maandag 2 april 2007

elk jaar meer graan?

In 1955 lag de opbrengst van een hectare tarwe in Nederland op zo'n 4,5 ton. Inmiddels is tien ton heel normaal. Technische ontwikkeling noemen we dat. Economen neigen ertoe om dat toe te schrijven aan prijzen en winstgevendheid. Sommige techneuten vinden het een vanzelfsprekendheid of een autonome ontwikkeling als gevolg van menselijk vernuft: we ontwikkelen steeds betere rassen en boeren leren steeds beter om granen te telen.
Die discussie is relevant. Neem de energiediscussie: als bij stijgende graanprijzen de winstgevenheid van de graanteelt groeit en boeren daardoor net wat vaker nog een beetje kunstmest, bestrijdingsmiddelen tegen afrijpingsziektes of water bij droogte (op bijvoorbeeld korrelmais in Frankrijk) toevoegen, stijgen de kg-opbrengsten extra en zullen energie en voedselprijzen niet zo sterk stijgen als wanneer prijzen geen effect hebben. Terzijde: dat zie je misschien niet altijd in de statistieken omdat tegelijkertijd ook slechte gronden, die nu braak liggen, weer met graan beteeld worden zodat per saldo de kg-opbrengsten per ha nog wel kunnen dalen. Maar de totale oogst in de wereld stijgt.
Als de stijging jaar in jaar uit los van de prijsontwikkeling 100 kg per jaar is, dan hebben prijzen een minder groot effect. Dan reageert de productie dus minder snel op aantrekkende prijzen.

Een paar weken geleden schreef ik naar aanleiding van mijn lezing in Washington op deze blog dat er een discussie is over de afvlakkende productiviteitsontwikkeling in de landbouw en dat er volgens sommigen daarom reden was meer geld in onderzoek te stoppen. Iemand wees me op het rekenkundige effect van die 100 kg: op 4 ton is dat 2,5%, op 10 ton is dat maar 1%. Naar ik begreep zou de legendarische Wageningse hoogleraar C.T. de Wit zich altijd boos op economen hebben gemaakt dat je dezelfde presentatie van de plantenveredelaars (100 kg) als steeds minder belangrijk voorstelt, terwijl 100 kg toch 100 kg is. Hoezo afnemende meeropbrengsten - wie schrijft ervoor dat je dat relatief en niet absoluut moet zien? Waarop een goed econoom meteen hoort te zeggen dat er zoiets is als het afnemend grensnut, al in de 19e eeuw geformuleerd in de Eerste wet van Gossen: ook na een mooie zomerse voorjaasdag levert het derde biertje minder nut op dan het tweede (ezelsbruggetje voor studenten: na verloop van tijd verandert de wet van Gossen in de wet van Kotzen, dat nog beter werkt als uitgelegd is dat Gossen een Oostenrijker was).

Overigens trekken economen ook in de tweede situatie van autonome ontwikkeling aan het langste eind: ook in die situatie blijft men alleen maar nieuwe rassen ontwikkelen als er geld mee te verdienen valt: aan tarwe wordt meer veredeld dan aan rogge, want dat is een minder belangrijk gewas. Met als gevolg dat de productiestijging per ha daar geringer is dan bij tarwe en dat Finland een belangrijke positie heeft in die veredeling: daar is het te koud voor tarwe en moet men het dus wel hebben van de rogge, ook al blijft die in productie achter.
Maar voor de voorspellingen op kortere termijn is het dus wel van belang of de economie de kg-stijging alleen via het langjarige proces van de verdeling of ook op kortere termijn in de teelt op boerderijniveau stuurt.
Een mooi klusje voor een stageaire om eens aan te rekenen. In de jaren 90 zijn de prijzen van granen in snel tempo verlaagt en je kunt dus bekijken in zo'n "reeel experiment" of kg-opbrengsten ook direct minder zijn gaan stijgen.

Geen opmerkingen: