woensdag 28 februari 2007

kleinschalige bouw in het Groene Hart

Een interessant voorstel eerder deze week van een vereniging van projectontwikkelaars: laat ons oude verrommelde bedrijfspanden en andere locaties (glas) in het Groene Hart opkopen (of onteigenen?) en bebouw die met luxe huizen. Daar knapt het landschap van op. Het leverde bijval op van milieu- en natuurorganisaties.
Deels zijn hier al regelingen voor overigens, en eigenaren van die panden zouden dat dus ook zelf al kunnen doen. Vanuit landschapsoogpunt moet je overigens dan hopen dat het ook blijft bij het vervangen van een oude kas door 2 luxe huizen en dat het geen aanleiding is om een derde en vierde huis er naast te bouwen. Of 3 ha er omheen af te zetten met witte paardenhekken. Het idee is natuurlijk dat die eerste twee dat tegenhouden omdat de waarde van hun pand dan daalt, maar dat is soms nog maar de vraag of dat werkt.
Een deskundige die de sector kent vertelde me dat het ook wel interessant is dat de grote projectontwikkelaars dit voorstellen. Nu de Vinexlocaties op zijn en er geen beleid is voor nieuwe, komen ze zonder werk en krijgen kleinere lokale ondernemers (in samenwerking met leveranciers van catalogushuizen) een betere concurrentiepositie. Misschien is dit ideetje dus ook een vlucht naar voren om werk te krijgen - waar op zich natuurlijk niets tegen is.

dinsdag 27 februari 2007

kip of ei kwestie: boer of koe

De NRC van vanavond meldt op haar wetenschapspagina dat eindelijk duidelijk is wie er het eerst was: de boer die melk kon drinken of de koe waarna de boer leerde melk te drinken. Uit DNA onderzoek van oude botten blijkt het laatste: europese boeren hadden al koeien en ontwikkelden daarna melktolerantie [want de eerste europeanen hadden wel koeien maar geen melktolerantie]. Het is maar dat u het weet en het geeft weer mooi aan dat mensen zich aanpassen aan hun omgeving, zelfs in biologische zin: evolutie waarin het regime selecteert. Lijkt me dan ook logischer dan de redenering 'we hebben melktolerantie (hoe weet u dat??), laten we eens koeien gaan houden.

zondag 25 februari 2007

Drasland in de Eendracht

Van de Zuidplaspolder naar de naastliggende Eendrachtspolder. Daar zien we dezer dagen hele binnenzeeen, met soms de nodige watervogels. Binnen een paar jaar ligt hier een internationale roeibaan, zo verzekerde zaterdagavond me nog iemand die het kan weten.
Sommigen zullen in deze waterpartijen de aanleg van het bijbehorende drasland zien, andere de overvloedige regenval van de laatste tijd en misschien een klimaatsverandering.
Een landbouweconoom als ik ziet er een gebrek aan investering in drainage in. Als opbrengstprijzen dalen, is het minder zinvol in drainage te investeren, en dat geldt al helemaal als de grond over een paar jaar een andere bestemming zou krijgen - dan verdien je de investering niet meer terug. En zo krijgt zelfs zo'n bestemmingswijziging iets geleidelijks. Want de kans is groot dat op dit winterse drasland van de zomer een hele plek met onkruid staat.

zaterdag 24 februari 2007

de politieke economie van de Zuidplas


Deze week meldde het locale huis-aan-huisblad Het Hart van Holland dat de plannen voor de Zuidplaspolder, waar we naar en op uitkijken, weer veranderd zijn. Wilde men (en vooral Rotterdam) eerst 15.000 a 20.000 woningen realiseren, dat zouden er nu een tienvoud minder moeten worden: 1500 a 2000 in het landschap ingepaste luxe woningen zouden wel genoeg zijn. Het klinkt als boerderettes.

Wat mij betreft een prima idee (althans als de architectuur wat spannender kan dan een boerderette - kan de locale politiek er wat enthousiaster op reageren?) maar de vraag is dan waar deze draai in de politiek vandaan komt. Er lijkt me afgelopen maanden maar weinig verandert, voor zover ik dat uit de locale pers kan waarnemen. Na de film An inconvenient truth van Al Gore (het wachten is op de Oscar) verschijnen er weer stukken in de kranten van bewoners die zich afvragen of het nu echt zo'n goed idee is het laagste punt van Nederland te bebouwen, al of niet met drijvende 'landmarks'. Maar of dat nu politiek zo'n invloed heeft?
En dan is er nog de fusievorming van drie gemeentes in de Zuidplas die doorzet. Waarmee wel duidelijk is dat de wijk niet op Rotterdamse (geannexeerde) grond gebouwd zou worden, zoals Nesselande. Rotterdam gaat liever op eigen grond bouwen zo is het nieuwe standpunt. Mogelijk heeft men nog wat oude haventerreinen. Zou dat soms gunstiger zijn voor de eigen begroting?
Het zal wel even gissen blijven naar de achtergrond van de ommezwaai, maar wat mij betreft mogen de ommelanden leeg blijven.

vrijdag 23 februari 2007

water is ook maar een product

Nog een keer een blog over de film We feed the world, en dan hou ik er over op. De Oostenrijkse film interviewde niet alleen een weinig consequente Oostenrijkse zaadveredelaar in Roemenie, maar ook de Oostenrijkse topman van Nestle, het grootste voedingsconcern ter wereld. Die man bespaart waarschijnlijk op communicatieadviseurs, en dat is niet slim. De vraag was of iedereen recht op water had en of de overheid dat dan niet moest leveren. De mineraalwater verkopende CEO vond zo'n recht onzin en water toch vooral een drank of voedingsmiddel waarvan je de productie en levering vooral aan het bedrijfsleven moet overlaten.
Wat ik als econoom hadden willen horen is dat natuurlijk ieder mens recht heeft op water, dat water er in allerlei soorten is van kraanwater tot dure mineraalwatertjes in het restaurant, en dat in al die gevallen het concurrende bedrijfsleven vermoedelijk efficienter water kan leveren dan een bureaucratische overheid. Net zoals ik uit tientallen TV kanalen kan kiezen en uit verschillende electriciteitsmaatschappijen.
Tot slot de vraag (aan mij door C. gesteld) wat nu het effect zal zijn van de discussie over al deze dilemma's: wordt voedselproductie weer locaal? Mijn inschatting is dat de grote trends van globalisering en industrialisatie gewoon door gaan - zoals ik analyseerde zijn het zeer krachtige trends. Films als Our Daily Bread (foto) en We Feed the World vragen daar aandacht voor en dragen bij aan tegentrends. Maar die worden geincorporeerd: Unilever streeft naar duurzame vis, Wessanen heeft een chef-kok voor nieuwe smaakvolle producten. En zo gaat de grote trend verder. Aandelen van internationale voedingsmiddelenconcerns worden dus nog niet waardeloos- behalve dan die van Nestle misschien.

donderdag 22 februari 2007

kraak noch smaak

Consumenten hebben het moeilijk om kwaliteit te herkennen. Ook bij (vers) voedsel geldt dat. Dat komt niet alleen door de 'geloofseigenschappen' van sommige producten: sommige aangeprezen voordelen van producten ('goed voor de gezondheid', 'diervriendelijk geproduceerd') kun je ook na aankoop en gebruik niet controleren of ze waar zijn. Je moet de claims maar vertrouwen. 'Credence attributes' noemen economen dat.

Het komt ook als de kennis van consumenten afneemt, en ze gaan kopen op eigenschappen die ze bij de aankoop zien: de mooiste tomaten zijn niet per definitie de lekkerste. Veredelaars gaan dan rassen kweken met vruchten die er mooi uitzien, die verkopen beter. En zo gaat er wat verloren. We hebben dat in de jaren 90 met de tomaten meegemaakt (de Wasserbomben-crisis) en in de film We feed the world (zie vorige blogs) is er een Oostenrijker van de zaadfirma Pioneer die bij een Roemeens veld aubergines loopt te klagen dat zijn firma wel de productiviteit verhoogt, en doet wat consumenten willen, maar dat de lokale aubergines die er dan wel minder appetijtelijk uitzien maar toch veel beter smaken dan zijn eigen producten. Wel eerlijk, maar ik vraag me af of die man daar nog werkt (en wat hem motiveert), maar dat terzijde.
Economen als ik schreeuwen niet meteen moord en brand bij dit verschijnsel. Auto's worden ook ontworpen voor verschillende aankoopmotieven, de ene koopt op kleur of vormgeving, de ander op technische prestaties. Fabrikanten proberen de niches in de markt op te sporen en lichten consumenten voor. Ook productontwikkeling staat onder de tucht van de markt, en probeert die te creeren. En als consumenten daar niet uitkomen ontstaan er organisaties als de Consumentenbond of TV programma's die zaken uitzoeken en voorlichting doen.
Bij voeding zie je dat ook, niet alleen door de Consumenten en TV maar ook door een beweging als Slow Food en films als We feed the world die aan bewustwording bijdragen. Daar hoort natuurlijk selectieve verontwaardiging bij, maar verder komt het vanzelf goed. En wie vindt het erg dat ons dieet nu anders is dan in de Middeleeuwen?
Misschien dat er 1 uitzondering is: als ontwikkelingen snel gaan, en niemand bewaart zaadgoed van de rassen die even niet meer populair zijn, en die kun je niet terug-veredelen dan gaat er voor volgende generaties wat verloren. Als grote zaadfirmas er ook geen belang bij hebben die rassen te bewaren, dan ligt er een taak voor genenbanken om die zaden ergens op Spitsbergen in te vriezen of in Wageningen te bewaren.

Op de eigen foto een Australisch etablishement voor wijn-proeven: onderhoud van consumentenkennis door de producent.

woensdag 21 februari 2007

Brazil feeds the world

Brazilie wordt een steeds grotere speler op de wereldmarkt voor agrarische producten. Ook in de film We feed the world (zie mijn blogs van vorige dagen) levert dat beelden van dilemmas op. We zien oerwoud dat voor soya wordt gekapt en pure armoede en honger op het platteland. Met de suggestie dat dit ook door het landbouwbeleid en de schaalvergroting komt.
Er is heel wat discussie over de vraag hoeveel oerwoud er nu echt voor soya wordt gekapt, maar er is minstens minimaal een effect. Bij het LEI verschenen er een paar rapporten over en Campina brengt niet voor niets al zuivel op de markt die gegarandeerd geen 'oerwoudsoya' bevat.
Interessant is de vraag of de Europese en de Braziliaanse burger dezelfde opvatting hebben over de waarde van het behoud van het oerwoud (of meer algemeen het milieu) en van wie dat oerwoud is. Als de Brazilianen nog wel een stukje woeste grond willen cultiveren en het is hun bos - waarom zouden wij dat dan verbieden? Wij hebben vroeger met de heidegronden hetzelfde hebben gedaan, net als de Amerikanen met de prairie en de buffalo's. Zo gaan die dingen. Dat wordt natuurlijk anders als de Amazone een werelderfgoed (world heritage) is die ook nog eens niet terug te planten is als het een keer gekapt is.
Daarnaast is de vraag of geen vlees eten echt helpt de jungle in stand te houden, of dat hij dan gekapt wordt voor ethanol productie zodat we goedkoop auto kunnen blijven rijden. Vermoedelijk zijn ter plekke dezelfde processen aan het werk als bij het dichtbouwen van de Randstad: landbouwgrond is meer waard dan jungle, Vinexgronden zijn meer waard dan grasland. Zolang je er geen nationaal park van maakt waarbij de locale bevolking ook nog eens belang heeft bij het instandhouden daarvan (ecotoerisme, waarde van ons huis aan de rand van het weiland) dan gaan kap en bebouwing door, zo vrees ik. Misschien moet je je geld als consument dus niet besteden aan oerwoud-sojavrije melk maar aan het opkopen van oerwoud (en het in stand houden).
Het andere dilemma is de armoede. We constateerden hier al eerder dat honger en armoede in zijn algemeenheid meer door oorlog en slecht bestuur komen dan door landbouw an sich. Natuurlijk kunnen er locaal en tijdelijk uitzonderingen zijn: als kleine boertjes van hun land worden gezet, zonder compensatie bijvoorbeeld. Verder is het in (snelle) ontwikkeling zeer gebruikelijk dat een aantal mensen zeer rijk wordt: de Bill Gates' types in de ICT, de Rockefellers, Carnegie-Mellons, McCormicks en anderen bij de opkomst van de amerikaanse industrie en de veebaronnen in het wilde westen. Ze lopen ook grote risicos en hun capaciteiten zijn blijkbaar schaars. Maar na verloop van tijd wordt de inkomensverdeling minder scheef. En de rijken besteden ook een deel van hun geld weer, of lenen het uit. Zelfs dat via Zwitserse bankrekeningen en extravagante feesten gebeurt, komt het ten goede aan de welvaart en tilt het ook mensen in de sloppenwijken uit de armoede. Maar dat kan even duren (en dan denk ik aan een generatie, niet een paar weken). Politiek gezien is dat lastig - Minister Cees Veerman stelde ooit dat hij Nederlandse boeren niet aan een liberaal suikerbeleid ging blootstellen ten gunste van een paar suikerbaronnen in Brazilie. Als het ging om een keuze tussen die optie en het openstellen van de markt voor katoen van arme boeren in Afrika dan lijkt dat een goede keuze (je zou het uit kunnen rekenen), als het gaat om een absoluut standpunt dan hebben economen hun bedenkingen.
Al met al kunnen economen dus begrijpen wat ze zien in We feed the world en is de verontwaardiging na nadenken minder groot. Wat niet weg neemt dat er soms overheidsingrijpen nodig is om uitwassen te corrigeren, armoede te bestrijden en oerwoud te behouden. En om nog een keer bijna ex-minister Cees Veerman te citeren, uit de NRC van gisteren: consumenten moeten bij hun aankopen eens nadenken wat voor keten van productie ze in werking stellen. Waar economen op af zouden dingen: als de negatieve effecten in de prijzen zijn verdisconteerd hoeft de consument alleen maar op de prijs te letten. Maar dat is een andere discussie, nl. of we de economie weer meer in de moraal filosofie van Adam Smith moeten inbedden.

Op de eigen foto een restant tropisch oerwoud in Australie

dinsdag 20 februari 2007

we feed fish

We zetten onze economische beschouwingen over de in We feed the world getoonde dilemmas nog een paar dagen voort. Neem die van de Bretonse dagvisser die kleinschalig kwalitatief zeer goede vis boven water haalt. Zo vers dat ze soms eerst net als vlees nog een dag moet besterven. De film maakt het zeer aanschouwelijk door een grote platvis bij de kop te pakken, die netjes horizontaal blijft, en later een industrieel gevangen platvisje op dezelfde manier ter hand te nemen, waarvan het lichaam helemaal slap hangt. Ik heb er in ieder geval deze kwaliteitsles van geleerd - nu nog toepassen bij de viskraam.
En dat is misschien wel bevinding 1: voor kwaliteitsvoeding is ook veel productkennis bij consumenten nodig, en die verdwijnt of is nooit geleerd. En dus zijn we met minder tevreden. Economen concluderen al snel dat de consument koning is, en zijn wensen een gegeven. Maar een consument weet niet altijd wat hij wil en producten (van vissen tot dvd-recorders) moet je ook van gebruiksaanwijzingen voorzien en de markt creeren. Voor individuele vissers is dat moeilijk. maar anderzijds mag je aannemen dat de Bretonse visser als hij echt zo goed spul levert toch een rij restauranthouders op de kade treft. Als althans verplichte veilingsystemen zijn vis herkenbaar houden. Ook in Nederland liggen hier mogelijk problemen. Zo is sommige grootschalig gevangen vis inderdaad veel dagen onderweg voor ik ze bij Albert Heijn uit het schap haal.
De Bretonse visser had het ook te kwaad met de industriele visserij die door de EU en het Gemeenschappelijk Visserijbeleid zou worden aangejaagd. Daar past wel een voetnoot bij. Als econoom denk ik dat de industrialisering vooral komt door de schaalvergroting. Net als een boer een steeds grotere tractor koopt om per man meer te produceren en het inkomen te laten meegroeien met dat elders in de samenleving, zo kopen vissers grotere boten, en zetten meer dieselolie in. Het visserijbeleid draagt daar niet veel aan bij, het laat het alleen toe. En als de quota lager zouden worden vastgesteld, zoals biologen willen om de visbestanden in stand te houden, dan zou misschien de visprijs wat hoger liggen en er iets minder schaalvergroting nodig zijn. "Misschien", want veel vis wordt van buiten Europa ingevoerd dus als we wat minder vangen gaat de prijs niet automatisch omhoog. En ik had nu niet de indruk dat de Bretonse visser meteen zijn vis weggevangen zag worden door de grote schepen - maar mogelijk moet hij wel meedoen aan de inkrimpingen van de quota. Maar die gaan ponds/ponds gewijs. Dus dat probleem is toch beperkt tot het feit dat we het niet eens lijken te kunnen worden over de gewenste hoogte van de visquota en dat de politiek die altijd weer hoger vaststelt dan de biologen. Misschien zou je dat dan wel niet door de politiek moeten laten doen - niet voor niets laten we het vaststellen van de rente ook aan de centrale bank over. Maar hoe krijgt zo'n autoriteit gezag bij de vissers?
Al met al krijgt de consument dus de vis die hij wenst, en zou de markt onderscheid moeten maken tussen verschillende kwaliteiten. Daar zitten inderdaad veel aannames in over kennis bij consumenten en een goede werking van markten die verschil maken tussen kwaliteiten en zorgen dat goede kwaliteiten terecht komen bij hen die er veel voor willen betalen. Zou het daar aan haperen?

maandag 19 februari 2007

innsbruck en almeria

Het was hier even stil, maar ik was naar Innsbruck. Niet voor de sneeuw want die was er nauwelijks (zie foto), en niet voor de Oostenrijkse agri-films, maar voor een EAAE Forum over ketens en netwerken in de voedingsmiddelenindustrie. Onder een gezellig etentje kwam het toch te praten over We feed the world (zie de vorige blog) want een Duitse collega had de film ook gezien en we legden onze Spaanse disgenoot uit wat voor beeld de film over Almeria neerzette: grootschalige groenteproductie die gesubsidieerd naar Afrika wordt afgezet zodat daar boeren het brood uit de mond wordt gestoten en waardoor ze naar Spanje uitwijken om onder erbarmelijke omstandigheden in de tuinbouw te werken. Cirkel gesloten. Perverse koppelingen noemen sommige onderzoekers dat.
Onze hooggeleerde Spaanse collega had ernstige bedenkingen bij de juistheid van deze weergave. Zelf hou ik het op halve waarheden. Zo is de steun aan groenten en fruit vanuit het landbouwbeleid niet groot en is er veel minder sprake van gesubsidieerde export dan voor andere producten. Dat op de grote markt van Dakkar in Senegal Spaanse groenten te krijgen zijn, zou me ook niet helemaal verbazen: wie wel eens op die markten is geweest weet dat er vrijwel alles uit de hele wereld te koop is. Ik ben in Kameroen ook wel eens een zak Nederlandse uien tegengekomen (mogelijk voor plantgoed). Anderzijds is het wel zo dat in sommige tijden van het jaar we de import van bijvoorbeeld Afrikaanse tomaten bemoeilijken, en dat heeft een zelfde effect van minder mogelijkheden voor locale landbouwproductie.
Ook lijkt me dat de inkomensverschillen tussen Afrika en Spanje zo groot zijn, dat zelfs bij een sterk uitbreidende exportgeorienteerde landbouw in Afrika, er een stroom van mensen zal zijn die een toekomst in Spanje of noordelijker zoekt. Dat kun je dus niet (alleen) de exportsteun of invoerquota verwijten.
Resteren de erbarmelijke woon- en werkomstandigheden. Ze zijn beter dan in Afrika, maar leuk lijkt het me niet. Dan liever de huisjes en schooltjes die sommige Nederlandse tuinders in Kenia bouwen. Het lijkt me dat hier enige huisvestingswetgeving (die ook gecontroleerd wordt) op zijn plaats zou kunnen zijn.
Tot slot nog een berichtje dat ik in het vliegtuig op de terugweg in de Europese editie van de WallStreet Journal las: een Amerikaanse farm lobby groep heeft 6 februari uitgeroepen tot een feestdag omdat het gemiddelde gezin op die dag genoeg verdiend had om weer het hele jaar eten te kopen. Het blijft leuk, dat uitdrukken van een percentage in een deel van een jaar. Maar er was ook direct kritiek: onvoldoende rekening gehouden met de scheve inkomensverdeling, dus armere huishoudens (de meeste) moeten nog een paar weken op langer.

dinsdag 13 februari 2007

we feed the world

De andere film die we zondag zagen was We feed the world van Erwin Wagenhofer. Het is een documentaire die ons confronteert met mogelijke uitwassen van de voedingsmiddelenindustrie. Een aantal themas zetten me aan het denken en ik zal er in komende blogs aandacht aan besteden.
De eerste is het thema Verspilling. De film opent met fraaie beelden van het afval van brood in Wenen. Dagelijks wordt er genoeg brood, vaak maar 1 of 2 dagen oud, weggegooid om de tweede stad van Oostenrijk, Gradz, mee te voorzien. Is dat erg? De primaire reactie is natuurlijk van wel, en je redt je er niet uit door op te merken dat Wenen als Oostenrijks waterhoofd nu eenmaal zoveel malen groter is dan Gradz, waar je nog nooit van had gehoord. Want meteen schieten beelden door je hoofd van uitgehongerde kinderen in Dafur of -voor de ouderen onder ons- Biafra en India. Nog ouderen denken terug aan de hongerwinter. Bij ons thuis waren dat allemaal reden om je bord leeg te moeten eten, en zeker het vlees dat op tafel kwam: dat was duur, daar was veel energie in gaan zitten (in productie en bereiding) en daar groeide je van.
Ik moest ook even denken aan de boeken (zoals Hidden Persuaders) van de inmiddels vergeten Vance Packard, die in de jaren vijftig en zestig de reclame- en voedingsmiddelen industrie aanklaagde dat ze bewust tot verspilling aanzette via psychologische verleiders in reclame en doordat tubes ketchup zo vorm gegeven werden dat je het laatste restje er gewoon nooit uit kon krijgen. Kortom verspilling is slecht, dat is er eeuwenlang ingehamerd en het zou me niet verbazen als iemand het bewijs aandracht dat we evolutionair zijn voorgeprogrammeerd geen voedesel te verspillen.
Maar economen hebben nog een tweede reactie. Die weten dat honger vooral komt door armoede en oorlog, niet door een wereldwijd gebrek aan voedsel. In Biafra en India gaat het inmiddels dan ook stukken beter. De FAO heeft uitgerekend dat de wereld best 12 miljard mensen te eten kan geven. Er relatief neemt honger af, absoluut gaat het nog steeds wel om zeer grote aantallen.
Economen weten ook dat het geld kost om verspilling tegen te gaan. Soms is afval niet te voorkomen en het is niet uniek voor voedsel. Veel kranten en boeken blijven ongelezen. We smijten met energie door computers en adapters aan te laten staan, ook als we ze uren niet gebruiken, doen het licht niet uit als we een kamer uitgaan. Deels door onwetendheid en luiheid, deels omdat we dat gemakkelijk vinden en het geld er voor over hebben.
Een tweede reden voor de zogenaamde verspilling is dat we verse dingen willen omdat ze een hogere kwaliteit hebben. We kopen geen brood dat een dag oud is (kijk maar eens hoe mensen met de uiterste verkoopdata op verpakkingen omgaan: velen kopen datgene wat het langst meegaat, zelfs als ze het morgen gebruiken), net zoals we na vier jaar weer de nieuwste computer of een nieuw bankstel willen. We hebben dus geld over voor vers en nieuw.
En omdat de bakker niet precies weet of u vandaag komt en hoeveel u koopt, en het hem mogelijk meer schade oplevert als hij 'nee' verkoopt (dan komt u niet meer terug en mist hij jarenlang omzet) dan wanneer hij een brood niet verkoopt en weggooit - heeft hij dus een hogere voorraad nodig met meer verspilling. En dat omdat wij makkelijker van winkel switchen en niet meer de routine van de jaren vijftig hebben waarin de bakker langs de deur komt en vraagt of er iemand ziek is als je een brood minder neemt. Ook op individueel niveau is ons gedrag onregelmatiger geworden: ik neem nog klassiek een boterham mee naar kantoor (en handig als ik onderweg ben want dan eet je wat in de auto), maar het overkomt me regelmatig dat ik onverwachts in een bespreking met lunch terecht kom. Waar het niet statusverhogend is om de eigen boterham uit het plastic zakje te halen en de gesmeerde italiaanse broodjes er ook wel erg lekker uitzien.
Hergebruik is ook duur geworden: vroeger maakten we van oud brood nog wel eens een ander gerecht. Broodschotel kan ik aanbevelen. Maar je staat wel een half uurtje in de keuken en dat kost tijd en dus geld. We gooien liever in drie minuten meel in de broodbakmachine voor een vers geurend broodje. Zie hier hoe welvaart werkt.
En dat alles omdat brood en granen dankzij menselijk vernuft zo goedkoop zijn geworden. Zoals de vrachtwagenchauffeur in de film uitlegt: brood kost per kg nu minder dan strooizout voor de weg. In geld gerekend valt de verspilling dus wel mee. Als het duurder was zouden er veel minder kilos verspild worden. Dat geeft meteen aan wat er fout gaat als je bij de eerste reactie op de film blijft steken: sommige zaken (zoals water of schone lucht) zijn essentieel voor het voortbestaan van de mens; maar ze zijn vaak niet schaars, ze zijn allom aanwezig en kosten dus (vrijwel) niets. Omgekeerd: de mensheid kan vermoedelijk zonder diamanten, maar ze zijn zeldzaam en ze worden niet verspild. Brood is blijkbaar hard op weg om bij de eerste groep te worden gerekend.
Wat niet weg neemt dat je gewoon wel even moet nadenken of je 2 of 3 broden bij de bakker haalt. Omdat elk dubbeltje het begin van een miljoen is. Maar niet om een maatschappelijk probleem te helpen oplossen, zeker niet als Wenen al een voedselbank heeft.

maandag 12 februari 2007

our daily bread

Gisteren bezochten we in het Rotterdams filmhuis Venster/Lantaren een happening met twee maatschappijkritische films: We feed the world en Our daily bread. Met tussendoor lekkere slow food hapjes rechtstreeks van de producenten en een forumdiscussie. Dankzij LEI en Slowfood.
Our daily bread laat goed zien waar techniek en de economie van schaalvergroting toe leiden: een wereldwijd, gemechaniseerd voedselsysteem. De film geeft alleen beelden met geluid, geen commentaar en de kijker mag de conclusies trekken. Voor zover ik het kan overzien zijn de beelden realistisch maar niet vertekend. Een zeer groot deel van ons voedsel wordt grootschalig geproduceerd, en er zijn af en toe op veemarkten of bij veetransport, of bij het verhakselen van mannelijke piepkuikentjes wel zaken te filmen die nog confronterender zijn dan wat er nu geboden wordt. De film toont mooie beelden met soms een beetje humor, als ware het Charlie Chaplins Modern Times.
Waarmee ik meteen maar aangeef dat er an sich weinig mis is met welvaartsverhogende schaalvergroting. Als je de 6 mensen kruipend over de grond om ijsbergsla voor de Greenery te oogsten, ondersteund door een grote machine zodat ze uit de regen zitten en weinig hoeven te tillen. al als grootschalig mag afdoen. Maar het is inderdaad anders dan grootmoeder die de tuin inliep voor een kropje sla. Net zoals we onze meubeltjes van Ikea halen, niet meer van de plaatselijke meubelmaker.
Zelf vind ik de beelden van zo'n grote vallei met alleen maar olijvenbomen of zelfs het kassengebied van Almeria van bovenaf iets moois hebben. Imposant en geasscocieerd met toenemende welvaart. Maar dat zal wel komen omdat ik in de jaren zestig in de ruimte van het grootschalige Flevoland ben opgegroeid.
De grootschaligheid lijkt hier en daar wel gevolgen te hebben voor de relatie tussen mens en dier. Dan doel ik niet direct op de beelden van de forse stieren die in het slachthuis worden afgemaakt. Dat is niet leuk, maar het letterlijke kantelpunt tussen leven en dood (de os wordt doodgeschoten in een automaat die hem levenloos op de lopende band kantelt) zag er humaner uit dan wat ik in de jaren zestig in het abatoir van Harderwijk zag, waar ook af en toe zo'n beest in doodsangst uitbrak en de Zuiderzeesestraatweg op stormde. Of het varken dat een paar jaar eerder bij ons achter de schuur werd geslacht door de plaatselijke slager. Dieren worden nu eenmaal een keer geslacht en anders zouden ze er niet zijn.
Bij beelden van het castreren van varkentjes of het op de lopende band smijten van eendagskuikentjes en het in dozen proppen van de volgroeide variant ervan, had ik wel mijn vraagtekens. Door de grote aantallen dieren zijn dit voor de betrokken medewerkers als vanzelfsprekend objecten met een nummer geworden. Dat is even wennen, of moet het anders?

zondag 11 februari 2007

agrariers en architecten

De oproep van Rijksbouwmeester Mels Crouwel in de NRC van vorige week om de verrommeling van het landschap te stoppen, leidde in het zaterdagbijvoegsel van gisteren tot boeiende reacties. De interessantste was wat mij betreft van architect Kas Oosterhuis, wiens bureau ONL de Hessing Cockpit en de glazen geluidswand in de A2 bij de Vinexlocatie Leidsche Rijn ontwierp.
Waar Crouwel in feite oproept terug te keren naar de oude Ruimtelijke Ordening met een centraal plan, is Oosterhuis realistischer en gaat er vanuit dat de toekomst is aan decentralisatie. Wensen en situaties zijn lokaal gebonden, vaak is het maatwerk en dat gaat van bovenaf niet lukken.
Oosterhuis vindt de bedrijventerreinen eigenlijke een goede ontwikkeling. Lijnbebouwing is niet tegen te houden: wie een weg aanlegt, creeert toegang. Pas zei iemand me dat in feite de NS met zijn mogelijkheden voor haltes op bestaand spoor de RO zo niet dicteert, dan toch beinvloedt. Bedrijventerreinen langs de weg helpen bedrijven te communiceren met elkaar. En beter daar, zo stelt Oosterhuis, dan als een schil rond een stad of dorp, waar ze snel weer in de weg zitten. Hij wijst er ook op dat veel bedrijven op die terreinen verplaatsingen zijn van oude terreinen die nu voor woningbouw in aanmerking komen (denk aan de oude havens) en dat ook succesvolle bedrijven meer ruimte benutten als vroeger - net als huishoudingen.

Interessant is dat voor ontwerp van bedrijfspanden, zeker op zichtlocaties, vaak goede architecten worden gevraagd, volgens Oosterhuis veel meer dan in de woningbouw, dus problemen zouden juist eerder in de woningbouw liggen. En met eenvoudige middelen kun je dus de kwaliteit vergroten, zie de autoshowroom van Hessing. Oosterhuis bepleit een fusie van landscaping en gebouwen direct langs de snelweg.
Zo ontstaat er een concurrentie tussen landbouwers / landschapsdeskundigen aan de ene kant en stedenbouwers / architecten aan de andere kant. Kunstige gebouwen of veenweiden langs de vangrail?
Ik ben het met veel van Oosterhuis' observaties eens, maar dat hij het Westland ten voorbeeld stelt met zijn 'aantrekkelijk gemengd gebruik van kassen, loodsen, arbeiderswoningen, terpvilla's, tuincentra, struisvogelboerderijen, restgebieden met een paar schapen, sportvelden, maneges, restaurants en recreatiehuisjes' stelt me niet gerust. Teveel een boeren Los Angelos.

op de eigen foto klassieke landscaping langs de waterwegen (in dit geval de Rotte)
Posted by Picasa

zaterdag 10 februari 2007

De ladder van de economische waarde

Het is wat rustig op deze blog, en dat komt vooral doordat ik aan het overstappen ben naar KPN's InternetPlusbellen. Dat kost veel tijd (alleen al om zeer lange tijden in de wachtstand van de helpdesk te hangen), maar we maken voortgang. Maar als je binnenkort hier helemaal niets nieuws meer leest, dan weet je waar de schuldige zich bevindt.
Het is dus moeilijk om waarde te creeren voor de consument, in dit geval is er blijkbaar zoveel belangstelling voor het produkt dat men de ondersteuning niet aan kan en wordt er ook al geen waarde gecreerd.
Het rapport Veelzijdig Platteland van het gelijknamige platform bevat een klassiek maar nog immer relevant schemaatje hoe je kunt proberen waarde toe te voegen aan producten. Van bulkprodukten (commodities, ongedifferentieerd, lage waarde in behoeftebevrediging van klanten), via gedifferentieerde produkten, naar diensten met als ultime fase belevenissen creeren. De weerspiegeling van de pyramide van Maslow als het ware.
Het upgraden van producten langs die lijn spreekt veel producenten aan: van de teler van Zeeuwse baktarwe tot KPN. Simpel is het in geen van beide gevallen. Misschien een troost voor de tarweteler, dat het voor KPN ook lastig is.

Gelezen: Rapport Veelzijdig Platteland, zie bovenstaande link

woensdag 7 februari 2007

GLB ongezond?

Hoe ongezond is het gemeenschappelijk landbouwbeleid? Economen denken dan meteen aan verspeste markten en welvaartsverminderende quota, maar anderen vragen zich af of het landbouwbeleid de bevolking ook ongezonder (lees: dikker) maakt. Wat dan weer strijdig zou kunnen zijn met het EU Verdrag van Amsterdam dat bepaalt dat de EU rekening moet houden in al het beleid met gezondheidseffecten. En dus weer een bijl aan de wortel van het landbouwbeleid.
Ook economen buigen zich nu over deze vraag. En die kijken natuurlijk meteen naar prijzen. Hoewel ze ook opmerken dat de vraag naar salade niet alleen door prijzen wordt bepaald. Mensen kopen produkten ook om tal van andere reden: gemaksverpakking, status, beschikbaarheid (geen fruit in de schoolautomaat, dan maar een Mars), reclame etc.
Maar meer klassiek zijn er dus prijzen en inkomens. Door het GLB is de welvaart en dus het inkomen iets lager dan zonder, maar dat effect is niet groot. Arme mensen schijnen wel ongezonder te eten, maar of mensen bij toenemende welvaart gezonder gaan eten (of juist meer ongezond gemaksvoedsel), daar heb ik nog weinig over gelezen. Resteren de prijseffecten.
Prijzen voor basisvoedingsmiddelen spelen geen grote rol in de aankoopbeslissing, maar enig effect is er wel. Van dure dingen kopen we in de regel minder dus daar kan het GLB geen groot effect hebben, want producten zijn, o.a. door quota, duurder dan zonder GLB. Als de suikerprijs lager zou liggen zou er eerder meer dan minder worden gebruikt. Critici wijzen soms op het doordraaien van groente en fruit, waardoor dit duurder wordt. Maar dat komt weinig meer voor. En als dat zou stoppen, zou op lange termijn ook het aanbod wat lager zijn.
En dan is er het issue van de relatieve prijzen (of in jargon: het subsitutieeffect): als je de productie van dierlijke vetten in melk en vlees zou stimuleren en goedkoop maakt, en gezonde groente niet, zet je mensen aan tot meer melk en minder groente consumeren. Binnen de EU lijkt dat heel erg mee te vallen: we zetten wel aan tot meer productie, maar door quota en interventie zijn prijzen van melk en vlees hier juist hoog. Maar laag op de wereldmarkt, dus zetten we aan tot consumptie in Egypte. Maar daar zorgen lage inkomens er wel voor dat veel mensen een weinig consumeren en niet een beperkte groep heel veel.
Kortom het GLB is een economisch ongezond systeem, maar de effecten op onze gezondheid lijken toch heel gering. Behalve bij tabak, dat beleid is inconsistent: geld in de productie stoppen en daarna in het verminderen van het gebruik. En wijn, waar we teveel van produceren? Misschien - maar dat product laat bij uitstek zien dat de ongezondheid niet zit in 1 of 2 goedkope glaasjes maar in de hoeveelheid die je consumeert. Lage prijzen kunnen wel aanzetten tot een derde glaasje, maar of de wijnproducent of het GLB daar nu echt verantwoordelijk voor kan worden gehouden?

Mede gebaseerd op een LEI studie: P. Berkhout en P. Roza: Landbouwbeleid geen dikmaker

dinsdag 6 februari 2007

lijstje: agro in de haven

Dit weekend werd me een fantastische reisgids ter hand gesteld: The ports portable - a cultural travel guide to the port cities of Antwerp, Hamburg & Rotterdam. Eric van Hooydonk, professor in maritime law aan de universiteit van Antwerpen, en Patrick Verhoeven, secretaris generaal van een zeehaven lobby organisatie in Brussel zijn de auteurs. Ze schreven een echte reisgids, maar dan vanuit havenperspectief. Dus wel de citrus exchange, de water taxi, de crooner ex-kraandrijver Lee Towers en Boymans van Beuningen (gesticht door de havenbaronnen), maar niet Blijdorp. Fraai uitgegeven en een absolute aanrader.

Het boek helpt me mijn belofte van gisteren na te komen: een lijstje van agro-sites in de Rotterdamse haven:
    1.
  1. Het Boerengat - een van de oudste delen van de haven, bij het Haringvliet in het drasland voor de dam in de Rotte. What's in a name

  2. Parklaan 8: het hoofdkantoor met fraaie entree van de Graan Elevator Maatschappij, later bekend als de GEM. Een soort Steenkolen Handels Vereniging in Granen (en later in veevoer) met een kantoor uit de tijd dat daar nog goed geld aan werd verdiend.

  3. De Dubbelde Palmboom (en dus niet: dubbele) in Delfshaven: het oude graanpakhuis dat een beroemde distilleerderij werd

  4. De Merwehaven met de fruitterminal. Volop in bedrijf bij Seabrex. En de citrus veiling is om de hoek.

  5. De Van Nelle fabriek voor tabak, koffie en thee. Een architectonisch monument van glas en licht. De architect was Johannes Brinkman. Nu een ontwerpfabriek.

maandag 5 februari 2007

afstand speelt geen rol voor agropark

Nog even terugkomend op mijn agroproduktieparken blog van gisteren: een zekere afstand afleggend over de snelweg vanochtend realiseerde ik me dat de wereld snel kleiner wordt en afstand steeds minder een rol speelt. Voor een paar centen brengen je producten al snel een eind weg. Transportkosten worden steeds meer bepaald door lossen en laden, niet meer door de afstand daartussen. En al helemaal niet bij watertransport. Het is een essentieel kenmerk van de globalisering dat ruimte en afstand krimpen.

Bij agroproductieparken zetten we een aantal bedrijven op of naast elkaar, zodat de afstand nog kleiner wordt. Dat lijkt in een trend te passen, maar het punt is juist dat afstand al bijna geen knelpunt meer is in productieprocessen (bij kennis en communicatie speelt het nog wel). Het is dus erg makkelijk, en steeds eenvoudiger, voor ondernemers binnen zo'n park om de gedwongen winkelnering binnen het concept te verbreken en zaken buiten het terrein te doen. Omgekeerd kun je zeggen dat door het economisch verdwijnen van transportafstanden, in feite heel noordwest-europa al 1 agroproductiepark is.

Clusteren van bedrijven moet je voor kennisuitwisseling doen, niet op fysieke productstromen tenzij dat technisch(-economisch) enorme voordelen biedt. En enorm is dan jarenlang tientallen procenten, niet een paar procent.

Als dat zo is blijft er weinig reden over agrobedrijven te stapelen. Misschien omdat stads- en havengronden duur zijn, maar daarom zit landbouw nu eenmaal op het platteland, daar is de grond toch nog wat goedkoper.

Wat mij betreft zetten we de discussie zondagmiddag voort in bioscoop Lantaarn/het Venster in Rotterdam, in een debat tussen de films We feed the world (13.00 uur) en Our daily bread. Komt allen - en ter opwarming morgen een lijstje klassieke agro-activiteiten in de Rotterdamse haven.

zondag 4 februari 2007

hoe organiseer ik een agroproductiepark

De NRC weet dit weekend weer te boeien. De Rijksbouwmeester is terecht tegen verrommeling (door decentralisatie) en heeft het (onterecht) weer eens over gronden die uit de landbouw beschikbaar komen omdat ze daar niet meer gebruikt worden. Dat is rommelig denken, want we hebben in ons land geen grond die geen waarde meer heeft - een paar schapen of wat snijmais kan altijd wel.
Verder krijgt Alterra collega Peter Smeets veel ruimte om zijn ideeen rond agroparken uiteen te zetten. Boeiende vergezichten van het type Varkensflat, nu in de Amsterdamse haven. Ik heb er altijd veel waardering voor, al was het maar omdat dit soort ideeen de discussie en innovatie bevordert. Maar als econoom heb ik mijn bedenkingen of het duurzaam kan functioneren. Dit soort plannen gaat uit van het mengen van functies, in feite ontstaan gemengde bedrijven. Een van de plannen heet zelfs 'Nieuw Gemengd Bedrijf'. En economen als ik zijn heilig overtuigd van specialisatie als drijvende kracht. Naar mate markten beter werken, specialiseren bedrijven zich steeds verder en gemengde bedrijven verdwijnen als sneeuw voor de zon. Ik werk dat even met je uit:
Als je in de Amsterdamse haven een varkenshouderij combineert met bijvoorbeeld een champignonkwekerij, een groentekas, een slachterij en een energiecentrale dan heb je verschillende functies tezamen. De gedachte is dat het stukken goedkoper kan doordat die bedrijven op een kluitje zitten en je dus niet met spullen hoeft te slepen. Vooral bij warmte (gaat snel verloren) of dieren (welzijn) kan dat bijdragen aan lagere (of betere) produktie. Maar het gevolg is wel dat die functies sterk van elkaar afhankelijk worden.
Overigens hoef je met het voer nog een stuk minder te slepen als je dit bij de voerproduktiegebieden in Brazilie doet, dan hoeft alleen het luxe vlees naar Amsterdam (waar de consumptie van varkensvlees anders dan nog wat luxe parma en serranoham aan de grachtengordel komende decennia wel eens hard terug zou kunnen lopen).

Die onderlinge afhankelijkheid van functies lijkt geen probleem als het 1 onderneming is, zeg een onderdeel van Unilever NV om Unox rookworst te produceren. Maar dan moet de varkensproduktie wel gegarandeerd vele tientallenprocenten goedkoper worden, anders begint zo'n gespecialiseerde multinational er niet aan. Het investeringsplan sneuvelt al ver voor de Raad van Bestuur, ik hoor het zo'n manager al zeggen: "we hebben verstand van worst, ijs, thee en wasmiddelen, maar niet van groente, energie en champignons; beginnen we niet aan, ons geld gaat in nieuwe ijsjes". Bij een boerencooperatie moet je natuurlijk al helemaal niet aankomen met zo'n agrarfabrik.
Stel dan, we maken er 5 ondernemingen van: 1 slachterij, 1 groentekweker, 1 energiebedrijf etc. Die hebben allemaal verstand van hun vak, dus dat moet kunnen. Eerste probleem wordt dan, hoe verdelen we de winst die ontstaat als de kosten aanmerkelijk lager liggen dan in de gangbare productie? Met andere woorden, welke prijzen reken je voor de onderlinge leveringen tussen de bedrijven, want die bepalen de winstgevendheid van de onderdelen.
Een tweede probleem is wat te doen als een van de onderdelen wil uitbreiden en de ander niet. Dan hebben we ineens teveel varkens voor de slachterij of teveel biogas voor de energiecentrale. Dan kun je natuurlijk aan derden gaan leveren, maar dat is nu net mijn punt: daarmee haal je het concept deels onderuit en is het dus niet economisch duurzaam. En, zoals de NRC ook al vragend opmerkt, het kan natuurlijk so wie so al zijn dat een Duitse slachterij na een jaar net wat meer betaalt dan de Amsterdamse, en ook dan breekt de gedwongen winkelnering binnen het concept snel op. Kortom in deze variant zijn er veel agency en andere institutionel-economische problemen.
De meeste kans van zaken heeft wellicht nog een opzet waarbij een projectontwikkelaar de boel neerzet en de ondernemingen een plek biedt (een beetje zoals een manager een winkelcentrum als Alexandrium runt en daar grote en kleine winkels die elkaar nodig hebben, bij elkaar zet), of wanneer er 1 zeer sterke partij is die de rest regisseert (zoals Schiphol Airport de winkels en andere voorzieningen in zijn macht heeft). Ook dan zullen contracten aan genoemde problemen veel aandacht moeten besteden.
Tot slot is er, zeker na de laatste kamerverkiezingen, wel een politiek risico aan dergelijke ondernemingen. Het rendement moet dus behoorlijk hoger zijn dan het huidige lage rendement in de vleesindustrie.
Een en ander doet maakt me duidelijk waarom China dit wel aantrekkelijke concepten vindt: die zijn planmatiger en hebben minder "last" van de markten die specialisatie afdwingen. En het politieke risico uit hoofde van dierenleed - geinspireerde wetgeving (hoe onterecht ook bij zo'n concept) is er een stuk lager. De invoering in Nederland zal daar dus wel bij achterlopen - net als de vlucht van Hong Kong naar Amsterdam op bijgevoegde foto.

Posted by Picasa

zaterdag 3 februari 2007

help de blog van de Commissaris

Voor wie ook op EU niveau mee wil bloggen over de veranderende landbouw: je kunt nu terecht op de blog van Mariann Fischer-Boel. Warm aanbevolen want het zou goed zijn als dit echt een forum voor meningsvorming en ideeen wordt. En niet verkooppunt voor beleid of een muurkrant van ingezonden lobby-standpunten. Vooralsnog lijkt het een beetje op een taalstrijd, wat ook niet handig is. Submit dus je bijdrage