedingsindustrie. Mooie landschappen en scharrelende kippen lijken meer aan te sluiten bij beelden van duurzaamheid.

En de vierde bevinding is dat mij nog niet erg duidelijk is hoe het wetenschappelijke herkauwen van de innovatieprojecten er aan bij zal dragen dat de kennisinfrastructuur weer beter die innovatieprojecten kan doen. Het zal best een aantal aardige proefschriften opleveren, maar wellicht is een website met goede casebeschrijvingen (in de zin van Harvard case writing) wel minstens zo snel en boeiend.

de foto komt van www.reclamearsenaal.nl en is een affiche van voor de oorlog voor een andere lampenfabrikant uit het Zuiden des lands.

maandag 23 oktober 2006

wie krijgt wat van Brussel

Question: what do Prince Albert of Monaco, Ted Turner, Lufthansa, Congressman Marion Berry (D-AK), the Danish State Prison Service, NestlĂ©, the Duke of Westminster and Dutch Agriculture Minister Cees Veerman all have in common? Answer: they all receive large payments under the European Union and United States farm subsidy programs. Until recently, governments kept records of such payments in files marked 'top secret'. But thanks to the achievements of investigative journalists, academic researchers and campaigning non-governmental organizations, light is now being shed on the question of who gets what — and why.
Dat is de wervende tekst van de site www.farmsubsidy.org Ik heb de site even uitgeprobeerd en hij werkt (althans voor de landen waar men data over heeft, en dat zijn er maar een beperkt aantal, waaronder Nederland) uitstekend. Er blijken 44 boeren /maatschappen met de naam Poppe te zijn die subsidie krijgen, allemaal in Nederland. De subsidiebedragen van mijn broer, mijn zwager en nog wat bekenden had ik zonder wachttijd boven water, meerdere jaren op een rijtje en opgeteld.
De site is ook geschikt voor social interest: bij veel boeren in Nederland staat de subsidie op naam van de maatschap van man en vrouw, dus als je wilt weten welke boer uit je geboortedorp welke vrouw heeft gezocht, kun je het hier vinden. Adressen ontbreken, maar de naam van de gemeente wordt wel gemeld en is een zoekcriterium. Statistieken kun je er helaas nog niet mee maken.
Ik kan me voorstellen dat een aantal boeren minder gelukkig is met zo'n site. Er zit vermoedelijk weinig anders op dan een beter alternatief te maken, waarin je ook laat zien wat je doet voor dat geld.

zondag 22 oktober 2006

druiven-oogst


Dit weekend oogstte ik de Frankenthaler druiven in ons kasje. Een goede, biologische, oogst dit jaar met weinig schimmel. Uit de Economist van 14 oktober begreep ik dat onze collegas van het INRA (het Franse instituut voor landbouwkundig onderzoek) nu hebben uitgevonden dat de waarde van de wijn meer afhangt van de fles dan van de inhoud. Aldus enkele artikelen in het nieuwe Journal of Wine Economics.


Objectieve standaards als de varieteit en de kleur doen er meer toe dan de smaak en de geur. En in een experiment met champagne boden kopers een 33% hogere prijs wanneer bij een proef ook de fles was te zien, dan wanner er sprake was van een blinde proeverij. Wat suggereert dat de smaak de waarde vermindert. Men is dus vooral bereid te betalen voor de naam, niet voor de wijn.
Al met al doet de verpakking er dus toe. In een discussie een paar weken geleden over melk, constateerde Motivaction in een enquete dat kopers zeggen dat de verpakking er niet toe doet. Iemand van Friesland Foods repliceerde meteen dat dat er in de winkel juist veel toe doet. Typisch zeggedrag versus doegedrag. Bij wijn is het in ieder geval duidelijk.

Overigens schijnt het goed te gaan met de prijzen van (Franse) kwaliteitswijnen en is de Bordeaux 2005 de beste in een generatie. Liefhebbers volgen de Liv-ex en de Decanter Bordeaux Index. Als dat maar geen 'bubble' wordt.

zaterdag 21 oktober 2006

geen patenten vandaag

Open innovatie, waarover ik gisteren blogde, brengt mogelijk met zich mee dat er minder nadruk ligt op patenten en octrooien. De snelheid van iets nieuws ontwikkelen en op de markt brengen, en daarmee de standaard zetten, is wellicht belangrijker. In ieder geval loopt het aantal patenten in sectoren die aan de agrarische sector verwant zijn, terug. Voor Ard-Pieter de Man en Mike Bigwood reden om in ESB te concluderen dat de innovatie in de landbouw terug is bij af. Hun verhaal past in de gedachtelijn dat alleen de tuinbouw nog te redden is en dat de landbouw uit Nederland verdwijnt - wat landschapsarchitect Adriaan Geuze in een bijeenkomst van MNP en Wageningen onlangs nog fatalisme in het kwadraat noemde. Geuze vindt dat de babyboomers de macht maar eens over moeten geven aan de neo-conservatieve masterplanners. Dan komt het weer goed met het landschap.
Collega's van mij hebben nog al wat kritiek op het artikel in ESB, en hopelijk komt er een debat. Een paar elementen wil ik alvast wel aandragen. Allereerst is de statistiek hier en daar mager. Een belangrijke categorie van patenten (7%) heeft te maken met het "vangen van dieren". Ik kan me er weinig meer bij voorstellen dan kleiduivenschieten en het vangen van muskusratten.
Het doet me denken aan de schitterende cabaretsketch van Dorus (Tom Manders) van zo rond 1970. Dorus is de magazijnbediende in stofjas (fles jenever tussen de spullen op de stellingen) die zijn nieuwste uitvinding presenteert: de verbeterde muizenval. Plankje met scheermesje er op. Dorus legt uit hoe het werkt: stukje kaas aan de ene kant, muis komt van de andere kant en eet met hoofd over het mesje heen de kaas. Tweede dag: zelfde gang van zaken. Derde dag leggen we geen kaas, muis komt eraan en schudt boven het scheermesje zijn hoofd en en weer:"geen kaas vandaag" - en snijdt zo zijn keel door. Onvergetelijke scene over het vangen van dieren.
Los daarvan zeggen mijns inziens patenten wel iets maar lang niet alles. De Nederlandse voedingsmiddelenindustrie heeft zich de afgelopen 10 jaar veel meer gericht op de markt (denk aan de toetjes) en zaken als logistiek. Daar horen minder patenten bij dan bij de klassieke trits fundamenteel onderzoek - toegepast onderzoek - R&D - produktintroductie.
En verder is er de vraag of de relatie tussen patenten in onderzoek en de ontwikkeling van de primaire land- en tuinbouw niet losser is geworden. We doen nog steeds veel toonaangevend onderzoek in rozen, maar de rozen worden steeds meer in Kenia en Equador geteeld. En de vermarketing is dan weer hier. Natuurlijk komt er wel een keer dat Air Kenia met de KLM gaat concurreren, Nairobi met de veiling van Aalsmeer en een Keniaanse universiteit met Wageningen. Voor de Afrikanen is te hopen dat het snel gebeurt, maar ik betwijfel of we dat nog meemaken.
Een sterke primaire sector stimuleert toeleveranciers te innoveren en omgekeerd kunnen sterk innoverende toeleveranciers de primaire sector helpen. Maar als we door globaliseren specialisatie krijgen in de toelevering en Nederlandse akkerbouwers kopen hun ploegen nu niet meer op Goerree maar in Zweden en hun bietenrooiers niet in Steenbergen of Nieuw-Vennep maar in Frankrijk, zegt dat nog weinig over de toekomst van akkerbouwers met een schaalvergrotingsstrategie. Die blijven gewoon aardappelen en bieten telen.

vrijdag 20 oktober 2006

Bomen over innovatie

Gisteravond dineerden we in een futuristisch gebouw midden op een boomkwekerij over open innovatie. Een initiatief van Transforum. Goed eten, leuke mensen, interessant onderwerp.
Open innovatie gaat over het samen met anderen innoveren, en dus niet alleen afgeschermd in eigen huis. Need for speed is een van de redenen om dit te doen, zo benadrukte AWT, het adviescollege voor wetenschap en technologie dat er gisteren ook een rapport aan de regering over uitbracht. Hot topic dus.
Achteraf gezien vond ik dat er aan ons diner-pensant wat weinig onderscheid werd gemaakt tussen de primaire sector en de food (en flower) industrie en dat er veel onuitgesproken meningen waren over de impliciet gewenste richting van de innovatie.
De primaire sector is ook innovatief, maar niet alle 60.000 boeren en tuinders kunnen met nieuwe soorten melk of andere melkrobots komen. Grootste, traditionele knelpunt is nu eenmaal schaalgrootte: bedrijven zijn te klein om te overleven. Ook een differentiatiestrategie kan bij boeren werken, maar het lijkt me onwaarschijnlijk dat we op korte termijn 10.000 melkveehouders aan een toekomst helpen via de verslaafden-, gehandicapten- en toeristenzorg. Zo ziek is dit land hopelijk ook weer niet. Maar lokaal kan ook hier open innovatie natuurlijk helpen.
Veel belangrijker voor de economie (en de toekomst van de primaire sector) is echter de innovatie bij de voedingsmiddelenindustrie. Daar zou open innovatie kunnen helpen als de zuivelondernemingen en slachterijen (vleesverwerkers schijn je nu te moeten zeggen) samen op weg gaan met zorgverzekeraars of de verpakkingsindustrie, of de transportsector, of de retail om te zien wat er mogelijk is. In plaats van in de achterkamertjes proberen wat te ontwikkelen dat als het succesvol is binnen de kortste keren gekopieerd wordt door een huismerk. En als dat goed werkt, profiteert indirect ook de boer en tuinder. Doordat er vraag blijft naar grondstoffen. En soms wellicht naar hele specifieke.
In de nationale discussie over innovatie in de agrosector worden m.i. de twee niveaus in de keten teveel door elkaar gegooid. Er zijn beelden dat de sector niet innovatief is omdat veel boeren 'alleen maar' naar schaalgrootte streven, resp. omdat de innovaties in de voedingsmiddelenindustrie te weinig consequenties hebben voor de primaire landbouw. Ik zou er voor willen de pleiten hier de markt gewoon zijn gang te laten gaan. Geen blauwdruk maar vertrouw op ondernemerschap en een lerende sector. In de termen van de veranderkunde van de Caluwe: groen veranderen in plaats van blauw of rood veranderen.
Er bestaat zoiets als padafhankelijkheid en als het voor de industrie het meest profijtelijk is om te kiezen voor innovaties in de verwerking die weinig consequenties hebben voor boeren en tuinders (anders dan een vraag naar grondstoffen), terwijl er tegelijkertijd een aantal boeren zijn die zich op de zorg of natuur storten, waarom zouden we daar dan tegen zijn. Wees blij dat er innovatie is, en laat de richting aan de markt over. Dat is al lastig genoeg, zeker nu je niet meer alleen moet leren je op De Consument te richten maar op de waardecreatie voor allerlei groepen van consumenten. Daar helpt wellicht open innovatie bij. En een open mind over innovatie.
Goed initatief dus, zo'n diner pensant tussen de bomen - het zet aan tot bomen en nadenken.

de foto komt van www.boomkwekerij-harderwold.nl

woensdag 18 oktober 2006

terug naar vandaag

Vandaag sloegen we de "eerste damwand" voor een nieuw kantoorgebouw waar het LEI over 16 maanden intrekt. Driehonderd meter van het huidige kantoor in Den Haag. In het plan van de post-modernistische, Spaanse architect Ricardo Bofill die bekend staat om context gevoelige ontwerpen. Het ziet er inspirerend uit.
We bloggen nog even door, want ik begreep gisteren uit de NRC dat het schrijven van verhalen helpt (als een van de weinige therapien) tegen depressies. Dichten niet, want dat is niet narratief genoeg. En het trekt ook nog depressieven, van beroepsschrijvers zijn dat bovengemiddeld. Doorbloggen dus, maar niet te veel.
En dan is er de laatste dagen nog de canon: 50 onderwerpen uit de geschiedenis die we allemaal zouden moeten kennen. Zoals bij alle lijstjes is meteen de vraag wat er ontbreekt. Het zal je niet verbazen dat de opmerking hier gemaakt wordt, maar landbouw en economie scoren niet hoog. Met enige goede wil arresteer ik de Hunebedden (landbouwvolk), Beemster, van Goch (aardappeleters en zonnebloemen) en 1953 (watersnood). En misschien de VOC en de buitenhuizen. Maar geen Batavieren, Bintje, Staring, IJsselmeerpolders. Geen koeien en tulpen. Kortom: kan Frau Antje er niet in?

dinsdag 17 oktober 2006

een boerin met noten op haar zang

Over noten gesproken: op dezelfde bijeenkomst van vrijdag was een boerin die twee noten op haar zang had. In de eerste kon ik me wel vinden: we moeten af van het woord subsidies bij vergoedingen voor landschapsonderhoud. Als boeren geld ontvangen om weidevogels te laten broeden (door hun grasland later te maaien) of om houtwallen te onderhouden, dan spreken we (en in ieder geval de EU) van subsidies. Betrokken boerin ziet het als een kostenvergoeding voor een dienst, die je aan de overheid verkoopt. Net zoals de wegenbouw of de baggerindustrie vooral voor de overheid werkt (afgezien van een geprivatiseerde haven NV die een haven uit laat baggeren), en dan zeggen we ook niet dat de baggerindustrie of de wegenbouw wordt gesubsidieerd. Ze krijgen gewoon betaald voor hun dienstverlening.
Subsidies zijn negatieve belastingen die de overheid betaalt om de kosten van arbeid of kapitaal te drukken. Daardoor kan bijvoorbeeld het Nederlands Ballet voorstellingen aanbieden tegen een prijs die lager ligt dan de kostprijs. Of een werkgever kan een te laag geschoolde werkloze aannemen. Kost- en marktprijzen worden door subsidies dus kunstmatig bijgesteld. Een vergoeding voor onderhoud of aanleg van een houtwal wordt -althans in de ogen van de boerin- niet gegeven om de melk beneden kostprijs aan te kunnen bieden. Anderen zien dat overigens soms wel zo: in dat type landschap ligt de kostprijs hoger, en dat moet je dan subsidieren om de melk te kunnen laten produceren. Ik heb wel sympathie voor het standpunt van de boerin: zo wordt landschapsonderhoud een aparte dienst, waar je een markt voor kunt creeren.
En vandaar dat ik minder sympathie had voor haar tweede noot: de EU schrijft voor dat dergelijke vergoedingen op kosten gebaseerd moeten zijn om te voorkomen dat sprake is van staatsteun. Gevolg is dat er (voor het gemiddelde bedrijf) geen winst gemaakt kan worden op het leveren van zo'n dienst. Maar als je een concurrerende markt zou hebben (bv. via tendering van het onderhoud: wie dat het goedkoopst kan, mag het werk uitvoeren zoals bij het baggeren van een rivier) dan zou er ook weinig winst in de vergoeding zittten. Het gemiddelde bedrijf maakt ook geen winst op het leveren van melk, dus waarom dan wel op het onderhouden van de houtwal? Waarom dat zo is, is een ander verhaal - die economische theorie schrijf ik ook nog wel eens op. Mijn verwachting is dus dat het veranderen van die EU regelgeving op dit vlak weinig euros voor de aanbieders van de diensten zal opleveren.

maandag 16 oktober 2006

Noten kraken: opportunity cost van arbeid leidt tot specialisatie



Tijd voor de walnotenoogst. We hebben er veel dit jaar, maar ze zijn wat aan de kleine kant. Blij toe, want vorig jaar sloeg een bladvirus ziekte toe met als gevolg al vroeg een kale boom en geen noten. En de vrees dat we boom om zouden moeten zagen.

Laten we ook nog even een economische noot kraken. Op de bijeenkomst waarover ik gisteren al blogde vertelde een jonge boer dat hij recent besloten had te trouwen, de ouderlijke boerderij over te nemen en te stoppen met de kaasmakerij. Dat speet hem duidelijk - dat er na generaties geen kaas gemaakt meer zou worden.
Zijn moeder was er bij haar trouwen nog ingestapt en had haar baan in een manufacturenwinkel opgezegd. Zo kon ze werk en kinderen combineren. Zijn kersverse echtgenote is verloskundige en heeft een eigen praktijk. Dat brengt meer op dan kaasmaken, dus geen kaas meer op deze boerderij.

Economen zien hier een paar dingen. Allereerst dat er een rationele keuze gemaakt wordt op basis van de (netto) opbrengst per uur. En die is in het eigen beroep hoger. Dat komt steeds meer voor omdat mensen hoger opgeleide banen hebben dan vroeger, of meer in hun werk (in dit geval een eigen praktijk) hebben geinvesteerd. Dat maakt van type werk veranderen minder aantrekkelijk. Verder kan een rol spelen dat je ook niet makkelijk terug kunt, en niet alleen voor de liefde maar ook voor werk en inkomen afhankelijk wordt van je huwelijk. Ook boerenhuwelijken houden niet als vroeger per definitie stand en dus gaat switchen ook gepaard met risico's. En tot slot is de reistijd tot het werk buiten de boerderij afgenomen: met de auto is de verloskundige waarschijnlijk sneller (en mogelijk relatief goedkoper) bij haar klanten dan haar schoonmoeder bij de manufacturenzaak. Een hoop redenen voor specialisatie dus, zo verdwijnt het gemengde bedrijf.

Economen vinden dit overigens geen echt probleem. De hogere opleiding en hogere verdiensten per uur betekenen meer welvaart. En als er een tekort aan boerenkaas komt, gaat de prijs wel omhoog zodat de echtgenote alsnog de switch maakt of in een andere, vergelijkbare situatie er voor kaasmaken wordt gekozen. In het jargon: product- en arbeidsmarkt komen vanzelf weer in evenwicht.

de foto haalde ik van www.treklens.com en is gemaakt door Didier Schaeken

zondag 15 oktober 2006

melkveehouderij naar 2020


Vrijdag waren we weer eens op de Eemland hoeve. Nu voor een bijeenkomst over duurzaamheid in de melkveehouderij. Ik mocht er een verhaal houden over duurzaamheid en concurrentiepositie, naar aanleiding van een door ons (het LEI bedoel ik) gepubliceerd rapport. Er volgde een nuttige en open discussie, met bijvoorbeeld weinig vooringenomen standpunten over de relatie tussen bedrijfsgrootte en duurzaamheid [vaak worden grote bedrijven als weinig ecologisch duurzaam gezien terwijl kleine bedrijven juist veel eerder te intensief zijn en zeker niet economisch duurzaam]. Over de conclusies gaat de Stuurgroep Technology Assessment voor de kerst de minister adviseren - dus daar hoor je me hier niet over.
Mijn eigen indruk (en inbreng in de discussie) is dat de ontwikkelingen in de melkveehouderij tot 2020 aardig vastliggen: een forse autonome schaalvergroting waarbij denken in kostprijs centraal staat (vanwege liberalisatie beleid) en meer toegevoegde waarde in producten voor bepaalde groepen (segmenten) van consumenten. Die produkten komen deels van de grote zuivelconcerns (die het nog veel over "de" consument hebben, in plaats van 'groepen van consumenten'), deels van kleine nieuwkomers a la Heida Zuivel. Het zou me verbazen als meer dan 10% van de boerderij melkstroom in 2020 apart gehouden wordt en in die produkten gaat. En het zal dan niet eens altijd om reden van landschap (inclusief de fameuze weidegang van koeien) zijn. De redding van het landschap komt dus niet uit de markt - als er iets gered moet worden en te redden valt. Zo gaan de koeien op stal vanwege verkaveling, niet schaalgrootte an sich.
We werden gevraagd wat we de nieuwe minister zouden adviseren in deze. Mijn suggestie a titre personel zou zijn:
  • spreek niet meer over DE melkveehouderij, er zijn segmenten (de Rouveen-specialty melkerij etc)
  • faciliteer de innovaties die de maximaal 10% melkstroom in speciale producten proberen tot stand te brengen
  • zorg voor een realistische beoordeling en beeld van de relatie schaalgrootte en duurzaamheid: een melkveebedrijf van 1000 koeien in de Veekolonien is wellicht duurzamer dan een zetmeelaardappelbedrijf in de Veenkolonien of een melkveebedrijf met 60 koeien in Brabant - of niet: laat dat eens uitzoeken.
  • kijk of je weidegang kunt stimuleren door kavelruil e.d.
  • kijk of je landschap kunt behouden door te betalen voor publieke zaken als houtwallen.
  • en laat verder de sector zich gewoon ontwikkelen, dan komt het wel goed.

de foto komt uit het Bomenblad van Alterra en is gemaakt door Theo Tangelder

vrijdag 13 oktober 2006

Flying Dutchman en corruptie in Kameroen

Een paar dagen geleden besprak ik het boek 'undercover economist' met een hoofdstuk over de corruptie in Kameroen en het effect daarvan op de economie. Een leuk verhaal over die corruptie is te vinden in het KLM blad the Flying Dutchman dat deze week uit is. Ik krijg althans allerlei mailtjes en smsjes met de complimenten voor mijn bijdrage. Waarvoor dank

woensdag 11 oktober 2006

Systeemdenken

Wie geintereseerd is in veranderingen, is ook geinteresseerd in hoe een systeem in elkaar zit - anders kun je niet zien wat, laat staan begrijpen waarom, het verandert. Er bestaan handige technieken om systemen te schetsen en daarin patronen te zien. Dat is het vak van de systeemkunde. Een aardig boek op dat vlak is: Bill Bryan, Michael Goodman en Jaap Schaveling: Systeemdenken - ontdekken van onze organisatiepatronen. Uitgegeven bij Academic Services
Er ligt nog een uitdaging om de (succesvolle) patronen in onze landbouweconomie van afgelopen 150 jaar met systeempatronen een beeld te brengen.

zondag 8 oktober 2006

undercover economist

Wie de economische invalshoek in huis-, tuin- en keukenjargon (althans dat hoop ik) van deze blog bevalt, kan ik het boek The undercover economist van Tim Harford aanraden. Ik las het in mijn vakantie en hoewel ik de titel wat matig vindt, is het een leuk boek. Hij legt om een fantastische manier het marktmechanisme uit en er is ook een mooi hoofdstuk over Kameroen, met praktische illustraties van het verwoestende effect van het ontbreken van goed bestuur (good governance en instituties in het jargon). Dat laatste sprak me aan omdat ik daar begin jaren tachtig ooit eens op vakantie was - sinds die tijd is het alleen maar erger geworden zo vrees ik.
Net als deze blog neemt het boek vaak actuele, soms alledaagse, feiten en licht die vanuit de algemeen economische theorie toe om meer inzicht te creeren. Aanbevolen dus.

Tim Harford: the undercover economist, Little Brown - UK, 2006

vrijdag 6 oktober 2006

keuzes en maakbaarheid

Deze week kwam er een reactie binnen van blogger Peter die op ww.peterspagina.blogspot.com dagelijks opinieert over keuzes in en maakbaarheid van de samenleving. Neem een kijkje op zijn site of volg de discussie bij de blog van gister over nut en noodzaak van quota.

donderdag 5 oktober 2006

oesters, New York en externalities


Een ander boek dat ik van harte kan aanbevelen is Mark Kurlansky's boek Oesters van New York - een stadsgeschiedenis. Het beschrijft op boeiende wijze de geschiedenis van New York, waar tot voor kort oesters een belangrijke rol speelden. Ik vertelde er eergisteren tijdens wat small talk aan de lunch enthousiast over aan mijn Franse collega C.M. en zij kreeg meteen beelden van hoofdstukken als 'oesters en indianen', 'oesters en de Nederlanders' en 'oesters en gangsters'. Kurlansky's titels zijn beter, maar wat de inhoud betreft komen al deze zaken wel aan de orde. Kurlansky schreef eerder boeiende geschiedenissen over kabeljauw en over zout. Ook van harte aanbevolen.
Het boek bevat een boeiende beschrijving van twee economische effecten, die niet met name worden genoemd. De eerste is het bestaan van 'externalities', externe effecten. Dat zijn de effecten (positief of -veelal- negatief in de vorm van schade) die privaat handelen hebben op derden (de maatschappij) die niet bij het handelen zijn betrokken. Als ik met een auto rijdt, veroorzaak ik wellicht geluidsoverlast waar de buren last van hebben, of draag ik bij aan klimaatsverandering waar de maatschappij in zijn totaliteit last van heeft. De standaard remedie van economen is dan om via een belasting (of bij positieve effecten een subsidie) de prijs van het handelen (in dit geval via de benzine) te veranderen, zodat we bij het wel of niet een stukje extra autorijden ook vanzelf rekening houden met het maatschappelijk effect.
De oesterbanken van New York gingen vooral ten onder aan de milieubelasting (extern effect) van de fabrieken, maar ook van het storten van huisvuil in het water. Daarnaast speelde ook overbevissing een grote rol. Dat staat bij economen bekend als de Tragedy of the commons: de tragedie van het gemene bezit. Omdat iedereen die vist (of schapen weidt op een gemeenschappelijke heide) zijn eigen winst zo groot mogelijk maakt, en geen rekening houdt met de externality dat de vis dan uitsterft, of de hei overbeweid wordt, wordt er meer geoogst dan goed is voor de instandhouding van de bron. Op het eind is iedereen dan slechter af. Dat is de tragedie van gemeenschappelijk bezit. De remedie daartegen is optreden van een overheid die het eigendom beheert en quota / vergunningen uitgeeft, zoals in de visserij, mits die dan ook niet te ruimhartig worden vrijgegeven. Nog beter is de vergunningen / quota te veilen en verhandelbaar te maken, zodat ze bij de beste vissers / schaaphouders terecht komen.
Aan de theorie van de externalities is de naam van de econoom Pigou verbonden; de theorie van de Tragedie is in 1968 gepubliceerd door Garrett Hardin.

de foto komt van: www.woodbridge.tased.edu.au/mdc

woensdag 4 oktober 2006

Mansholt en de keukentafel

Uit de biografie over Mansholt (zie de vorige blog) leerde ik nog iets, wat ik eigenlijk wel had moeten weten: dat de Nederlandse bouwboeren in de jaren zestig niet ontevreden over de socialistische EU Commissaris waren, omdat het uniforme EU prijsniveau voor hen een stijging van de graan en suikerprijzen inhield.
Bij ons thuis werd er in die jaren positief over Sicco Mansholt gesproken. Ik associeerde dat met een zekere trots op zo'n belangrijke Nederlander in den vreemde. En met het onderschrijven van de Europese gedachte - mijn ouders maakten van nabij de oorlog op Walcheren mee, en die verliep daar verre van rustig. Verder had de CHU bloedgroep waar wij toe behoorden niet zoveel met socialisten.
Maar de prijsstijgingen zullen goed uitgekomen zijn. Mijn vader kreeg de mogelijkheid om in 1963 in Flevoland zijn eigen bedrijf te starten. Dat was een zwaar gefinancierde onderneming waarvoor familie borg stond. Later stonden de jaren zestig bekend als "goede jaren". Dat lag aan de grond, ongetwijfeld aan het ondernemerschap, maar dus ook aan het beleid van Mansholt.