maandag 30 april 2007

hi koe bij pulchri

Het was een gezellige informele bijeenkomst, afgelopen donderdag in Pulchri waar LNV Secretaris-Generaal Chris Kalden afscheid nam vanwege zijn vertrek naar Staatsbosbeheer. Chris houdt van taal, gedichten en van koeien. Hij kreeg dan ook een schilderij met koeien, en opende zijn dankwoord met een Japanse haiku, die een hi koe bleek te zijn. Ik had de vondst niet eerder gehoord. Verder deed iedereen erg zijn best uitdrukkelijk 'mevrouw de minister' (klemtoon op mevrouw) te zeggen, het is nog even wennen, maar de ex-SG mocht zich van 'Gerda' bedienen.
Wel eerder vertoond was het Farce Majeur lied "Het is uit het leven gegrepen", maar nog niet met deze tekst, op deze plek en vertolkt door de bestuursraad. Het leek me even typisch Nederlands als de koe in wei: geen beroepsartiesten, laat staan Joop van der Ende cs bij het afscheid van een top-ambtenaar maar gewoon zingende collega's. Ik stel me zo voor dat dat in Parijs en Berlijn heel anders gaat - en daarom is de Nederlandse landbouwwereld zo leuk om in te werken.

donderdag 26 april 2007

belasting

Niets is er zeker in het leven - aldus Benjamin Franklin in 1789 - behalve de dood en belastingen. En het tweede deel van die observatie kan voor de landbouw in twijfel worden getrokken, zo grappen Berkeley Hill en Carmel Cahill in de laatste uitgave van EuroChoices.
Overigens ken ik Berkeley (hoogleraar in Wye College) en Carmel (senior bij de OECD) persoonlijk niet alleen als leuke mensen maar ook als serieuse onderzoekers.
Zij keken naar de fiscale situatie van boeren in Europa en brengen allerlei speciale regelingen voor de landbouw in kaart. Het zijn er veel meer dan voor andere sectoren. Vaak ontstaan vanuit een specifiek probleem. Zo was het in veel landen bij kleine boeren lastig het inkomen vast te stellen via een boekhouding (administratieve lasten en kans op zwarte handel) en was een aanslag per ha dus makkelijker. Belgie doet het deels nog zo.
De onderzoekers constateren wel dat het oerwoud van regelingen ondoorzichtig is, sommige regels zijn in strijd met beleidsdoelen en soms is de oorspronkelijke situatie veranderd. Bedrijven, ook in Belgie, zijn nu veel groter en er zijn relatief veel minder hoeve-verkopen zonder factuur - om eens een voorbeeld te geven. En in sommige gevallen hebben belastingen wellicht ongewenste effecten op de aanwendig van productiemiddelen, bijvoorbeeld omdat in feite sprake is van een subsidie. Zo wordt wel beweerd dat in sommige landen mensen zich als boeren laten registreren en wat land aan houden om maar van voordelen in de fiscale of sociale voorzieningen sfeer te profiteren. En in ieder geval heeft het een bedrijfstakje van gespecialiseerde fiscalisten en accountants doen ontstaan.
De OECD vindt het onderwerp te belangrijk om te negeren. Dat belooft nog wat - in juni komt er een seminar op Wye College. In de jaren tachtig schreef ik eens op dat gegeven een bepaald inkomen, boeren minder belasting betalen dan loontrekkers (maar het is eerlijker om te vergelijken met kleine zelfstandigen). Mijn toenmalige directeur, Jan de Veer, vond dat geen probleem maar raadde me wel aan dat heel goed te onderbouwen, want, zo zei hij, belastingen is politiek een zeer gevoelig onderwerp.
Wil je weten of zich op dit vlak dus donkere wolken samenpakken (leek me wel een leuk beeld in deze zonovergoten weken), lees dan de nieuwe uitgave van EuroChoices - ook als voorzitter van de stuurgroep van het blad kan ik dat natuurlijk van harte aanbevelen.
.
Berkeley Hill and Carmel Cahill: Taxation of European Farmers, in: EuroChoices, 2007-1.

woensdag 25 april 2007

what's in a name

Over namen van planten en etenswaren kun je een boek schrijven. Zo heeft NRC.next gisteren uitgelegd waarom peanut butter in Nederland pindakaas heet terwijl het geen kaas is: bij de introductie na de oorlog was de naam boter door de overheid (ongetwijfeld op verzoek van de landbouw) strikt gereguleerd om misbruik op margarine te voorkomen. Dus pindaboter kon niet en het foute pindakaas wel.
Bij het opruimen van de administratie kwam ik een leuk gidsje tegen: 'planten met een verhaal', vermoedelijk gekregen bij een acceptgiro van een productschap. Het is eigenlijk een gidsje voor burgers, niet voor boeren. In ons geval valt dat enigszins samen en ik moet zeggen: een leuk gidsje en vermoedelijk dus goed bestede boeren PR-geld. Ik leerde er ook nog wat van, zo had ik me nooit gerealiseerd dat chichorei en witlof eigenlijk (bijna) hetzelfde zijn.
Chichorei wordt nu geteeld voor inuline, een grondstof voor suikervervangende zoetjes. De gebrande wortels zijn ook een koffievervanger of aroma-versterker van het type Buisman (vooral in Fransgeorienteerde culturen populair). Wat ik niet wist is dat de wortel dezelfde is als die van witlof en nauw verwant is aan de andijvie. Terwijl dat uit de internationale naamgeving wel blijkt, zo bevestigt de onvoltroffen Cambridge History of Food.
Wat wij witlof (Vlaams: Witloof) noemen, is bij de amerikanen Belgian (soms ook French) endive of Brussels endive. De engelsen hebben het eerder over chicory. De fransen maken het weer bont: die noemen het gewoon endive, en de andijvie noemen ze chicoree. Ook escarole is een veel gebruikte naam voor witloof of nauw verwante soorten.
Blijkbaar ging het overbrengen van namen bij het reizen vroeger niet altijd goed, en mogelijk dat ook kleine verschillen tussen lokale rassen voor verwarring zorgden. En dan is er nog de taalroute. Wat de amerikanen alfalfa noemen, heet in heel europa (ook in engeland) luzerne (lucern), om onduidelijke reden naar de zwitserse stad. Alleen de spanjaarden namen van de Moren in El-Andalus het arabische alfalfa over, dat via spaanstalig Mexico ook Californie bereikte en de term van de oostkust (lucerne sloeg er als gewas ook niet aan) overvleugelde.

toeslagrechten revisited

Vrijdag schreef ik hier wat over toeslagrechten en hun waarde. Die waarde is onzeker door de toekomst van die rechten. Een mooie illustratie daarvan is een boekje van mijn LEI collega's dat gisteren uitkwam: Bedrijfstoeslagen in de landbouw, waarin allerlei varianten van inleveren en uitdelen van rechten worden doorgerekend.
Akkerbouwers lijken baat te hebben bij een flat rate, die ten koste gaat van melkveehouders. Wij telen geen aardappelen dus dat zal voor ons wel niet gelden, ik reken me nog niet rijk. Bovendien zijn er meer melkveehouders dan akkerbouwers in dit land en is er meer waardering van het weidelandschap van het Groene Hart dan de aardappelvelden in de Veenkolonien. Mijn (bedrijfsgebonden) persoonlijke inschatting is dan ook dat die flat rate er wel niet zal komen, maar het blijft politiek...

dinsdag 24 april 2007

hoe krijgen we de emissie omlaag?



Een overheid heeft heel veel methoden om te proberen de emissies van vervuilende stoffen naar beneden te krijgen: je kunt voorlichten en praten (als Brugman), of je kunt het voorbeeld geven door schone producten in te kopen (en zo die bedrijven een steuntje in de rug te geven). En als het wat met de hardere hand van de wetgever moet, zijn er nog drie andere:

  1. alternatieven subsidieren (eigenlijk is de inkoop voor eigen doel er een hele lichte variant op), bij energie gaat het dan om subsidies voor bijvoorbeeld het maken of verkopen van ethanol, wat hier en daar big business aan het worden is.
  2. standaarden vaststellen voor producten en processen. Bij energie bijvoorbeeld het voorschrift dat x% van de benzine uit bio-ethanol moet bestaan, of voorschriften voor de automotor.
  3. een belasting op de vervuilende emissie (bv. de CO2 uitstoot van auto's of fabrieken).

Wat zou jij kiezen als je minister of kamerlid was? Elk antwoord lijkt goed, want als het om CO2 gaat doen we in Europa alle drie de zaken, Amerikanen doen vooral 1 en 2 hoewel California ook drie doet. Als je econoom bent, neig je naar het volgende standaard antwoord: 1 is altijd een slecht idee, 2 moet je meestal ook niet doen en 3 is verstandig.

De belasting op de vervuiling (of het nu CO2 is of geur, of licht of lawaai om de meest moderne milieuproblemen hier ter plekke maar te noemen) staat bij economen bekend als de Pigovian tax, de Pigovische belasting. Genoemd naar de econoom Arthur Pigou uit Cambridge (UK), die begin vorige eeuw beredeneerde dat als de markt faalt, de overheid het best die markt een handje kan helpen en de te lage prijs voor een product (omdat de schade aan derden er niet inzit) via een belasting kan verhogen. En dan met een zodanige correctie dat de prijs uitkomt op het niveau dat de schade aan derden precies is doorberekend.

In de situaties 1 (subsidies) en 2 (standaards) grijpt de overheid veel dieper in, met als gevolg grotere verstoringen van het marktmechanisme dat voor onze welvaart zorgt. Zo zorgt een subsidie op amerikaanse ethanol productie ervoor dat de tortillas in Mexico duurder worden. Een subsidie op zonnecellen in Duitsland zorgt dat zonnecellen in Duitsland worden verkocht, waar het lang niet altijd zo zonnig is als deze maand april, en zeker niet als in mediterrane landen - waar inzet van die zonnecellen efficienter zou zijn. De overheid is er veel minder goed in dan de markt om te bepalen waar de optimale aanwending van productiemiddelen is, dat hebben we niet alleen in communistische systemen geleerd. Het is nu eenmaal zeer lastig om vooraf de winnaars aan te wijzen (in bv. innovatie: gaan we voor wind- of zonne-energie?).

Datzelfde geldt bij het zetten van standaards: waarom 5% ethanol, waarom een bepaalde technologie: als je daar voor kiest gaan mensen dus niet meer nadenken over alternatieven die uiteindelijk wellicht beter zijn. Innovatie neemt dus af. Er zijn wel voorbeelden waar het zinvol is om een standaard te bepalen (bij de gsm-telefoon bijvoorbeeld, vanwege een netwerk effect voor de ontwikkeling van een bedrijfstak; of bij een logo voor biologisch om informatiekosten te verminderen), maar heel vaak is het beter om de Pigovische belasting te kiezen.

Een variant op die belasting is een emissie-handelssysteem dat met quota werkt. Net als bij melkquota geef je iedereen een emissierecht (of nog beter: je verkoopt ze bij opbod) en je streept bv. 20% weg. Dan worden die rechten schaars, er ontstaat handel en ze komen terecht bij degene die per kg emissierecht veel winst maakt. Bijvoorbeeld omdat hij dure producten maakt (die we als consument dus liever hebben voor de vervuiling dan goedkope producten). Op die manier komt de emissie in de kostprijs en betaalt de vervuiler, dat is de consument die de meest vervuilende spulletjes koopt. En wie goed is in nieuwe productieprocessen die weinig emissie hebben, kan productierechten verkopen. Cap en trade heet dat, we deden dat in de veehouderij al met dierrechten of ammoniakrechten.

Wie een duurzame en zo groot mogelijke bijdrage wil leveren aan het terugdringen van de emissies, kiest voor een marktoplossing en niet voor subsidies. Hoe plezierig die voor sommigen ook zijn.

Post deels gebaseerd op een hoofdartikel in The Economist van 17.3.2007: What price carbon?

De (eigen) foto toont een suikerrietfabriek in Australie die overigens vermoedelijk vooral water, warmte en geur de lucht in spuit.

maandag 23 april 2007

Barclays over de brug: speltheorie

Als aandeelhouder van 5 stukjes ABN Amro volg ik de overname, waarbij vandaag Barclays met een bod over de brug kwam - de winst gaat me denk ik een etentje opleveren. Als econoom is het ook heel boeiend. Hier worden spelletjes gespeeld denk je als leek, maar het is ook echt een toepassing van de serieuse speltheorie: als ik dit bod doe, en dat aan Bank of America verkoop, troef ik dan als Barclays Fortis cs af (lijkt het wel op) en ook TCI dat als investment fund het spel startte.
Speltheorie is een serieuse business geworden, ook in de economie. In het blad Strategy+Business, dat ik gisteren al even noemde, staat een mooi interview met Barry Nalebuff, hoogleraar in Yale. Hij haalde speltheorie uit de ivoren toren naar de 'board room'. Een paar weken geleden blogde ik hier al dat economen kijken naar de reactie van andere spelers en dus de wereld als een spel zien.
Speltheorie laat zich mooi illustreren met de (Harvard) case van Holland Sweetener, een DSM dochter die aspartaam maakte (ze zijn uiteindelijk vorig jaar uit die markt gestapt) en eind jaren tachtig de hegemonie van Monsanto's NutraSweet wel eens even zou aanpakken. Het patent op aspartaam, dat door Coke en Pepsi in de cola wordt gestopt, liep in 1992 af en dat was reden voor Holland Sweetener 50 miljoen dollar in een nieuwe fabriek te investeren. Maar, zoals Barry Nalebuff zo mooi zegt, ze speelden het verkeerde spelletje.
Coke en Pepsi waren best wel tevreden over NutraSweet, en gebruikten de nieuwe fabriek om 200 miljoen dollar korting te bedingen bij hun leverancier. Op basis van speltheorie een voorspelbare zet - Holland Sweetener had eerst een contract moeten regelen, of de colamakers mee moeten laten betalen aan de bouw (bv. als mede-aandeelhouder). Zoals Nalebuff het verwoordt: Holland Sweetener had zich moeten bedenken dat ze een matig product (' a lousy product') in aspartaam hadden, maar monopolist waren in de aspartaam-concurrentie.
Overigens leerde Holland Sweetener er wel van. Ze verloren zoveel geld dat ze van plan waren er mee te stoppen. Voordat ze dat deden, stapten ze naar Pepsi en Coca Cola en vertelden dat ze zouden stoppen, tenzij ze een leveringscontract kregen. Uiteindelijk kregen ze betaald om te blijven.
De kunst in zaken is dus niet zozeer om hard te werken, maar om het spel te veranderen. En in sommige situaties, vooral daar waar een beperkt aantal spelers zijn, kan speltheorie dus helpen. Het is een vakgebied dat begon met zgn zero-sum games (en de tit-for-tat regel opleverde als superieure strategie: werk samen tot je bedrogen wordt, sla dan terug en ga weer samenwerken) en het beroemde prisoners dilemma. Waarover een andere keer meer.
.
Gebaseerd op: Michael V. Copeland: The Game Maven of New Have in: Strategie+Business, spring 2007

zondag 22 april 2007

de graan golf


Strandweer vandaag, april gaat alle records rond warmte en droogte breken, zo lijkt het. Niet alleen de golven aan het strand vroegen dit weekend de aandacht, maar ook de Wheat Wave in het blad Strategy & Business. Consultants van Booz, Allen, Hamilton (die ook het blad uitgeven) constateren dat landen in hun voedingsconsumptie vier fasen doormaken als ze rijker worden.


Het begint met 'basic survival' waarin het draait om (goedkoop) voedsel, kleren en onderdak. Als er een middenklasse ontstaat gaat kwaliteit een grotere rol spelen: de 'quality fase', zoals nu in India en China. Neemt de rijkdom nog wat toe dan komt gemak ('convenience') in beeld. Dat is de fase waarin Oost-Europa en Latijns-Amerika zich bevinden. En in de volgende fase zijn mensen bereid een premie te betalen om aan individuele smaken en verlangens tegemoet de komen ('customization'). De consultants illustreren dat met allerlei producten waaronder brood (de graan golf): in de overgang van de survival naar de quality fase stijgt de consumptie in kg per hoofd van de bevolking, daarna zet zich een daling in - als je het uittekent (met inkomen op de horizontale as) is het net een golf.
De fases hangen overigens niet zozeer van het gemiddeld inkomen af, maar ook van tal van andere zaken - dat is de kern van het betoog. Een mooi voorbeeld is de snoepjesmarkt. In arme landen zijn het op suiker gebaseerde snoepjes (zoals zuurtjes). In de quality fase worden die vaak vervangen door chocola. Maar er zijn uitzonderingen, zoals in het land waar de chocola vandaan komt: Mexico. Dat had al lang aan de m&m's en de marsen moeten zijn, maar is nog dol op suikersnoepjes. Komt omdat ze er van limoen en pepersmaken houden, en er zijn veel locale suikerproducenten, die mede door de handelspolitiek suiker aanbieden op 55% van de chocoladeprijs; in andere landen is dat 90%. En verder loopt de distributiestructuur in Mexico achter met koeling, en dat is voor chocola in een warm land onhandig.
Maar afgezien van dat soort uitzonderingen gaat het overal hetzelfde: het begint met een benzinestation waar ze je tank volgooien met benzine, daarna gaan ze er etenswaren bij verkopen, dat groeit uit tot een winkel en dan mag je zelf ook nog erbij tanken als je dat wilt.
.
Alonso Martinez and Ronald Haddock: The Flatbread factor in Strategy + Business, spring 2007

EU en VS: twee werelden ook in bio

Aan beide kanten van de Atlantische oceaan geven consumenten nu ongeveer even veel uit aan biologische producten. De gemiddelde Amerikaan en European besteden in de winkel beide zo'n 35 dollar aan bio.
Maar de visies van de twee overheden op de sector zijn totaal verschillend: de Amerikaanse ziet de sector vooral als een nieuwe markt niche voor producenten en een wat bredere keuze voor consumenten. Alsof Nike met een nieuw type sportschoen komt, of beter: alsof Puma de markt betreedt.
De EU ziet biologische landbouw vooral ook als een landbouwsysteem dat milieuvriendelijker is, er zijn sociale voordelen (meer werkgelegenheid op het platteland) en daarom moet deze bedrijfstak worden gesteund, zeker nu het een bedrijfstak-in-de-kinderschoenen is (het infant industry argument noemen economen dat). Veel landen in de EU hebben ook officiele doelstellingen over de omvang van het areaal dat men wil bereiken: Nederland in 2010 10%, Duitsland zelfs 20%. En zoals het bij EU doelstellingen gaat, lijken die intussen onhaalbaar.
Uit LEI onderzoek weten we dat ook in Nederland producenten en consumenten om heel verschillende reden iets met bio doen: winstmotief, gezondheid, milieu, kleinschaligheid etc. Visies zijn dus binnen de EU en vermoedelijk ook USA divers, maar toch grappig om te zien hoe zich dat op nationaal niveau vertaald.
In beide gevallen speelt de overheid een rol in labelling en certificering. Dat verlaagt de transactiekosten, jehoeft niet bij elke verkoop uit te leggen op welke manier het product is geproduceerd, je ziet met een logo dat het biologisch is, en dat logo heeft een vaste betekenis en staat voor een hele set productieregels. Ik ben blij dat de groenteboer dat er niet elke keer bij moet vertellen. Het logo helpt ook een informatie probleem op te lossen: je kunt aan een product zelden zien dat het biologisch is (hoewel er een tijdje was dat het het de bedoeling was dat die appel er wat wormstekeriger uitzag, net als de afgedragen spijkerbroek-look zich afzette tegen de echte nieuwe Levi's). En je kunt het vaak ook na consumptie niet vaststellen (tenzij je heel goed bent in smaak).
Certificering garandeert dat de standaards van de labels worden nageleefd. Ook hier zie je verschillen, ook binnen Europa, in hoe de certificering wordt georganiseerd. Dat kan helemaal door de overheid, het kan ook door gespecialiseerde bedrijven. Het hangt van de situatie af wat efficienter is, op voorhand neigen economen vaak naar het laatste: er is dan concurrentie die de kosten in de hand houd en de innovatie bevorderd.
.
Inzichten ontleend aan een artikel in Amber Waves, het blad van de USDA-ERS: Carolyn Dimitri and Lydia Oberholtzer: EU and US Organic markets face strong demand under different policies in: Amber Waves, Februari 2006

vrijdag 20 april 2007

Niet Rijk van toeslagrechten

Mijn blog van woensdag leverde een reactie op van Huib Rijk, die dermate interessant is dat ik hem hier nog maar even naar voren haal:
aangaande de toeslagrechten: de verwachting was inderdaad dat deze aardig wat op zouden brengen bij verkoop. wat ik van veel kanten hoor is dat ieder-een moeite heeft om ze onder te brengen en weinig behoefte heeft aan extra toeslag-rechten. Wordt er minder geteeld dat voor steun in aanmerking komen of heeft de berekening geleid tot hoge toekenningen?
Ik zit verder van de praktijk af dan Huib (die boer en columnist is) maar dichter bij de administratie en uit die optiek denk ik dat het laatste niet waar is. De toeslagrechten zijn uitgedeeld over wat men teelde, als ik me goed herinner in de jaren 2000-2002. Of dat betekent dat er minder toeslaggerechtigde gewassen worden geteeld? Zou kunnen, maar er zijn ook andere redenen van verkoop. Ik kan er 6 bedenken:
  1. een boer moet zijn toeslagrechten verkopen omdat hij nu aardappelen of groente wil telen en dus niet meer de granen of suikerbieten zoals in het begin van deze eeuw. En je hebt nu eenmaal hectares nodig (waarbij groenten en aardappelen niet tellen) om de premies te incasseren. Dat is het argument dat Huib aandraagt. Zou kunnen, met name het suikerbietenareaal krimpt omdat we steeds meer per ha oogsten.
  2. boeren vinden de kosten van innen (transactiekosten) door formulieren in te moeten vullen te hoog. Lijkt me onwaarschijnlijk bij deze bedragen. Voor 10.ooo euro kun je de boekhouder nog wel een uurtje een formulier laten invullen, als het niet al automatisch gaat.
  3. Wie toeslagrechten aanvraagt moet aan de EU Wetgeving zoals Vogelrichtlijn en Nitraatrichtlijn voldoen. Wie ze niet aanvraagt ook, maar wellicht heb je meer controle (hogere pakkans bij een fout) als je toeslagrechten hebt, en in ieder geval is de sanctie hoger: je moet wellicht je toeslagrechten terugbetalen. Ik ken boeren niet als massale overtreders, dus dit motief lijkt me ook niet echt relevant.
  4. sommige boeren hebben zulke lage inkomens dat ze graag hun toeslagrechten te gelde maken als een soort desinvestering en er een betere auto voor terugkopen. Zou in incidentele gevallen best kunnen, alhoewel het laatste jaar voor veel akkerbouwers helemaal niet zo beroerd was.
  5. sommige boeren willen uitbreiden door grond te kopen, hebben daar geld voor nodig en zijn niet geinteresseerd in de toeslagrechten (die komen dan extra op de markt) of sterker nog: verkopen hun huidige rechten om extra grond te kunnen kopen. Zou me niet verbazen, er is een groep akkerbouwers die echt voor schaalgrootte gaat en meer kan verdienen met grondaankopen (denken ze) dan met beleggen in toeslagrechten.
  6. boeren die met pensioen gaan. Eigenlijk is dat hetzelfde dan punt 5: ze verkopen wellicht hun grond aan boeren die wel de grond maar niet de toeslagrechten willen.

Het zou interessant zijn uit te zoeken welke motieven (zijn er nog meer?) echt spelen bij de verkopers. Mooi onderzoekje voor een enquete door een student. Als het vooral categorie 5 is, dan zegt dat wel iets over het nut van toeslagrechten voor de boeren van de toekomst - die kunnen blijkbaar heel goed zonder.

Voor de verklaring van de lage prijs spelen nog twee andere zaken. Toen ze werden ingesteld kon ik bij een brainstorming op het LEI over dit onderwerp al niet bedenken wie ze zou willen kopen. De koper van toeslagrechten weegt deze belegging af tegen twee alternatieven: grond kopen voor bedrijfsuitbreiding (zie punt 5) of staatsobligaties kopen (of sparen als je dat makkelijker vindt). Staatsobligaties leveren rendement op zonder dat je grond hoeft te hebben en je loopt geen risico's van afschaffing of extra cross compliance eisen of controles.

Wij hebben voor 5 ha geen toeslagrechten waar we ze (als we bv 6 jaar granen blijven telen, dat moet je dan ook van te voren weten) voor aan zouden kunnen kopen. Drie keer de waarde wil je dan misschien wel betalen, dan heb je het vierde jaar nodig voor de rente over de investering en ga je in het 5e verdienen. Dus is het wel veel gevraagd 5 of 6 keer de jaaruitkering te betalen.

Een tweede punt is dat er bij het instellen inderdaad bij sommigen hoge verwachtingen waren van de waarde. Ten onrechte is daarbij vergeleken met quota. Die vindt iedereen duur, de waarde daarvan wordt bepaald door de 10% boeren met de hoogste marge die door hun management en bedrijfsopzet veel per kg melk of ha suiker kunnen verdienen. En boeren met gemiddelde resultaten vinden ze dan al snel te duur en kijken tegen die waarde op. Maar hoe hoog je marge per ha in de graanteelt ook is: het heeft geen enkele invloed op je uitkering van je toeslagrecht. Die blijft een vast bedrag per ha. Daar is dus geen 10% van de boeren die hele hoge prijzen betaalt, daar is iedereen bereid ongeveer hetzelfde bedrag te betalen.
Onderzoekers en columnisten hebben de afgelopen jaren wellicht te weinig op deze mechanismes gewezen. Maar misschien is het nog niet te laat voor een verhaal met praktijkervaringen?

donderdag 19 april 2007

Nabranders en puzzles

Uit mijn blog van gisteren kun je concluderen dat de waarde van toeslagrechten een mooie barometer is voor politieke onzekerheid rond het GLB. Anders gezegd je kunt dus in politieke onzekerheid handelen. Als ze in waarde stijgen (afgezien van door dalende rente of lagere kosten van cross compliance verplichtingen), dan neemt de levensduur van het recht naar inschatting van de markt toe, dalen ze in waarde dan dreigt blijkbaar afschaffing. En hoe meer de waarde op bv. weekbasis fluctueert (hoog-laag), hoe onzekerder de situatie rond de Wetstraat in Brussel is. Het wordt tijd dat het CBS er een index van maakt. En dan kunnen er ook optiecontracten bedacht worden. Zou de wereld efficienter maken, volgens de theorie. En leuk voor mensen met politieke inside informatie (waar ik -voor de duidelijkheid- overigens niet bijhoor).
Verder zit ik me af te vragen hoe ik aan de titel van de blog (risico's van de health check) kwam, want bij mijn weten had ik geen radio gehoord of internetnieuws gelezen. Maar na het publiceren van de blog zag ik dat iemand in Utrecht is overleden bij een simpele klinische vetverwijderingsoperatie. Raar toeval of onderbewuste informatieverwerking?
En dan jullie als lezer -dat is ook een puzzle. Dankzij Google Analytics kan ik zien dat deze blog gemiddeld zo'n twintig bezoekers per dag trekt. Wie jullie zijn weet ik niet, maar de software weet blijkbaar wel te achterhalen vanuit welke plaats er wordt ingelogd (of misschien waar de servers staan). Sommige adressen liggen in het buitenland en uit mail-contacten kan ik Zuid Portugal of Paramaribo dan nog wel plaatsen. Maar vanochtend blijken er ineens 3 chineze bezoekers geweest te zijn. Zal toch niet komen omdat ik gisteren een survey over China las (maar er niet over publiceerde). Ik hou het er na wat gepuzzel op dat het toevalstreffers zijn op basis van mijn blog over Yo-Yo (You're On Your Own), een paar dagen geleden. Hoe dan ook welkom, willkommen, bienvenue, welcome of het chinese equivalent. Wat is ICT-globalisering toch boeiend.

woensdag 18 april 2007

Risico van de health check


Landbouwbeleid brengt risico's mee, zo realiseerde ik me vandaag. Eerst toen ik een stuk van een collega uit een EU project over inkomensrisicos zat te lezen. Maar later kwam ik er in het kader van ons eigen akkerbouwbedrijf ook achter. Theorie en praktijk ontliepen elkaar hier wel heel weinig.
Ik moest -om hier verder niet terzake doende reden- de waarde van de toeslagrechten bepalen. Volgens mijn accountantskantoor liggen die op twee, hooguit drie keer de waarde. Ik had dat hoger verwacht, tenslotte is de rentestand niet zo hoog dus aan een uitbetaling over 5 jaar kun je ook nog wel wat waarde toekennen.
Maar in de markt wordt veel risico ingeprijsd: je kunt ook zonder toeslagrechten produceren en boeren zijn bang dat er bij de zgn. health check van het Gemeenschappelijk LandbouwBeleid (de volgende mid-term review) in 2008 drastische maatregelen genomen worden. Zo is bekend dat de EU Commissaris Fischer-Boel een maximum per bedrijf wil. Dus zijn kopers bereid alleen de uitbetaling voor 2007 en die voor 2008 te betalen en misschien nog wat voor 2009.
Een zo forse ingreep leek me nog niet zo waarschijnlijk (zo heet wordt de soep meestal niet gegeten, en we hebben die rechten nog maar net, meestal gaat zoiets wel een jaar of 10, 15 mee), maar aan het eind van de dag las ik bij een biertje op het eigen terras The Economist van 17 maart met een special over de jarige EU. Was eerder nog niet van gekomen. En die zette me toch aan het denken.
Het blad beschrijft een scenario waarbij er in 2008 of 2009 een mega-deal gemaakt wordt rond zowel de EU Grondwet discussie als het budget voor komende jaren en daarmee de middelen voor het GLB. De deal zou dan zijn dat het UK een (verwaterde) grondwet accepteert en het einde van de (Margaret -handtasje- Tatcher) rebate in ruil voor een forse hervorming van het GLB met veel minder geld voor boeren. Daarbij zou eventueel compensatie plaats kunnen vinden door lidstaten zelf ook betalingen aan boeren te laten doen, de zgn. re-nationalisatie. Daar is Fischer-Boel fel tegen want het vermindert de macht van Brussel, maar sommige Fransen, met name in kringen van Sarkozy, zouden er wel wat in zien, omdat er een kans bestaat dat Frankrijk komende jaren netto-betaler wordt. En dan kun je maar beter zo'n deal maken voordat boeren in Polen en de rest van het Oosten (die nu nog niet verslaafd lijken aan de toeslagen) dwars gaan liggen.
Het lijkt me persoonlijk een fantastisch scenario (in allerlei betekenissen van het woord, behalve misschien voor de waarde van onze toeslagrechten), en je zou bijna denken dat de markt het al heeft ingeprijsd. Blijkbaar zijn er weinig kopers voor toeslagrechten te vinden - staatsobligaties zijn veiliger en dan heb je geen grond nodig om het rendement te incasseren.
.
Literatuur: Fit at 50? A special report on the European Union, in the Economist, March 17, 2007

dinsdag 17 april 2007

Leermomenten met Veronica en Down Town


Dit is het type weer waarbij ik in de jaren zestig in de bieten stond. Zij het in de tijd vaak een paar weken later, tenzij er erg vroeg werd gezaaid. Met de hak (voor minder deskundigen: schoffel, voor sommige Zeeuwen: kapper) werden bieten gedund, ofwel op een minimum afstand gezet door wat er tussen stond weg te schoffelen. Machines zaaiden toen nog niet op "eindafstand". Als je het zo aan de jeugd uitlegt, valt pas op dat dat nodig is en dat er veel specifiek jargon gebruikt werd.
Behalve dan dat we daar wat geld mee verdienden (een gulden per rij van 350 meter) had ik daar heel weinig mee. Net als onkruid wieden in de zomervakanties. Mijn vader vond het het mooiste wat er was, maar voor mij was het aanleiding handel en economie te gaan studeren. Weg van het land en hoe willen begrijpen hoe het kwam dat we jaren een mooi product als vlas teelden, en ineens niet meer. Wisten wij veel van synthetische stoffen en lagere arbeidskosten in het oostblok. Ik kwam de lange zomers vooral door dankzij Radio Veronica, en hoewel het wat weg zakt, kan ik nog vrijwel alle top-40 muziek tussen pakweg 1965 en 1975 thuis brengen.


Ik dacht daar vandaag aan, niet zozeer vanwege het weer en ook niet omdat er een mooi boek uit is over de geschiedenis van Veronica (niet het schaap maar de piratenzender). De aanleiding was de blog van Greg Mankiw (zie links de links) die ik las. Hij blijkt net als ik een fan van Petula Clarck die een geweldige hit had met de fraaie meezinger 'Down Town'. Om precies te zijn: hoogste positie nummer 3 in de Radio Veronica Top-40 in voorjaar 1965.


Dat orgineel kun je ook economisch interpreteren (industriele districten, von Thunen) maar dat was niet de bedoeling van de songwriters. Greg heeft een versie opgespoord die wel de bedoeling heeft economisch onderwijzend te zijn. De Amerikaanse onroerendgoedmagnaat en eigenaar van de L.A. Times Sam Zell maakt elk jaar een nieuwjaarsboodschap. En in 2003 was dat de song Offshore, op de melodie van Down Town, waarmee hij de voordelen van de internationale handel uitlegt. Geweldige tekst, met een leuke vormgeving van de ondertiteling. Hij staat op de website van Zell onder het album 2003 Wired Exports. Geniet ervan en leer iets van handel en economie! Reacties hieronder welkom.
.
en ter illustratie de veiling in Naaldwijk waar ook veel internationale aanvoer uit offshore productie is.

maandag 16 april 2007

van yup naar yo-yo

Steeds meer mensen leven in een 1-persoonshuishouding, het traditionele gezin is in de minderheid. Dat schept nieuwe kansen voor bedrijven met produkten en diensten. Een Amerikaanse bank, Wachovia, heeft nu speciale produkten voor ouderen die alleen zijn komen te staan nadat hun partner die de financien deed is overleden.
Men spreekt volgens een artikeltje in the Economist van afgelopen zaterdag van the Yo-Yo omgeving: You're On Your Own. Lijkt me ook een leuke markt voor kant- en klaarmaaltijden en wijnproducenten: kleine flesjes met schroefdop, ik merk dat ouderen daarin noodgedwongen innovatiever zijn omdat ze meer moeite met kurk (etrekkers) hebben. De yuppen van toen worden de yo-yo's van morgen.

zondag 15 april 2007

Nederland heringericht met schone lei

Nu de natuur de grond uit spuit is de vraag relevant wat we met het Nederlandse platteland zouden doen als we met een schone lei helemaal opnieuw zouden kunnen beginnen. Een typische ingenieursvraag voor de inrichting van de Markerwaard zo lijkt het, maar een aantal (mij bekende) onderzoekers nam deze vraag tot uitgangspunt om na te denken over scenarios voor een toekomst van het platteland zonder landbouw.
Nu is daar op voorhand veel over te zeggen. Zo is de kans dat de landbouw verdwijnt volgens mij zeer gering. Niet omdat ik dat niet zou wensen te erkennen, maar omdat ik nog niet begrepen heb via welk mechanisme ze zou verdwijnen. Dat blijkt overigens ook uit dit rapport, want 1 van de beelden is dat er een gevaarlijk, onbeheerd moerasbos zal resteren dat misschien alleen nog door een ultieme natuurfreak zal worden gewaardeerd en dat op zijn best wordt afgewisseld door door de families Flodder en de Tokkies uitgewoonde erven. En een aantal van de door de onderzoekers aangedragen ideeen, zoals zeeteelt of overbruggend eten tussen culturen, of waardevol sterven lijkt me ook heel goed realiseerbaar naast een bloeiende landbouw.
Scenario-techniek, in dit land tot status gebracht bij Shell, is er vooral om toekomst te verkennen, niet eens zozeer om nu te besluiten, maar om bij een plotseling veranderende wereld beter te kunnen besluiten. In deze studie wordt het toegepast op de categorie vragen "we weten niet dat we iets niet weten" en daarbinnen "omdat we niet willen weten dat we iets niet weten". Daarmee zijn het extreme en soms confronterende scenario's. Toekomstbeelden met emotie die toch zakelijk uitvoerbaar lijken of zijn. Dat maakt het nu net tot een leuk rapport.
.
Peter Luttik, Geert Boosten, Henk Smit en Joost Tersteeg: Schonelei voor een toekomst van mogelijkheden. Utrecht, Innovatienetwerk, december 2006

zaterdag 14 april 2007

strijden tegen windmolens


De discussie over windenergie loopt in de nieuwste SPIL hoog op. De Nederlandse Windenergie Associatie heeft uitgerekend dat men over zeven jaar in principe zonder subsidie kan concurreren met aardgas. Pieter Lukkes schrijft erover en gelooft er niet meer in, begin jaren 90 zou het ook al zijn beloofd.
Voor economen wordt het interessant als de windenergie-fans ook wijzen op 'vermeden maatschappelijke kosten'. Die kosten zouden wel worden gemaakt bij het gebruik van bv. olie of kolen: herstel van historische gebouwen, schoonmaakkosten na een olieramp e.d. Lukkes vindt dit allemaal nog al vergezocht, en bij sommige van die zaken ben ik het met hem eens. Ik zou ook wel een vergelijking met kernenergie willen, dan hoef je ook geen olierampen op te ruimen.
Lukkes wijst er ook nog op dat er niet gerept wordt over 'veroorzaakte maatschappelijke kosten', zoals schade aan landschap, waardedaling van onroerend goed etc. Op dat punt gaat Lukkes zelf minstens zover als het gewraakte rapport: hij voert ook demografische maatschappelijke kosten op. Op de in maart gehouden emigratiebeurs werd duidelijk dat veel mensen wegtrekken omdat ze ruimte en rust zoeken. Dat zijn zaken die hier schaars worden. Vervreemding door de moderne molens (niet de klassieke neem ik aan) zou hier aan bijdragen. En dat lijkt mij nu weer vergezocht. Files, drukte op de winkelboulevard, overvolle treinen, bedrijventerreinen langs de snelweg - het lijken me zaken die de emigrant aankruist als attribuut van gebrek aan ruimte en rust. Maar de windmolens langs de A12 op de bedrijventerreinen die er toch al liggen??
.
Geniet van het mooie weer en lees de nieuwe SPIL op het terras.
.
Pieter Lukkes: de schijnwerkelijkheid van de windenergie. In: SPIL, 233-234, 2007-1
Op de foto verschillende energiesoorten in Zevenhuizen, ri. Zoetermeer (en heel in de verte een windmodel moderne stijl van Siemens, langs de A12)

vrijdag 13 april 2007

Spil: op zoek naar Mansholt II


Naar aanleiding van de Wageningse conferentie 'Mind the CAP' is het zo juist verschenen SPIL op zoek naar een nieuwe Mansholt. Althans dat is de titel van een bijdrage van Joost van Kasteren: wil de nieuwe Sicco Leendert Mansholt (hiernaast op foto) opstaan?
Het verhaal zelf maakt vooral duidelijk dat er eigenlijk geen behoefte aan Sicco II is, landbouwbeleid is uit de tijd. Boeren zijn geen ambtenaren of soldaten maar ondernemers en daar hoort geen inkomenssteun bij. De level playing field gedachte dat Europese boeren gecompenseerd moeten worden voor moeilijke productieomstandigheden (inclusief onze eisen aan dierwelzijn) is een tamelijk onzinnig uitgangspunt. Je moet geen sinaasappelen in Schotland proberen te telen. En de onderhoud voor landschap is een gotspe, dat is tot nu toe verpest en anders moet je gericht en lokaal voor die diensten betalen. Dat de EU uit elkaar valt bij het verdwijnen van landbouwbeleid is ook een vreemde gedachte, energie en klimaat zijn bovendien bindender thema's. Het feit dat er ook al niet vrijmoedig over nieuw landbouwbeleid gepraat mag worden met Europese officials omdat dan renationalisatie (of beter: re-provincialisatie) aan de orde komt geeft ook al aan dat we het ergst mogen vrezen.
Of dat betekent dat we iemand als Mansholt nodig hebben die in 1958 in Stresa (en niet een jaar eerder in Rome) het landbouwbeleid op de kaart zette, is wat mij betreft nog maar de vraag. Daaraan vooraf gaat de vraag waarom we dat beleid eigenlijk nodig hebben en waarom we weer naar Stresa zouden moeten afreizen. Toen was dat (zo blijkt uit de biografie van Merrienboer) ook vooral om hobbels te slechten voor de Europese Eenwording. Als we daar nieuwe hobbels voor moeten slechten, kunnen we beter -ik noem maar eens wat- een klimaatbeleid, dienstenbeleid of onderwijsbeleid tot stand brengen.
Joost van Kasteren: Wil de nieuwe Sicco Leendert Mansholt opstaan? in: SPIL 233-234 / 2007 nr. 1

donderdag 12 april 2007

de economie van de Duitse negerzoen


Over de negerzoen, en met name de naam ervan is al heel wat te doen geweest. Minstens zo interessant voor een econoom is de markt van Schokokusse (want zo heten ze daar) in Duitsland. Enable, een bijlage van de Duitse versie van de Financial Times had er in februari een mooie case studie over.


Al decennia was de markt in handen van een zekere firma Dickmann. Nu hebben monopolisten de neiging een tikje duur te zijn, of door afhankelijke klanten zo beoordeeld te worden, zeker als ze geen rekening houden met toetreding tot de markt. Begin jaren negentig zag ene Otto Lithardt als ondernemer zijn kans. Hij kocht in 1996 een verlopen Oostduits bedrijf, Grabower Kusschen, op, herstelde de arbeidsmoraal en heeft inmiddels de helft van de markt in handen. Toetreding lukte eerst in Oost-Duitsland (waar het merk nog een zekere bekendheid had uit de DDR-tijd) en vervolgens via Aldi op prijs. En wie bij Aldi mag leveren is ook elders welkom.

Met de toegenomen concurrentie is er ook weer productinnovatie. Die was na de introductie van de mini-negerzoenen door Dickmann vele jaren geleden geheel afwezig. Inmiddels heeft Grabower Kusschen ook suikervrije negerzoenen en een oude DDR-variant waarin de chocoladelaag niet zo netjes glad gestreken wordt. De suikervrije variant trekt ook nieuwe kopers aan en kannibaliseert dus niet alleen de bestaande afzet.

Kortom: welvaartsverhogende dynamiek zoals economen die uit de tekstboekjes kennen en dus graag zien. Of ze nu negerzoenen of chocoladekus heten.

Kerstin Schweizer: Zwei gewinnt in: Enable, FT Deutschland, Februari 2007.

woensdag 11 april 2007

roofridders in de voedingsmiddelen

De 2e kamer hoort het klagend bedrijfsleven aan over de opmars van private equity en hedgefondsen. Eerst schoeien we onze kapitaalmarkt op amerikaanse leest om het bedrijfsleven in de globalisering de ruimte te geven (en de managers de bijbehorende salarissen, tot chagrijn van Wouter Bos) en dan komen de ABNAmro managers en anderen klagen dat het nu ook weer niet de bedoeling is dat ze worden overgenomen. Ewald Engelen schreef vandaag een boeiend stuk op de opiniepagina van de NRC waarin hij duidelijk uiteen zette wat het nut is van dergelijke investeerders, waarvan overigens 90% zich niet activistisch gedraagt. En zelfs zij die dat wel doen hebben het toch vooral voorzien op bedrijven die zwak presteren. Ook nuttig.
Een argument in dat kader miste ik nog, althans voor de voedingsmiddelenindustrie waar ik dat een beetje kan beoordelen (denk ik). Er zijn zeker in de EU als gevolg van de eenwording van de Europese markt en de globalisering nog heel wat fusies en overnames nodig. Onze bedrijven zijn gemiddeld veel kleiner dan de Amerikaanse en produceren daarom tegen relatief hoge kostprijzen. Historisch verklaarbaar en in bijvoorbeeld de voedingsmiddelen ook wel gebaseerd op regionale verschillen in eetcultuur (van rookworst, bockwurst en salami), maar niet houdbaar. Afgelopen veertig jaar zijn de dorpscooperaties in de zuivel tot een paar giganten gefuseerd, en mijn taxatie is dat dit nu niet ophoudt omdat we bij de grens met Denemarken zijn aangeland.
In een aantal gevallen kunnen bedrijven dat zelf door fusie, maar soms hebben ze daar financiers bij nodig, o.a. in het MKB. En soms doen ze het niet zelf, en worden kansen gemist. Dan is het goed dat activistische investeeerders de goed betaalde bestuurders even tot de orde roepen. Alleen de dreiging daarvan kan al louterend werken. Wat mij betreft kan de kamer dus overgaan tot de orde van de dag want regelgeving zou wel eens meer schade kunnen doen dan voordeel opleveren bij het voorkomen van een incidentele uitwas.
De poster komt uit het Reclame-arsenaal.

dinsdag 10 april 2007

info van de tweede orde

Op Goede Vrijdag blogde ik:
schrijf in het commentaar op deze blog een getal tussen nul en honderd. Winnaar is degene wiens nummer het dichtst zit bij tweederde van het gemiddelde van alle genoemde getallen.
Jullie lezers zijn nog lastig tot interactiviteit over te halen, of je vermoedde een addertje onder het gras want veel antwoorden zijn er niet gegeven. Ik ontleende het spelletje aan een lezing van prof. Klaus Schredelseker uit Innsbruck die het gebruikte om uit te leggen dat economie uitgaat van spelletjes tussen mensen, ook in de waarde van informatie. Ook het antwoord ontleen ik aan zijn sheets:
  • als je een getal boven de 33 gekozen hebt, dat heb ik geen idee waarom je dat deed
  • koos je een getal in de buurt van 33, dan nam je 2/3e van het veronderstelde gemiddelde van 50. Dat betekent dat je jezelf intelligent vindt, en de rest dom.
  • hoe lager het nummer dat je gekozen hebt, hoe meer respect je hebt voor andermans intelligentie.
  • als iedereen een perfecte denker is, en iedereen weet dat, dan had je als antwoord nul moeten kiezen

En daarmee is het verschil geillustreerd tussen eerste orde informatie (de 33) en tweede orde informatie. Economen wijzen erop dat er in veel economische processen sprake is van tweede orde informatie. Schredelseker gaat zover dat hij er zelfs een verschil tussen technici en economen in ziet:

Er zijn twee jongetjes, die ieder een groen petje op hebben, maar dat niet weten en die kleur moeten raden waarbij ze alleen het petje van de ander kunnen zien. Een derde persoon vertelt ze: "minstens een van jullie heeft een groen petje op".

Volgens Schredelseker is de logische reactie van een natural scientist die van het jongetje dat reageert met "deze domme man vertelt ook niks nieuws, ik zie dat mijn vriendje een groen petje heeft, deze informatie is overbodig"

De econoom zou even nadenken en reageren met: "hmm, bedankt voor de info. nu weet ik dat ik een groen petje op heb". Want hij heeft tweede orde informatie (voor de technici: als hij een rood petje op had gehad, dan had het andere jongetje dat de rode pet kon zien wel geroepen: dank je, hij heeft rood op dus ik heb een groene).

Voordat jullie nu allemaal wel beginnen te reageren ter gerustelling nog het volgende: toen Schredelseker dat vertelde aan een zaal met een aantal gerenomeerde hoogleraren landbouweconomie waren er toch ook een aantal aan wie het nog even moest worden uitgelegd. Ik heb ze niet naar hun vooropleiding gevraagd, al was het maar omdat ik per ongeluk de eerste vraag al met 1 had beantwoord (en niemand met nul). ;-)

Prof. K. Schredelseker: To know or not to know - what is the question?, presentatie Igls, 15.2.2007

maandag 9 april 2007

eerste en tweede orde informatie

Op Goede Vrijdag blogde ik:
Laten we maar even zo'n spelletje spelen: schrijf in het commentaar op deze blog een getal tussen nul en honderd. Winnaar is degene wiens nummer het dichtst zit bij tweederde van het gemiddelde van alle genoemde getallen.
Morgen de uitslag.

zondag 8 april 2007

Informatiefabriek op wielen (v/h tractor)

Tractoren zijn ook al niet meer wat het geweest zijn. De baas van John Deere, Bob Lake, constateert in The Economist van deze week dat de laatste versies "sophisticated mobile information factories" zijn: "they practically drive themselves, while the driver uses the internet to sell corn". Dat maakt het ook leuker voor de moderne boerin, lijkt me - dit fototje plukte ik van tractorfan.nl
John Deere verwacht goede jaren, met veel verkopen in o.a. Brazilie en Amerikaanse boeren die veel te besteden hebben door de ethanol-rush. In een hoofdredactioneel artikel veegt The Economist daar overigens de vloer mee aan en kiest de kant van Cuba's Fidel Castro, die van zijn ziekbed is opgestaan om de mais-ethanol te veroordelen. Dat we die ongebruikelijke combine nog mee mogen maken.
Maar ook de mais-ethanollobby is een bijzondere combine: boeren die hun inkomen met steun willen opkrikken, Havikken die minder afhankelijk willen zijn van het Midden-Oosten, de auto-industrie omdat ze in het beklaagdenbankje van de klimaatsverandering staan, de olieindustrie omdat hun business model in takt blijft en politici omdat er wat uit te delen valt. Belastingbetalers lijken het best te vinden, ook al kost het ze ergens tussen de 5,5 en 7,3 miljard volgens het International Insititute of Sustainable Development.
The Economist is wel voor ethanol uit suikerriet (net als Fidel natuurlijk), omdat het veel meer energie oplevert dan het kost en Brazilie, India en de Phillipijnen nog land genoeg zou hebben (zonder oerwoud te kappen) zonder dat de voedselproductie veel beinvloed zou worden. Het lijkt me dat je altijd substitutie-effecten hebt, maar vooruit maar. Nog meer ziet het blad in cellulose ethanol op basis van afval, gras en bomen. Maar mais zit in het verdomhoekje: het drijft voedselprijzen op (ook via de veevoerroute), er zijn studies die suggereren dat er net zoveel energie ingaat via de kunstmest en de John Deere tractoren als dat er uitkomt, en het kost subsidies.
The Economist April 7, 2007: Ethanol - Castro was right

zaterdag 7 april 2007

blog onderhoud

In aanvulling op de buitenlandse economenblogs nu links ook een link naar het economendagboek van Peter A.G. van Bergeijk, econoom bij het Ministerie van Economische Zaken en autonoom beeldend kunstenaar. Lees de blog, het stelt in ieder geval je beeld van ambtenaren bij. Een van de laatste blogs ging over een gratis college van ene Sweder (van Wijnbergen neem ik aan) die er voor pleit om instituties te beoordelen tegen het licht van globalisering en ict want dat is nu eenmaal de dominante trend. Uit mijn hart gegrepen.

Verder installleerde ik met verbluffend gemak Google's Analist, u wordt nu automatisch in kaart gebracht. Welkom lezers uit Eschborn, Putten, Zeewolde, Wageningen, Opeinde, Alburqueque en nog een paar voor mij totaal onbekende plekken in Brazilie en Canada.

vrijdag 6 april 2007

Economie is een spel, kennis soms waardeloos

Hoe meer we weten hoe beter het is. Althans dat is wat veel mensen denken, en daarom doen we aan een leven lang leren, studeren, analyseren, onderzoek etc. Toch zijn daar kanttekeningen bij te plaatsen. Mensen kunnen last hebben van een 'informatie-overload' (die meer schade zou doen aan ons IQ dan marihuana) en informatie brengt ook kosten met zich mee. En uit de cognitieve psyschologie en de behavorial finance weten we dat door toevoeging van informatie mensen soms ook slechter kunnen gaan besluiten.
Een voorbeeld daarvan is het verkeerd inschatten van iets op basis van kleine steekproeven. Je kunt dan beter niets weten (dan heb je 50% kans dat je goed gokt) dan dat je een beetje weet (de eerste 4 trekkingen uit een steekproef) en verkeerd infereert. Het verankeringseffect (je wordt verteld wat de oogst van een ha tarwe vorig jaar was bij deze boer, en dat beinvloedt onterecht je schatting van dit jaar) is ook zo'n effect.
Op een seminar in februari in Innsbruck hield prof. Klaus Schredelseker van de plaatselijke universiteit een fraai verhaal over dit soort verschijnselen. Hij wees met name op een verschil tussen economen aan de ene kant en techneuten en anderen aan de andere kant. De laatste groep gaat uit van het nemen van beslissingen met de 'natuur' als tegenspeler. Dan is meer informatie altijd beter (afgezien van de kosten ervan). Informatie kan dus geen negatieve waarde krijgen.
Maar economen houden zich bezig met besluiten in een markt, tussen mensen. Dat zijn geen besluiten met de natuur als tegenspeler, het zijn spelletjes ('games'). Spelletjes waarin de besluiten van de een die van de ander beinvloeden. Informatie kan dan juist wel een negatieve waarde krijgen.
Een voorbeeld van dit laatste is te vinden bij verzekeringen. Op het moment dat vast zou staan dat iemand een ernstige ziekte krijgt of over enige tijd zal overlijden, is hij of zij niet meer verzekerbaar. Stel je een groep van 1000 mensen in ons dorp voor die hun huis tegen blikseminslag willen verzekeren door af te spreken de risico's te delen en 1000 euro in de pot te stoppen. Als onze lieve Heer langs zou komen en zou zeggen dat dit jaar huis X getroffen zou worden, hoeft de rest niet meer zo nodig zich te verzekeren en is X niet meer welkom. Door die informatie toe te voegen komt de hele transactie niet meer tot stand.

Laten we maar even zo'n spelletje spelen: schrijf in het commentaar op deze blog een getal tussen nul en honderd. Winnaar is degene wiens nummer het dichtst zit bij tweederde van het gemiddelde van alle genoemde getallen.
De uitslag komt Tweede Paasdag. Prettige Paasdagen
En op de foto overbodige informatie in Zevenhuizen (eigen foto)

donderdag 5 april 2007

Lijstje: food stamps

TNT, de oude tante Pos / PTT, is in de problemen geraakt want haar concurrenten werken goedkoper. Aan de innovaties in de marketing kan het niet liggen. Had je vroeger de standaard velletjes met de koningin (die je nog zelf mocht bevochtigen) nu krijg je stickervelletjes met als je wilt je eigen foto. En binnenkort misschien ook met reclame of sponsoring, zo viel me op toen ik vandaag een ouderwetse brief (een geboortekaartje) verstuurde.
Want het huidige standaardvelletje met 10 zegels van 44 cent bevat frankeerzegels met typisch Nederlandse (design) producten als de bakfiets, de bugaboo, de flessenlamp, de tulp en de fluitketel. Sommige van die producten zijn ongetwijfeld beschermde ontwerpen. Maar bij minstens twee voedingsmiddelen wordt ordinaire reclame gemaakt: de Heineken Longneck (nog niet echt een klassieker) en de Unox Rookworst (en dat net nu de Hema, ook rookworst) te koop staat. Ik vermoed dat Gildeglas en mogelijk ook Revolt stoel ook in het reclame rijtje passen.

Maar liefst 30% van de zegels (zonder inhoud was de longneck lang niet zo interessant) in dit velletje is dus direct agrarisch van oorsprong:
1. De Unox rookworst
2. De Tulp
3. De Heineken Longneck

woensdag 4 april 2007

lijstje: 10 principles of economics

Gisteren bracht ik hier links een link aan met de weblog van Harvard econoom Greg Mankiw. Aanbevolen die site, en ik heb er genoten van zijn lijstje van met 10 economische principes:
  1. People face trade-offs
  2. The cost of something is what you give up to get it
  3. Rational people think at the margin
  4. People respond to incentives
  5. Trade can make everyone better off
  6. Markets are usually a good way to organize economic activity
  7. Governments can sometimes improve market outcomes
  8. A countries standard of living depends on its ability to produce goods and services
  9. Prices rise when the government prints too much money
  10. Society faces a short term run off between inflation and unemployment

Niet alleen is het lijstje leuk, maar er is ook een YouTube video waarin een "standup economist" het lijstje op de hak neemt. Neem punt twee: als je Snicker van 1 euro gratis krijgt aangeboden en het alternatief is niets, dan zijn er geen kosten en is je winst een euro. Moet je kiezen tussen een Snicker van 1 euro en een dollarbillet met een waarde van 80 eurocent, heeft dus maar een winst van 20 cent. En als je iemand vraagt: wil je deze Snicker hebben of liever die, dan heeft hij dus helemaal geen winst en geef je dus niks. Choices are bad.

Ook leuk is de videoquote: micro-economists are wrong about specific things, and macro-economists are wrong about things in general.
Even lachen dus.

dinsdag 3 april 2007

waarom bloggen economen?

Economen zien het leven als een afweging van kosten en baten, moeite en nut. En dat geldt dus ook voor het schrijven van hun eigen weblogs. Waarom doen ze dat eigenlijk, teksten intypen zonder directe beloning?
Het is een vraag die The Economist vorig jaar augustus stelde, ook aan een aantal bekende economen bloggers. Zelf doe ik het omdat ik van schrijven en helder (?) formuleren hou, omdat er een zekere dwang vanuit gaat zaken vast te leggen voor hergebruik en dat laatste vergemakkelijkt wordt als het electronisch gebeurt. De positieve reacties zijn altijd leuk en leiden soms ook tot iets. En verder zal het wel een gezonde vorm van exhibitionisme of bewijs-drang zijn, dat is meer voer voor psychologen.

Een rondje rond bekende economen blogs (ik zal er wat opnemen in het lijstje links die hier ook links staan) leert dat het de heren (dames zijn er niet bij) vooral gaat om een plek in het 'intellectuele invloedsspel'. Veel van de blogs worden door meer mensen gelezen dan het aantal verkochte boeken van de auteurs.
Inmiddels is er ook een studie verschenen die wijst op de gevolgen van elektronische communicatie en goedkoop transport: het concurrentievoordeel van topuniversiteiten neemt af. Topuniversiteiten bestaan uit clusters top-hoogleraren die elkaar positief beinvloeden, snel informatie delen en zo tot meer productie komen. In de zeventiger jaren kon een hoogleraar zijn productiviteit verdubbelen (in artikelen gemeten) door te verhuizen van een universiteit buiten de top-25 naar Harvard. Dat effect werd zwakker in de jaren 90 en was bij de eeuwwisseling verdwenen.

The Economist August 4, 2006: The invisible hand on the keyboard

maandag 2 april 2007

elk jaar meer graan?

In 1955 lag de opbrengst van een hectare tarwe in Nederland op zo'n 4,5 ton. Inmiddels is tien ton heel normaal. Technische ontwikkeling noemen we dat. Economen neigen ertoe om dat toe te schrijven aan prijzen en winstgevendheid. Sommige techneuten vinden het een vanzelfsprekendheid of een autonome ontwikkeling als gevolg van menselijk vernuft: we ontwikkelen steeds betere rassen en boeren leren steeds beter om granen te telen.
Die discussie is relevant. Neem de energiediscussie: als bij stijgende graanprijzen de winstgevenheid van de graanteelt groeit en boeren daardoor net wat vaker nog een beetje kunstmest, bestrijdingsmiddelen tegen afrijpingsziektes of water bij droogte (op bijvoorbeeld korrelmais in Frankrijk) toevoegen, stijgen de kg-opbrengsten extra en zullen energie en voedselprijzen niet zo sterk stijgen als wanneer prijzen geen effect hebben. Terzijde: dat zie je misschien niet altijd in de statistieken omdat tegelijkertijd ook slechte gronden, die nu braak liggen, weer met graan beteeld worden zodat per saldo de kg-opbrengsten per ha nog wel kunnen dalen. Maar de totale oogst in de wereld stijgt.
Als de stijging jaar in jaar uit los van de prijsontwikkeling 100 kg per jaar is, dan hebben prijzen een minder groot effect. Dan reageert de productie dus minder snel op aantrekkende prijzen.

Een paar weken geleden schreef ik naar aanleiding van mijn lezing in Washington op deze blog dat er een discussie is over de afvlakkende productiviteitsontwikkeling in de landbouw en dat er volgens sommigen daarom reden was meer geld in onderzoek te stoppen. Iemand wees me op het rekenkundige effect van die 100 kg: op 4 ton is dat 2,5%, op 10 ton is dat maar 1%. Naar ik begreep zou de legendarische Wageningse hoogleraar C.T. de Wit zich altijd boos op economen hebben gemaakt dat je dezelfde presentatie van de plantenveredelaars (100 kg) als steeds minder belangrijk voorstelt, terwijl 100 kg toch 100 kg is. Hoezo afnemende meeropbrengsten - wie schrijft ervoor dat je dat relatief en niet absoluut moet zien? Waarop een goed econoom meteen hoort te zeggen dat er zoiets is als het afnemend grensnut, al in de 19e eeuw geformuleerd in de Eerste wet van Gossen: ook na een mooie zomerse voorjaasdag levert het derde biertje minder nut op dan het tweede (ezelsbruggetje voor studenten: na verloop van tijd verandert de wet van Gossen in de wet van Kotzen, dat nog beter werkt als uitgelegd is dat Gossen een Oostenrijker was).

Overigens trekken economen ook in de tweede situatie van autonome ontwikkeling aan het langste eind: ook in die situatie blijft men alleen maar nieuwe rassen ontwikkelen als er geld mee te verdienen valt: aan tarwe wordt meer veredeld dan aan rogge, want dat is een minder belangrijk gewas. Met als gevolg dat de productiestijging per ha daar geringer is dan bij tarwe en dat Finland een belangrijke positie heeft in die veredeling: daar is het te koud voor tarwe en moet men het dus wel hebben van de rogge, ook al blijft die in productie achter.
Maar voor de voorspellingen op kortere termijn is het dus wel van belang of de economie de kg-stijging alleen via het langjarige proces van de verdeling of ook op kortere termijn in de teelt op boerderijniveau stuurt.
Een mooi klusje voor een stageaire om eens aan te rekenen. In de jaren 90 zijn de prijzen van granen in snel tempo verlaagt en je kunt dus bekijken in zo'n "reeel experiment" of kg-opbrengsten ook direct minder zijn gaan stijgen.

zondag 1 april 2007

Inkomen buiten bedrijf en risico's

Afgelopen week blogde ik enkele keren over risico-management en ik kom er nu nog even op terug omdat het aspect van inkomens van buiten het bedrijf nog niet aan de orde is geweest. Ik las een interessant wetenschappelijk artikel van ene Steven Blank die daar over nagedacht heeft. Hij komt tot de conclusie dat grotere bedrijven vaak een beter rendement hebben (ze delen de vaste kosten over meer productie) en daarom risicos beter op kunnen vangen. Kleinere bedrijven hebben vaker inkomens uit andere bronnen ('van buiten bedrijf') en dat is ook een goede methode om risico's te spreiden: de kans dat de graanoogst mislukt en het ziekenhuis waar je vrouw werkt reoroganiseert is kleiner dan alleen een mislukte graanoogst (of alleen een ziekenhuis-reorganisatie). Blank denkt ook dat oudere bedrijven juist meer inkomen van buiten bedrijf hebben omdat ouderen liever minder risico lopen dan jongeren. Veel andere redenen lijken me doorslaggevender voor dat inkomen van buiten bedrijf, maar het zou kunnen.

Interessant is nu wat het effect is van deze risico-indekking via inkomen uit andere bronnen (hedging in het vakjargon). Markten voor producten worden daarmee minder stabiel ofwel risicovoller en het zorgt ervoor dat markten minder goed reageren op prijzen of overheidsingrijpen. Er zijn bij een gegeven hoeveelheid risico immers niet zoveel mensen die het deksel op hun neus krijgen en met de productie stoppen dan in een situatie zonder neveninkomens. Men gaat dus langer door met produceren en perioden van lage prijzen worden hardnekkiger.
Waardoor er meer boeren dan voorheen gedwongen zijn er een inkomen bij te zoeken [of de sector te verlaten], waarmee een zichzelf versterkende feedback loop ontstaat die het hebben van een inkomen uit een andere bron bevordert.