dinsdag 24 april 2007

hoe krijgen we de emissie omlaag?



Een overheid heeft heel veel methoden om te proberen de emissies van vervuilende stoffen naar beneden te krijgen: je kunt voorlichten en praten (als Brugman), of je kunt het voorbeeld geven door schone producten in te kopen (en zo die bedrijven een steuntje in de rug te geven). En als het wat met de hardere hand van de wetgever moet, zijn er nog drie andere:

  1. alternatieven subsidieren (eigenlijk is de inkoop voor eigen doel er een hele lichte variant op), bij energie gaat het dan om subsidies voor bijvoorbeeld het maken of verkopen van ethanol, wat hier en daar big business aan het worden is.
  2. standaarden vaststellen voor producten en processen. Bij energie bijvoorbeeld het voorschrift dat x% van de benzine uit bio-ethanol moet bestaan, of voorschriften voor de automotor.
  3. een belasting op de vervuilende emissie (bv. de CO2 uitstoot van auto's of fabrieken).

Wat zou jij kiezen als je minister of kamerlid was? Elk antwoord lijkt goed, want als het om CO2 gaat doen we in Europa alle drie de zaken, Amerikanen doen vooral 1 en 2 hoewel California ook drie doet. Als je econoom bent, neig je naar het volgende standaard antwoord: 1 is altijd een slecht idee, 2 moet je meestal ook niet doen en 3 is verstandig.

De belasting op de vervuiling (of het nu CO2 is of geur, of licht of lawaai om de meest moderne milieuproblemen hier ter plekke maar te noemen) staat bij economen bekend als de Pigovian tax, de Pigovische belasting. Genoemd naar de econoom Arthur Pigou uit Cambridge (UK), die begin vorige eeuw beredeneerde dat als de markt faalt, de overheid het best die markt een handje kan helpen en de te lage prijs voor een product (omdat de schade aan derden er niet inzit) via een belasting kan verhogen. En dan met een zodanige correctie dat de prijs uitkomt op het niveau dat de schade aan derden precies is doorberekend.

In de situaties 1 (subsidies) en 2 (standaards) grijpt de overheid veel dieper in, met als gevolg grotere verstoringen van het marktmechanisme dat voor onze welvaart zorgt. Zo zorgt een subsidie op amerikaanse ethanol productie ervoor dat de tortillas in Mexico duurder worden. Een subsidie op zonnecellen in Duitsland zorgt dat zonnecellen in Duitsland worden verkocht, waar het lang niet altijd zo zonnig is als deze maand april, en zeker niet als in mediterrane landen - waar inzet van die zonnecellen efficienter zou zijn. De overheid is er veel minder goed in dan de markt om te bepalen waar de optimale aanwending van productiemiddelen is, dat hebben we niet alleen in communistische systemen geleerd. Het is nu eenmaal zeer lastig om vooraf de winnaars aan te wijzen (in bv. innovatie: gaan we voor wind- of zonne-energie?).

Datzelfde geldt bij het zetten van standaards: waarom 5% ethanol, waarom een bepaalde technologie: als je daar voor kiest gaan mensen dus niet meer nadenken over alternatieven die uiteindelijk wellicht beter zijn. Innovatie neemt dus af. Er zijn wel voorbeelden waar het zinvol is om een standaard te bepalen (bij de gsm-telefoon bijvoorbeeld, vanwege een netwerk effect voor de ontwikkeling van een bedrijfstak; of bij een logo voor biologisch om informatiekosten te verminderen), maar heel vaak is het beter om de Pigovische belasting te kiezen.

Een variant op die belasting is een emissie-handelssysteem dat met quota werkt. Net als bij melkquota geef je iedereen een emissierecht (of nog beter: je verkoopt ze bij opbod) en je streept bv. 20% weg. Dan worden die rechten schaars, er ontstaat handel en ze komen terecht bij degene die per kg emissierecht veel winst maakt. Bijvoorbeeld omdat hij dure producten maakt (die we als consument dus liever hebben voor de vervuiling dan goedkope producten). Op die manier komt de emissie in de kostprijs en betaalt de vervuiler, dat is de consument die de meest vervuilende spulletjes koopt. En wie goed is in nieuwe productieprocessen die weinig emissie hebben, kan productierechten verkopen. Cap en trade heet dat, we deden dat in de veehouderij al met dierrechten of ammoniakrechten.

Wie een duurzame en zo groot mogelijke bijdrage wil leveren aan het terugdringen van de emissies, kiest voor een marktoplossing en niet voor subsidies. Hoe plezierig die voor sommigen ook zijn.

Post deels gebaseerd op een hoofdartikel in The Economist van 17.3.2007: What price carbon?

De (eigen) foto toont een suikerrietfabriek in Australie die overigens vermoedelijk vooral water, warmte en geur de lucht in spuit.

Geen opmerkingen: