woensdag 31 oktober 2007

lijstje: 7 ideaalbeelden NL bij het vuilnisvat

Het Ruimtelijk Planbureau is tot het inzicht gekomen dat ons denken in achterhaalde ideaalbeelden een mooier Nederland in de weg staat. Zo meldde de NRC van gisteravond breed op de voorpagina. Accepteer de trends en verfraai die in plaats van vast te houden aan vervlogen idylles. Zo schokkend vond ik de achterhaalde ideaalbeelden niet, sommige zijn hier al eerder gemeld, maar ik wil ze je toch niet onthouden. In de woorden van de NRC:

  1. de scheiding tussen stad en platteland is niet meer. We hebben steden wolken zonder veel platteland daartussen.

  2. de binnenstad als hart van de stad is een achterhaald idee. Op zijn minst is er ook een meubel- en autoboulevard

  3. het streven naar gemengde buurten is zinloos als er geen banen zijn en niemand er echt wil wonen

  4. staduitbreiding per maquette voldoet niet meer voor de burger die zelf wil bouwen

  5. wegen als symbool voor ruimte en vrijheid is een versleten beeld voor filerijders die het landschap niet meer zien.

  6. het idyllisch platteland heeft plaatsgemaakt voor een domein van industrieel werkende boeren en rustzoekers uit de stad. Liever nog een paar boerderettes ertussen dan een megastal

  7. het idee van ongerepte natuur is onjuist, de mens is juist de schepper van de nieuwe natuur in de delta.

dinsdag 30 oktober 2007

innovatie

Wie zich zoals ik interesseert voor innovatie, wijs ik op een Survey in the Economist van 13 oktober over innovatie. Met een mooie definitie van ene Richard Lyons van Goldman Sachs: "innovatie is een frisse aanpak die waarde creeert."

En aanbevelingen voor overheden: realiseer je dat bedrijven concurreren, niet regio's dus zorg vooral voor competitive bedrijven, hou op met geld in clusters steken en als je al ergens geld in steekt zorg dan voor een paar initiatieven met grote bedragen in plaats van miskennen van schaaleffecten; realiseer je dat een innovatie-cultuur belangrijker is dan geld; beeindig marktvertekeningen (distortions) en overmatige regulering (en administratieve lasten).


The Economist: Something new under the sun - a special report on innovation October 12, 2007

maandag 29 oktober 2007

foodmiles en scheepshypotheken

Wie vindt dat ons voedsel uit de buurt moet komen, en niet van ver moet worden aangevoerd, kan hoop putten uit de ontwikkeling van de vervoerskosten over zee. Hiernaast (met dank aan de site investmenttools.com) een grafiekje van de bekende Baltic Exchange Dry Index, die overigens niet in Letland maar in Londen wordt opgemaakt door de Baltic Exchange, en die de verschepingskosten meet van commidities als granen, kolen en ijzererts. De index is van begin januari 2006 (niveau 2000) geexplodeerd (nu bijna 11.ooo). Dat is tenminste rendement.
The Economist meldde vorige week dat de droogte in Australie er toe leidt dat er veel meer vraag is naar scheepsruimte om Azie van granen van elders te voorzien, waarmee transporttijden toenemen. En waarmee de markt dus dwingt om ook wat meer te betalen voor producten uit de buurt. Aanhangers van foodmiles (een raar concept trouwens) en beleggers in C.V.s voor schepen zien de index met plezier stijgen.

zondag 28 oktober 2007

Lijstje: netwerken in het leger



Netwerken zijn in. We kennen het van de netwerken in de veehouderij. En mkb's in de voedingsindustrie worden aanbevolen netwerken te vormen om regionale supermarkten te beleveren, de automatisering van retailers kan dat steeds beter ondersteunen.
En tot mijn verbazing zie ik in the Economist van gisteren dat ook in het leger de netwerken de toekomst zijn. Oorlogsvoering gaat zijn vierde generatie in volgens ene Thomas Hammers, een gepensioneerde kolonel van de amerikaanse mariniers:
  1. vechten in rijen en collones op slagvelden, van de Romeinen tot en met Napoleon
  2. machinegeweren en artillirie in de 19e eeuw tot de rampzalige WW I
  3. manouvres van tanks en vliegtuigen: van WO II tot in Irak
  4. zelfstandig opererende netwerken, voorzien van ICT die guerillabewegingen en opstanden neerslaan, niet door de vijand te verslaan maar zijn politieke wil te vernietigen

Als het waar is komt er nog veel denken over netwerken beschikbaar. Het leger is immers bij uitstek een van de grote bronnen van innovatie, waaronder internet en GPS, waar ook de landbouw al niet meer buiten kan.

De foto is van een castilliaans kasteel in de zee aan de calabrische kust.

zaterdag 27 oktober 2007

even dimmen: nacht van de nacht

Tegen de tijd dat iets schaars wordt komt het uur der waarheid en komen mensen in actie en organiseren zich om iets in stand te houden, of het verdwijnt. Dat is een gegeven uit het Transitiedenken. Een econoom zou zeggen: het wordt schaars en krijgt waarde. Vanacht daarom de nacht van de nacht die de duisternis in ere probeert te houden. Met ook nog een uurtje extra. Daar kunnen de glastuinbouw en alle andere bakens in het duister proberen een antwoord op te verzinnen.

GMOs

De EU bereidt nieuwe maatregelen voor om het gebruik van bestrijdingsmiddelen aan banden te leggen, ook al gaat men niet meer zo ver dat je 10 meter uit de waterkant moet blijven, zo lees ik in de pers.

Een mogelijkheid om het bestrijdingsmiddelengebruik via GMOs (genetisch gemanipuleerde organismen) te beperken wordt niet overwogen zo vermoed ik. Ik zat gisteren bij de OECD in Parijs voor een stuurgroep vergadering van EuroChoices en toen kwam het onder de koffie ook even ter sprake. Overigens begon de vergadering met een in brand vliegend verlichtingsarmatuur, dat het verlaagde plafond in brand zette; zodat ik kan claimen het Chateau (ooit gebouwd als jachtslot van de Rothschilds bij het Bois de Boulogne) van brand te hebben gered. Overigens detoneren die verlaagde plafonds toch, dus dat zou geen verlies zijn.
Efin, iemand suggereerde dat de kosten per ha van zaaizaad en bestrijdingsmiddelen in Europa oplopen en in de Verenigde Staten en Azie zouden dalen, of in ieder geval minder stijgen. Kan iemand dat voor een paar gewassen eens nagaan (en rekening houden met gewijzigde wisselkoersen)? Lijkt me in het kader van de concurrentiepositie toch een interesante grafiek.


Op de foto extensieve australische veehouderij.

donderdag 25 oktober 2007

fabeltje rond deelpacht

In de serie fabeltjes in de economie, waar ik eerder over blogde, nog een aflevering. En wel over deelpacht, het systeem waarbij de verpachter een deel van de opbrengst krijgt. Veelal 50% en vandaar het Franse woord metayage (Engels: sharecropping). Dat systeem komt veel voor in de wereld (o.a. in Azie, maar ook nog steeds in Frankrijk). Economen hebben er heel lang moeite mee gehad (en hebben dat soms nog). Dat begon al bij de start van de economische wetenschap met de Engelse Adam Smith die het Franse metayage als achterlijk neerzette en pleitte voor overheidsingrijpen.

De traditionele economische zienswijze, en daarmee het probleem van deelpacht, is dat de boer die onder deelpacht werkt, niet de volledige opbrengst van een uurtje extra werk (de marginale arbeidsopbrengst) mag houden, maar deels aan de verpachter moet afdragen. Hij gaat dus een uurtje eerder naar huis dan de pachter die (vooraf) een vast bedrag aan pacht betaald, of de boer die ook eigenaar is, of de werknemer die per uur wordt betaald en onder een opzichter van de grondeigenaar werkt. Kortom dit is voor de maatschappij niet zo'n handige oplossing, de deelpacht werkt als een zware belasting op extra inzet. Er zou meer voedsel worden geproduceerd als de deelpachters eigenaar of werknemer zouden zijn. Dat is natuurlijk geen geringe bewering als deelpacht veel voorkomt in arme landen met soms voedseltekorten.


Steven Chueng (dezelfde van de bijen) las nog eens goed de klassieken en bestudeerde data uit China en wees er eind jaren zestig in een artikel op dat de traditionele zienswijze zoals ik hem hierboven weergeef een fabeltje is. Ook in de klassieke literatuur van o.a. Marshall, wordt er al op gewezen dat het probleem van deelpacht niet bestaat als de verpachter de inspanningen van de boer kan observeren. Als hij of zijn rentmeester kan zien dat andere boeren een uurtje langer werken (en wel de beregeningsinstallatie aanzetten bij droogte), de deelpachter volgens het contract kan aanspreken op onderprestatie en volgend jaar het contract weer opnieuw moet worden afgesloten (waarbij de verpachter meer of minder of zelfs geen grond ter beschikking kan stellen) dan heeft de deelpachter alle reden net zo zeer zijn best te doen als de gewone pachter. Waaruit dan ook blijkt dat miljoenen boeren in de wereld met hun landheren wel degelijk optimale contracten kiezen, en niet dom bezig zijn of worden uitgebuit. En ook dat de voedselproductie dus niet omhoog kan door het systeem te verbieden. Deelpacht is dan een handig systeem van oogstkrediet en risico-deling, waarin de boer niet vooraf pacht hoeft te betalen, maar achteraf een deel van zijn oogst afdraagt.

moral hazard

Het voorbeeld van de deelpacht is niet zonder belang voor de rest van de economie. Het feit dat de deelpachter zich minder zou inspannen dan optimaal staat in de verzekeringswereld bekend als 'moral hazard': wie verzekerd is heeft (onbewust) de neiging zich minder in te spannen dan wie dat niet is. Vooral bij reisverzekeringen is dat een bekend probleem: als de videocamera verzekerd is, doet de verzekerde minder moeite om beschadiging of diefstal te voorkomen. Wat dus ook betekent dat je dat soort verzekeringen, waar je het risico ook vaak zelf wel kunt dragen, beter niet kunt afsluiten want je betaalt voor andermans moral hazard en de administratiekosten van de verzekeringsmaatschappij. Maar dat terzijde.
Meer algemeen heet het 'shirking' en dat verschijnsel komt voor in relaties tussen een opdrachtgever (de principal, zoals de werkgevever, de verpachter, de verzekeringsmaatschappij) en een opdrachtnemer (de agent -niet die van politie maar zoals in verzekeringsagent- zoals de werknemer, de pachter, de verzekerde). In het contract tussen beide moeten de afspraken zo zijn dat de opdrachtnemer (de agent) geprikkeld wordt om te doen wat de opdrachtgever (de principaal) wil.

Probleem daarbij is dan dat de opdrachtgever minder weet dan de opdrachtnemer. Hij heeft minder informatie over het gedrag van de opdrachtnemer (heeft de verzekerde de camera op de achterbank van de auto laten slingeren?) of over de karakteristieken van de opdrachtnemer (is degene die zich wil verzekeren een sloddervos?). Omdat de uitkomsten van de acties van de opdrachtnemer onzeker zijn en waarnemen geld kost, is dat gebrek aan informatie bij de opdrachtgever gegarandeerd. En omdat de opdrachtnemer zijn inspanningen niet gratis zijn, ligt shirking dus voor de hand.

Je kunt dat deels oplossen met resultaat-gekoppelde beloningen: de werknemer krijgt een bonus als het goed gaat, of wordt deels per kistje geplukte tomaten betaald (wat weer negatieve effecten heeft op de kwaliteit van de tomaten want er wordt minder zorgvuldig maar wel snel geplukt), de verzekerde krijgt een no-claim korting. Maar daarmee loopt de opdrachtnemer meer risico, en zal voor dat risico beloond willen worden met een wat hogere vergoeding. Kortom een contract is nooit zo compleet dat je shirking volledig voorkomt. En daarom rijden directeuren die geen eigenaar van de BV zijn in grotere auto's dan zij die directeur-grootaandeelhouder zijn. Tenzij dus net als bij deelpacht de eigenaren dat kunnen zien, en het contract volgend jaar weer verlengd moet worden.

De rest van de fabeltjes in de economie moet je zelf maar lezen in: D.F. Spulber: Famous Fables of Economics - myths of market failures.

woensdag 24 oktober 2007

feministische economie

Ik geloof niet in feministische economie en ook niet in het canon-denken, maar deze link uit Greg Mankiw's blog heeft toch wel wat:

Ten Principles...
...of Feminist Economics.

anti-schaalvergroting

Schaalvergroting door nieuwvestiging van grote veehouderijbedrijven in het buitengebied roept hier en daar weerstanden op. Meestal gaat het in rapportages in de krant dan om buitenstaanders die tegen zijn, soms omdat ze tegen grootschalige veehouderij zijn (NOPE, Not On Planet Earth) , meestal uit een NIMBY (not in my backyard) overweging. Bij dat laatste speelt vaak ook de daling van onroerend goedwaardes mee.

Iemand wees me er op dat hij in de Mid West van de VS [waar het probleem ook speelt] van een boer had geleerd dat plannen tot grootschalige nieuwvestiging niet alleen buitenstaanders van de sector activeert. Ook binnen de landbouw zijn er bij boeren twee argumenten tegen grote nieuwvestigingen. Allereerst, hoe leg ik mijn omgeving uit dat ik met mijn eigen bedrijf niet even hard kan groeien (ik niet even succesvol ben) als de bedrijven die wel uitbreiden (en mijn concurrent zijn, wat impliceert dat ik op termijn afbouw). En daarnaast ook hier: wat doet zo'n nieuwvestiging met de waarde van mijn eigen onroerend goed, daar verlies ik mogelijk een optie tot uitbreiding of een optie tot omvorming tot een dure burgerwoning, dus ik verlies waarde. Economen zien al een markt om dat soort schades te verrekenen en andere arrangementen waarmee mensen zich organiseren om verlies en winst te delen.
Op de foto landbouw in Australie van een andere schaal

dinsdag 23 oktober 2007

Lijstje: de 8 G's van Voeding

In aanvulling op de 5 C's mogen dan de 8 G's van mijn collega Hans Dagevos niet ontbreken. De acht trends die algemeen gesignaleerd en door alle professionals in de voedingswereld naar de eigen praktijk te vertalen zijn. zo meldt de steeds beter wordende foodlog:

  • gevarieerd
  • gewoonte
  • gemak
  • gezond
  • genot
  • goedkoop
  • groepsverbondenheid
  • geweten.

Lijstje: de 5 C's in food consumption

Waar het vandaan komt weet ik niet, maar ik hoorde een spreker een lijstje oplezen van de 5 C's die in Food Consumption een rol zouden spelen:


  • Cheap

  • Comfort

  • Cherish (koesteren, voeden)

  • Cheers - to your health

  • Conscious
Op de foto italiaanse kaas in wording

maandag 22 oktober 2007

biofuel en grondprijzen in brazilie

Op een bijeenkomst in Scheveningen presenteerde de Amerikaanse landbouweconoom Tom Hertel vorgie week een paper over de effecten van ethanol en biodiesel. Ik leerde eruit dat de ethanolboom in de VS ook is ingegeven doordat de additief MBTE in benzine, die vanwege de 1990 Clean Air Act wordt toegevoegd, nu verboden wordt vanwege zijn giftigheid. Ethanol is daarvan de vervanger. Dat effect als additief is nu uitgewerkt, en verdere toevoeging van ethanol moet gebeuren op basis van de energiewaarde, die maar 70% is van die van benzine (gasoline).

Volgens de berekeningen van Hertel cs zou de groei er nu wel eens uit kunnen zijn (afhankelijk van olie- en maisprijzen natuurlijk) en is het grootste effect van biobrandstoffen op grondstoffenmarkten te verwachten van de bijmengverplichting van biodiesel in Europa. Daar is veel koolzaad voor nodig en de export van voedingsmiddellen uit Europa gaat daardoor teruglopen. We gaan ook veel biobrandstoffen invoeren uit Brazilie en daar zou de grondprijs wel eens kunnen verdubbelen, hoewel het ook zou kunnen dat palmolie uit Azie dat effect enigzins opvangt.

Verder gingen in de discussie velen ervan uit dat dit allemaal eenmalige veranderingen zijn, en zodra die gerealiseerd zijn zullen prijzen van voedingsmiddelen weer gaan dalen door verdere technologische vernieuwingen. Maar vooralsnog profiteren grondeigenaren en sommige boeren van een stijging van de prijzen. We zullen zien.

zondag 21 oktober 2007

Van Landbouw- naar Voedselbeleid

In de OECD/LNV/LEI Kurhaus sessie (zie vorige blogs) kwam ook duidelijk naar voren dat verschillende ministeries aan het nadenken zijn over de Food Policy van de toekomst die pakweg na 2013 de rol van de Agricultural Policy over zou moeten nemen. Een van de drijvende krachten daarachter is dat overheden zich geconfronteerd zien met hoge kosten van de gezondheidszorg en er tegelijkertijd steeds meer bekend wordt over samenhang tussen voeding en (on)gezondheid. Waarmee de ministeries van landbouw hun voortbestaan natuurlijk ook waar kunnen maken.
Er wordt veel gesproken over beleidsinstrumenten als voorlichting en onderwijs / opleiding van de consument, wat aangeeft dat we nog in de beleidsfase van de zachte beleidsinstrumenten zitten en er nog weinig animo is voor bijvoorbeeld financiele prikkels of regulering (die pas bij hardnekkiger problemen later in de beleidscyclus populair worden).

zaterdag 20 oktober 2007

standaards in de wereldhandel

Donderdag had ik het genoegen een workshop voor te zitten op een OECD conferentie in Scheveningen (zie de blog van gisteren). We constateerden dat in de wereldwijde handel in voedsel er steeds meer standaards (zoals Euro-gap of MPS) gebruikt worden. Het lijkt wel of het bedrijfsleven het makkelijker heeft om regels te ontwikkelen dan de overheid in een globaliserende wereld. De overheid is immers aan de landsgrenzen gebonden. De vraag is nu of dat een goede ontwikkeling is (weer wat minder ambtenaren nodig) of dat er toch mensen de dupe worden door minder concurrentie of omdat ze in ontwikkelingslanden niet aan de eisen van de standaards kunnen voldoen.
We staan nog aan het begin van de wetenschap in deze want er werd veel door elkaar gegooid. Het lijkt een verschil te maken of standaarden er zijn voor productdifferentiatie bij de consumenten (fair trade bijvoobeeld) of dat ze business-to-business zijn om handel te vergemakkelijken en aansprakelijkheid van bedrijven te regelen. En is het nu een logische ontwikkeling die bij merkproducten hoort, of is het een second-best solution omdat de overheid in gebreke blijft. Ik neig naar een logische ontwikkeling omdat de landbouw steeds meer een normale business wordt en op medicijnen of textiel begint te lijken, maar hard bewijs is daar niet voor.
Hoe dan ook, standaarden zijn niet neutraal, er zijn altijd mensen die er voordelen bij hebben en mensen die er last van hebben. Soms zijn ze er vooral voor de gezondheid van de Europese consument en regelen ze niets voor de lokale werkers in Costa Rica. Soms gaan ze maar over bepaalde issues die net in de mode zijn. En vaak worden standaards tot stand gebracht door een klein clubje zonder veel inspraak van alle betrokkenen in een stakeholder dialoog. De rol van de overheid zou dus wel eens kunnen zijn om toe te zien of de private standard setting goed verloopt, er effect monitoring is, en er aan MVOrapportage wordt gedaan. En als dat zo is, dan kunnen ook de overheden op de private standaards vertrouwen.

vrijdag 19 oktober 2007

met de OECD in het Kurhaus

Afgelopen dagen zat ik in het Kurhaus voor een conferentie georganiseerd door OECD, LNV en LEI over de 'Food Economy'. Een geslaagde conferentie met boeiende sprekers en interessante discussies op internationaal niveau. Er komt nog wel een mooi verslag van en ik zal de collega's niet hier de voeten voor het gras wegmaaien, maar een paar indrukken wil ik je niet onthouden.
De FAO publiceerde onlangs al een studie over de milieu-impact van de veehouderij: Livestock's Long Shadow, gratis downloadable op het net.
Daaruit blijkt dat de veehouderij verantwoordelijk is voor 18% van de uitstoot van broeikasgassen. Dat komt vooral door ontbossing (voor veevoer) mest en fermentatieprocessen (en nog een beetje door de voerproductie). Het goede nieuws is dat de technologie om het op te lossen, beschikbaar is (dat beweerde Al Gore ook al eerder). Het is dus een organisatieprobleem, zoals zo vaak. It's the economy stupid. Zorg dat alle kosten in de prijzen zitten, de polluter pays - the providor gets, en zorg voor transparantie en afrekenbaarheid was de boodschap.
Ook interessant was dat de auteur 3 soorten productieclusters ziet:
  1. dicht bij de afzetmarkt (de steden) vooral uit de tijd dat de infrastructuur om verse producten te leveren slecht was
  2. dicht bij de plaats waar het voer wordt geproduceerd, omdat je dan minder kg hoeft te transporteren, maar voorwaarde is een goede infrastructuur voor vers
  3. in gebieden met lage bevolkingsdichtheid, waar milieuwetten niet zo beperkend zijn. Want "boeren kunnen wel omgaan met weinig water en hete zomers, maar niet met buren".

Met name de derde groep wordt snel belangrijker, vers kun je tegenwoordig per vliegtuig of met moderne koeltechnieken steeds beter regelen, en cluster 1 heeft het dus moeilijk. Hoe herkenbaar.

donderdag 18 oktober 2007

fabel van de bijen II

De orginele Fabel van de bijen is van Bernard Mandeville (1714), een Nederlandse arts en filosoof die na zijn afstuderen in Leiden wereldberoemd werd, behalve in Nederland. Vermoedelijk omdat hij in Londen ging werken. Hij was een voorloper van Adam Smith, de grondlegger van de economische wetenschap, in de zin dat hij morele vraagstukken omzette in economische en sociale. Hij toonde aan dat moreel verwerpelijke handelingen als diefstal tot werkgelegenheid leiden op gemeenschappelijk niveau. En bovenal was hij geinteresseerd in dat thema uit de Gouden Eeuw van overvloed en onbehagen.

In gecommercialiseerde samenlevingen, aldus Mandeville, leidt overvloed tot onbehagen, en dat onbehagen leidt niet tot minder consumeren, maar tot het najagen van meer overvloed. Naarmate mensen meer hebben, lijken ze zich scherper bewust te worden van hun (morele) tekorten. Dat leidt tot nieuwe bewegingen (zoals nu Slowfood) en die hebben steevast als gevolg dat ze tot meer in plaats van minder consumptie en productie leiden. De trends doen zich voor als verzet tegen consumptie, maar ze zijn een typische exponent van die cultuur.

En dat komt omdat kritiek op de consumptiecultuur chic is. Mandeville suggereert in zijn fabel dat er als vanzelf twee klassen mensen ontstaan in een commercialiserende maatschappij: de welvarende en de minder welvarende. In Marx zijn termen: de haves and have-nots. Die tweede groep gaat voor het onmiddelijke genot en heeft geen belang bij zelfverloochening. De eerste groep daarentegen bestaat uit "verheven, ondernemende schepselen die vrij van inhalige zelfzucht de verbeteringen van geest als hun mooiste bezittingen beschouwen. En doordat ze een echte waarde aan zichzelf toekennen, vinden ze slechts genot in het mooier maken van dat gedeelte waaruit hun uitnemendheid bestaat", aldus Mandeville. Het gevolg is dat deze groep niet minder koopt, maar zijn geld besteed aan gedistingeerde goederen.

De Franse socioloog Pierre Bourdieu heeft dat inzicht meer recent in zijn boek Distinction (1979) nog eens nieuw leven ingeblazen. Hij wijst op de dynamiek in de standsverschillen. Noviteiten in levensstijl worden het eerst door de hogere sociale klasse geadopteerd en krijgen later een bredere verspreiding. Dan verliezen ze in snel tempo hun onderscheidend vermogen en moet de hogere klasse weer wat nieuws verzinnen.

Ik ontleen deze informatie deels aan twee boeiende essays, een van J. Mackenbach en A.J. Roskam, en een van P. Pekelharing en A. van Lenning, beide in een leuke bundel van H. Dagevos [LEI] en G. Munnichs over De obesogene samenleving. De bundel laat zien dat het overgewichtprobleem zeer complex is, maar dat is een ander verhaal.

woensdag 17 oktober 2007

de fabel van de bijen

Begin van de week hadden we het hier over fabeltjes in de economie. Vandaag even over de bijen. Die begint bij het feit dat mensen die een activiteit ondernemen, hun kosten en baten afwegen. En dan komt het in een markteconomie wel goed. Maar soms veroorzaken activiteiten ook kosten (en een enkele keer baten) bij een ander. Bij milieuvervuiling is er sprake van kosten voor een derde, economen noemen dat een (negatieve) externality. En als ik een mooie voortuin aanleg, waar de voorbijganger ook van geniet, dan is er een positieve externality.

Het standaard denken wil nu dat in zo'n geval de omvang van de activiteit (de productie) niet optimaal is, om dat de besluitvormer de kosten of opbrengsten bij derden niet meetelt. Als ik de kosten van de milieuvervuiling doorberekend zou krijgen, zou ik wat minder produceren en vervuilen. Als ik van alle voorbijgangers die van mijn tuin genieten een euro zou krijgen, zou ik er nog een paar duurdere en mooiere bomen inzetten, of de tuin 10% kunnen uitbreiden.

Economen hebben een standaard voorbeeld verzonnen dat veel in colleges wordt gebruikt, maar te mooi is om waar te zijn: de bijen en de boomgaard. Als de bijenhouder alleen rekening houdt met de honing die hij produceert en niet met het bijprodukt dat de bijen ook de fruitbomen helpen te bevruchten, zal hij te weinig bijenkasten neer zetten en heeft de fruitteler minder appels dan mogelijk zou zijn. En voor de fruitteler geldt ook zo iets: als hij alleen de opbrengst van de appelen in zijn afweging betrekt, en niet de appelhoning die de bijen produceren, dan worden er minder appelbomen aangeplant dan voor de samenleving optimaal zou zijn. En als dit waar is dan is de implicatie natuurlijk: hier moet de overheid wat aan doen want de markt faalt.

Maar het verhaal blijkt een fabeltje, zoals iedereen die de bijenhouderij een beetje kent wel kan bevroeden. Landbouw-econoom Steven Cheung ging op fact finding naar de Amerikaanse staat Washington, waar de fruitteelt zich concentreert. Dat leverde in 1973 het klassieke artikel "The fable of the bees: an economic investigation" op, waarin wordt aangetoond dat er allerlei efficiente contracten bestaan tussen fruittelers en imkers om de waarde van de bevruchting, respectievelijk de honing te verrekenen. Private onderhandelingen zorgen er hier voor dat de sociale opbrengsten worden geinternaliseerd (in de prive-afweging betrokken), zonder dat de overheid daar ook maar enigszins aan te pas komt. Beide partijen hebben immers belang om rond de tafel te gaan zitten en over hun 'bijprodukt' te gaan onderhandelen. Zo onstaat vanzelf zelforganisatie. De markt faalt helemaal niet, als de wet maar ruimte biedt voor contractonderhandelingen.

Op de foto bergflora uit Oregon en Washington state

dinsdag 16 oktober 2007

vastgoedbeheer in de collegebanken

Sinds tijden was ik weer eens even op mijn alma mater, de Erasmus Universiteit. En er stonden al weer nieuwe kantoorgebouwen. Naief dacht ik nog dat er meer studenten komen, maar een gesprekspartner hielp me uit de droom. Sinds ze zelfstandiger zijn, doen universiteiten net als veilingen, de NS en Schiphol aan commercieel vastgoedbeheer. Ze verhuren kantoren aan derden, en daarmee verlagen ze de kostprijs van hun core business; de universiteitsmedewerkers hebben nu veel lagere huisvestingskosten.

Net Schiphol
Net zoals Schiphol naar verluid zijn geld niet verdient met diensten aan vliegtuigen, maar met winkelverhuur. Het businessmodel van de moderne universiteit is gebaseerd op het feit dat men vaak op een aantrekkelijke locatie zit, waar men vermoedelijk als universiteit ook wel makkelijk een bouwvergunning krijgt. En dat er ondernemingen zijn die graag tegen de universiteit aanleunen, omdat het kennismanagement van hun medewerkers beter is of omdat het academische image wel past in de markt. En zo wordt er waarde gecreerd. Het Von Humboldt model van de research universiteit en de Amerikaanse Graduate university worden blijkbaar opgevolgd door het Universiteit-Onroerend Goed model.

Lijstje: ongewenst brits voedsel

In de matig geslaagde eerste poll hiernaast hebben de lijstjes gewonnen. Vandaar vandaag een lijstje, en wel met de door Britten meest gehate britse gerechten. Ik ontleen het aan een mooi trivia-boek: Ben Schott's Almanac 2007, die het weer uit het blad Olive van april 2006 heeft:

1. tripe
2. jellied eels
3. deep-fried Mars bar
4. brawn
5. black pudding
6. tapioca
7. faggots
8. Marmite
9. semolina
10. beetroot in vinegar

maandag 15 oktober 2007

MVO en landschapsinpassing

Even tussendoor: het is dezer dagen mooi herfstweer om even de stand van het maatschappelijk verantwoord ondernemen van boeren en tuinders op te nemen, waar het gaat om de inpassing van de bedrijfsvoering in het landschap. Mijn buurman knapt voorbeeldig zijn tuinbouwbedrijf op, dus dat is hier een issue. En op het werk gaat het maar over mega-stallen. Vandaar.
Gisteren fietsten we een rondje om van de zon te genieten en dan zie je wel heel grote verschillen. Bij sommige bedrijven ziet het er niet uit en staan de caravans voor de Polen (of zijn het inmiddels Roemenen?) in een vertrapt grasveld tussen de troep. Anderen hebben een fraaie entree voor hun kas en een tuin die door een dure landschapsarchitect onder handen genomen lijkt.

Vanmiddag wandelden we bij Strijensas een route van 10 km die we van het internet hadden geplukt. Zeer de moeite waard, ook al worden de velden al weer snel leger en liet de zon het af en toe afweten. Er worden nog aardappelen en uien gerooid, de eerste bieten zijn er al uit en hier en daar staat nog een veld spruiten. Veel ploeg- en zaaiwerkzaamheden en hier en daar staat de wintertarwe al boven. De route voerde over diverse kopakkers/groenstroken langs percelen en watergangen. En over een aantal hoge dijken. Goed ingepast in het landschap, en goed onderhouden, afgezien dan van dat stuk van de Hoge Dijk waar we 500 meter door de brandnetels mochten. Blijkbaar was het deze zomer teveel moeite daar een paar schapen of paarden in te scharen. Of even een keer met de klepelmaaier er over heen te rijden. Gemiste kans, maar MVO is ook niet makkelijk. Eind deze week praten we er met de OECD in Den Haag over in het kader van de new food economy. Dan zal wel blijken dat het ook voor multinationals niet altijd makkelijk is.

vuurtorens als publiek goed

Appelen, auto's, hotelovernachtingen en accountantsdiensten zijn private goederen die door bedrijven aan consumenten (of aan andere bedrijven) in de markt worden aangeboden. Maar er zijn goederen en diensten waarbij dat volgens de theorie niet kan. Het leger (hoewel: er zijn huurlingenlegertjes) en politie (hoewel: er zijn particuliere beveiligingsdiensten) zijn daar voorbeelden van. Een van de meest bekende voorbeelden uit de economie-schoolboekjes is de vuurtoren.

Wil een goed of dienst via de markt verhandeld kunnen worden dan moet het rivaliserend en exclusief zijn. Rivaliserend wil zeggen dat als ik het koop en gebruik, jij dat niet ook nog eens kan doen. De kilo appelen die ik eet, kun jij niet eten. Bij de film is het al lastiger: als ik kijk, en de zaal is nog niet vol, kun jij er ook nog in (hoewel ik misschien last heb van je popcorn-gekraak of je geflirt met je vriendinnetje me afleidt). De vuurtoren is perfect non-rivaliserend. Ik zie het signaal waar de kust en de rotsen zijn, en dat signaal is voor mij niet minder als jij het op jouw schip ook opvangt.
.
Exclusief

Exclusief wil zeggen dat niet-kopers / niet-gebruikers van het geproduceerde goed zijn uit te sluiten van de consumptie: als ik de kilo appelen mee naar huis neem, ben jij uitgesloten. Bij de film kan het theater iedereen uitsluiten die geen kaartje koopt. Maar bij de vuurtoren is dat onmogelijk, ik kan als vuurtorenwachter geen mechanisme bedenken (zoals het verkopen van kaartjes) waarmee ik gebruikers en niet-gebruikers kan scheiden. Nu vuurtorens vervangen zijn door GPS systemen kan dat overigens wel (je moet zo'n GPS ontvanger kopen).

Goederen en diensten die dus niet-rivaliserend en niet-exclusief zijn, kunnen niet door bedrijven winstgevend worden geproduceerd en moeten dus wel door de overheid worden voortgebracht; het zijn zuiver collectieve goederen. Vuurtorens zijn dus overheidsbezit en de vuurtorenwachters worden als ambtenaar uit belastinggelden betaald, zo wil de theorie die klakkeloos in tal van economieboeken en colleges uiteen wordt gezet.

In een beroemd artikel (The lighthouse in economics, 1974) heeft Nobelprijswinnaar Ronald Coase laten zien dat dit in ieder geval historisch een fabeltje is. Helemaal zonder overheidsbemoeienis kan het niet, maar wel met heel weinig. In vroeger eeuwen werkte het Engelse systeem vrijwel geheel privaat: bedrijven investeerden in de bouw van een vuurtoren en exploiteerden die commercieel. De scheepseigenaren betaalden voor hun diensten als ze de haven binnenliepen die van de vuurtoren gebruik maakte. Er was een door de overheid gesteunde private centrale commissie (Trinity House), die publieke taken had. In die commissie werd de behoefte aan vuurtorens vastgesteld, en dat leidde tot vergunningen om te bouwen. Verder was geregeld dat iedereen die de haven binnenliep ook moest betalen bij de havenmeester, die de gelden voor de vuurtoreneigenaar inde. Buitenlandse boten die niet eerder in de haven aankwamen moesten immers worden verplicht te betalen, omdat ze geen prikkel hadden een contract met de vuurtoreneigenaar af te sluiten. Er er moest natuurlijk toezicht zijn op de tarieven omdat zo'n vuurtoren een lokaal monopolie is. Kortom de overheid moest zorgen voor het goede institutionele kader (de regels), maar er hoefde geen geld van de belastingbetaler uit de schatkist bij. De kosten werden gedragen door de gebruikers.
De les hieruit is dat via de markt veel meer geregeld kan worden dan je soms volgens de theorie denkt, mits de overheid de instituties (in de vorm van wetten en regels) maar goed voor elkaar heeft.

zondag 14 oktober 2007

padafhankelijkheid

Hiernaast nog een fraaie Sovjet poster, mooi symbool voor de Russische politiek als ik Condaleeza Rice goed begrijp. En weer helemaal actueel met de hoge graanprijzen. De poster heeft als titel Break virgin lands! en is van ene V. Livanova, uit 1954, de tijd van Nikita Chroetsjov. De leuke weblog A Soviet Poster Aday, waar ik dit uit kopieer, citeert het volgende russische spreekwoord:

There was a time they loved an accordionist, and now the time has come when they love a tractor driver.

De vertaling van het rijmpje op de poster:

These lands are priceless / Year by year / We should raise more and more /Grain for people.

Mooie aanleiding om nog even stil te staan bij innovatie in de wereld van de mechanisatie. Vroeger had je veel meer tractormerken dan nu: Allis-Chalmers (met dat ene kleine wiel van voren), BM - Bolinder Munktell (uit Zweden), Valmet (uit Finland), Deutz, Hanomag, Ferguson, Massey-Harris, Belarus (uit Wit-Rusland) en nog tientallen anderen. Zoals in alle volwassen industrieen is er concentratie opgetreden: bedrijven kopen elkaar op, alleen de allerbeste technologie overleeft de concurrentie en nu zijn er nog maar een paar concerns over. Dat is een normaal verschijnsel, zo werkt de markt in ons voordeel. Je ziet het ook in de autoindustrie; het wemelt er van de verdwenen bedrijven, waarvan sommigen nog als merknaam voortbestaan: Simca, Talbot, Citroen, Peugot, Renault, Opel, Daf, Spijker. Af en toe komt er een nieuw bedrijf bij die wat bijzonders maakt (Donkervoort) of uit een lage lonen land komt en zich opwerkt (Toyota, Hyundai). Dat hoort typisch bij de ontwikkeling van een bedrijfstak. Die begint met veel, vaak ongerichte innovatie waarbij veel ondernemers denken iets bij te kunnen dragen en er iets aan te kunnen verdienen. Veel koetsenbouwers begonnen auto's te bouwen, en soms (net als wagenbouwers) ook tractoren. Daarna komt de concentratie - iets wat je nu ook in de wijbouw, de intensieve veehouderij en de tuinbouw ziet gebeuren.
.
Wie het eerst komt...
Er is in zo'n eerste periode veel geld beschikbaar om nieuwe zaken te ontwikkelen. Direkt uit eigen middelen of moderner via venture funds. Ook hier werkt de markt. Maar er woeden in economenland soms wel discussies hoe de markt werkt en of de markt wel goed genoeg werkt. Zo wordt er nog wel eens beweerd dat je er op zo'n nieuw terrein als de kippen bij moet zijn, en liefst als eerste. Dan vestig je je (merk)naam en er zou een leren-door-doen effect optreden: hoe meer je in de loop der tijden produceert, hoe meer je leert, en de kostprijs daalt. Het bestaan van zo'n first-mover advantage en het learning- by-doing effect, hoe voor de hand liggend ook, is echter nog al omstreden. Er zijn ook veel voorbeelden waar het anders is gelopen en de markt nu in handen is van een latere toetreder. In de software-industrie zie je dat bij zoekmachines en bijvoorbeeld bij spreadsheets. Nu werken veel mensen met Excel, maar in de jaren tachtig begon ik met het pakket Symphony, een voorloper van Lotus123. Ook PcCalc en SuperCalc waren toen bekende paketten.
.
Padafhankelijk?
Een andere discussie is de vraag of de markt wel altijd het "beste" systeem kiest. Of zou de overheid de keuze moeten sturen? En daaraan gerelateerd of de geschiedenis geen te zwaar stempel drukt op de innovatie, de zogenaamde padafhankelijkheid. Soms kiest de markt voor iets dat technisch niet de beste oplossing lijkt. En als de keuze dan een keer gemaakt is en iedereen gebruikt het, dan zit je er aan vast, de technologie is een standaard geworden en je verandert niet meer zo makkelijk met zijn allen. Dat heet het lock-in effect, je zit opgesloten in de gemaakte keuze. Dat komt dan vaak weer omdat een technologie netwerk-effecten heeft: ik heb niets aan een telefoon, tenzij er meer mensen een telefoon kopen. Anders is er niemand om mee te bellen; maar dat betekent ook dat ik alleen niet meer zo makkelijk zal kiezen voor een andere mobiele standaard dan GSM.
Zo was er indertijd een hele heisa over de standaard voor video: VHS of Beta. Beta was volgens de technici beter qua beeld, het werd ook al langer in de filmindustrie gebruikt. VHS won in de markt en prompt werd de wijsheid van de markt in twijfel getrokken en het padafhankelijkheidsprobleem breed uitgemeten. Met argumenten voor overheidsingrijpen, want de markt zou hier falen. Maar in werkelijkheid gaven consumenten weinig om de betere beeldkwaliteit van Beta op hun kleine TV. Ze hadden liever VHS dat de capaciteit van de casette gebruikte voor wat mindere beeldkwaliteit maar een langere speelduur zodat je een film of voetbalwedstrijd op kon nemen. Een andere beroemde case is die van ons QWERTY-toetsenbord, waarop ik dit boekje tik. Het later ontwikkelde Dvorak toetsenbord zou efficienter zijn, maar dat is nooit echt goed bewezen en vermoedelijk een fabeltje. Waar nodig werd QWERTY wel aangepast, in Frankrijk is het AZERTY. Padafhankelijkheid komt dan ook minder voor dan velen denken. Kijk ook maar hoe makkelijk we switchen van 78-toerenplaatjes naar LP's, naar muziekcasettes, naar CD's, DVD's en naar iTunes.
.
Fabeltjes
Het QWERTY en VHS voorbeeld ontleen ik aan een leuk economieboek dat ik afgelopen maanden las. Het heet Famous Fables of Economics, en is een verzameling artikelen van bekende auteurs, bijeen gebracht door Daniel F. Spulber. De artikelen gaan allemaal over situaties waar veel economen routinematig er vanuit gaan dat de markt faalt om tot een optimale oplossing te komen. En waar er dus een grond zou zijn voor ingrijpen door de overheid. Situaties die keer op keer in papers en onderwijs als vanzelfsprekend voor waar worden aangenomen. En in deze verzameling artikelen van Spulber worden die situaties op (historische) merites beoordeeld en tot fabeltjes veroordeelt. Morgen het fabeltje van de vuurtoren.

zaterdag 13 oktober 2007

accountantsgrapje

Er zijn drie soorten boekhouders: degene die kunnen tellen en degene die niet kunnen tellen.

Ik ontleen het aan een column uit The Economist van 1.9.2007, waarin nog eens aandacht wordt besteed aan Fair Value Accounting: het huidige systeem van waarderen tegen marktwaarde. Dat zegt meer als het om de waarde en winst van een onderneming gaat dan historische kostprijzen: je wil weten wat je grond, quota en koeien nu waard zijn, niet wat je er ooit eens voor betaald hebt.

de weg naar evenwicht

Economen bezien de wereld als een weg naar evenwicht. Als een situatie uit evenwicht is (graanprijs hoger dan de productiekosten, gebrek aan locaties voor stallen) dan komen er mechanismes opgang om dat evenwicht te herstellen (boeren gaan meer graan zaaien, consumenten gooien minder brood weg of kopen aardappelen). Situaties zijn op lange termijn dus minder rampzalig dan je denkt, het aanpassingsvermogen van de mensheid is soms angstaanjagend groot.
Toch is niet elke stap naar het evenwicht per definitie goed. Als bottlenecks worden opgeruimd om tot betere concurrentie te komen, brengt dat de economie-zonder-fricties dichterbij, maar dat is niet per definitie zo. Je kunt, in ieder geval op papier, situaties bedenken waar het op korte termijn erger wordt. Een bekend voorbeeld in de internationale handel is het creeren van een handelsblok. Als (denkbeeldig voorbeeld) Nederland nu kaas naar de VS exporteert ondanks allerlei Amerikaanse invoertarieven, en Amerika gaat import van kaas uit Suriname vrijstellen van die tarieven, kan dat er toe leiden dat Suriname kaas voor de VS gaat produceren, ten koste van de Nederlandse export. Terwijl in een wereld zonder tarieven, de kaasstroom gewoon van Nederland naar Amerika zou zijn. In zo'n geval neem je dus een maatregel die gezond lijkt voor de concurrentie, maar het ideale evenwicht niet dichterbij brengt.
Geinspireerd door een column in the Economist van 1.9.2007: Economics focus

vrijdag 12 oktober 2007

Nederland later

De toekomst blijft boeien en vragen oproepen. Hoe zal ons land er in 2040 uitzien? In Zwitserland zullen de Matterhorn en de Mont Blanc nog wel op dezelfde plaats liggen, maar in de delta zien ingenieurs wel kans de IJssel te verleggen als dat zinvol is. En dus is er vraag naar toekomstkaarten.
Het MNP publiceerde daarom enige tijd geleden Nederland Later. Mooi vormgegeven, goed leesbaar.
Landbouw komt er nauwelijks in voor. Gelukkig nog wel op de kaarten, maar niet in de analyse. En dat is logisch want vrijwel alle andere vormen van grondgebruik brengen meer op, dus als je wilt weten wat we waar gaan doen, moet je naar die andere sectoren kijken.
Toch kan het voor agarische grondbezitters wel interessant zijn, zeker als ze zich willen meten met makelaars en projectontwikkelaars. Zo kun je een idee krijgen waar je strategisch moet kopen. En waar niet, want de geluidscontouren van een uitbreidend vliegveld Lelystad staan er ook in.
Ter ere van de Nobelprijs voor Al Gore en het IPCC (goede keuze!) een kaartje; niet uit de besproken Atlas, maar van het fietspad langs de kustlijn als we de dijken doorsteken (en de zeespiegel niet stijgt, nl. NAP 0)

donderdag 11 oktober 2007

Reclame voor eigen werk

De prijs voor de beste slagzin allertijden (zie de blog van eerder deze week) is gewonnen door "Wij van WC-Eend adviseren WC-Eend". Een mooi argument om als mede-auteur een studie naar de concurrentie positie van de Europese Food Industry van harte aan te bevelen. Te vinden op de website van de Europese Commissie, DG Enterprise:

Study report 'Competitiveness of the European Food Industry' (an economic and legal assessment, published in 2007)

Je kunt je er ook aanmelden voor een conferentie over dit onderwerp, half november.

toeslagrechten onder de rechter

De rechter in Zwolle heeft uitspraak gedaan in een procedure over de vraag van wie de toeslagrechten nu zijn: de pachter of de verpachter. Uit welbegrepen eigenbelang ben ik voor het eerste (wij hebben er persoonlijk mee te maken, zij het niet in de procedure zelf), en ook Minister Veerman heeft zich daar eerder voor uitgesproken. De rechter denkt er anders over en vindt net als bij melkquotum dat het 50/50 verdeeld moet worden. In het Agrarisch Dagblad van vorige week woensdag (3.10.07) voorspelt Wagenings jurist Willem Bruil dat het wel tot hoger beroep in Arnhem zal leiden, waarbij hij overigens eenzelfde uitspraak verwacht.
Zijn suggestie dat het gerechtshof maar eens een prejudiciele vraag in Luxemburg moet stellen, lijkt me een goede. Want in Duitsland ligt er al een uitspraak in hoogste instantie dat het het eigendom van de pachter is. Nu komt het wel meer voor dat er in Brussel gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt gemaakt en dat teruggekeerd in eigen land ieder zijn weg gaat: het al of niet verhandelbaar maken van melkquota (en het creeeren van enorme vermogens) is daar een voorbeeld van, en het lijkt er ook op dat de belastingheffing over de toeslagrechten nogal verschilt (zo constateerden we dit voorjaar als economen op een seminar in Wye College).

Economen zouden eens moeten kijken wat dit nu betekent voor het zogenaamde level playing field. Dat effect kon wel een groter zijn dan de bij boeren onder de koffie veel besproken klachten van het wel of niet toestaan van een bepaald bestrijdingsmiddel in een land.

woensdag 10 oktober 2007

de dood en belastingen

Twee dingen zijn zeker in dit leven: de dood en belastingen. Op US Food Policy (zie link hier links) zag ik een interessante blog over een discussie in de Amerikaanse politiek om voortaan landbouwgrond vrij te stellen van successierecht bij vererving. Eventueel tot een fiscale waarde van 4 mln dollar, wat in feite tegen marktwaarde al snel 6 miljoen is. Een rapport veegt er de vloer mee aan omdat het vooral tot effect zal hebben dat miljardairs landbouwgrond gaan kopen, prijzen opdrijven en het leven voor jonge boeren moeilijker maken. Waarmee weer maar is aangeven dat het onderwerp belastingen onderbelicht is in de landbouweconomie.

innovatie zonder overheid en wetenschap

Twee aanleidingen om even stil te staan bij de rol van de overheid en de wetenschap in innovatie. Gisteren werd de Nobelprijs voor de natuurkunde toegekend aan twee wetenschappers die onafhankelijk van elkaar in 1988 iets in magnetische velden hebben ontdekt waardoor we nu meer gegevens op de harde schijf kwijt kunnen en de iPod en TomTom mogelijk zijn.
En zaterdag had de NRC een mooi verhaal over het ontstaan van de bedrijfstak van digitale navigatiesoftware, waarbij al of niet via Philips veel van de bedrijven als TomTom, Tele Atlas, Navteq, And en Route66 Nederlands zijn of er banden mee hebben.
Om met dat laatste te beginnen: een aantal van die bedrijven zoals TomTom en And zijn uit het niets ontstaan, zonder overheidsbemoeienis, zonder duidelijke banden met de wetenschap en zonder duidelijke banden met grootbedrijven als Philips. Van andere bedrijven ligt er een link met Nederland omdat het deelnemingen van Philips zijn geweest, maar Philips heeft een zwabberend beleid met deze technologie gevoerd omdat het een onderdeel was van dashboardelectronica dat uit de core business is gegooid.
De NRC vraagt zich met de geinterviewden af waarom of Nederland zo'n belangrijke rol speelt in deze bedrijfstak, gezien die rol van het grootbedrijf en afwezigheid van de overheid en de wetenschap. Speculaties gaan tot de invloed van het cartografisch verleden van de VOC en de Atlas van Blaeu (zal premier Balkenende leuk vinden), maar ook daar is geen duidelijke link mee te leggen, want er deden geen cartografen mee in de innovatie. Ook EUR- en WUR hoogleraar Wim Hulsink tast in deze in het duister.
Toch zou in die hoek (er is een markt) best eens de verklaring kunnen liggen: er was in Nederland snel een markt. Door internationaal transport, veel handelsreizigers maar ook doordat wij in steden wonen waar je de weg niet automatisch vindt. Wie heeft er niet ooit een half uur of langer rondgereden in de nieuwbouw van Houten, Lelystad, Zoetermeer, Almere op zoek naar illustere adressen als de Laan van Avantgarde 46, Mandelahof 12 of Zachtgroen 12/4?
Dat is een stuk ingewikkelder dan de weg van Parijs naar Lyon of de al eeuwenoude routes op het Franse platteland. Je zag voor de komst van de TomTom ook al jaren in Nederland bij de benzinestations vuistdikke boeken met plattegronden en stratenregisters. Daarvan gingen grote ladingen de deur uit en lagen op de achterbank te slingeren. Dat zag je in Frankrijk of Duitsland zelden. Daar is de auto ook meer voor langere afstandtransport, het land te groot voor 1 vuistdik boek, en binnen Parijs gebruik je openbaar vervoer. We hebben dus een geconcentreerde markt met relatief veel verandering door nieuwbouw. Geldt ook voor de suburbs van California, de grootste concurrent in de markt, waar ook technologie en venture capital voor handen was.
Los daarvan vraagt zo'n ontwikkeling om ondernemers met veel meer dan technische kennis omdat er allerlei zaken verbonden moeten worden (electronica hardware en GPS uit de harde betahoek, design en cartografie uit de ontwerpende alfahoek, marketing en communicatie uit de gammahoek), en Nederlanders zijn goed in dat soort processen. Kan een student die hypotheses eens onderbouwen in een scriptie?
En wat natuurlijk echt boeiend is aan deze case dat het geen enkel argument oplevert voor TGV achtige interventies van de (franse) overheid om de innovatie te regelen. Dat doet de markt dus prima. Er zijn op basis van deze case zelfs geen argumenten om veel in toegepast onderzoek te stoppen. Geld voor fundamenteel onderzoek (zoals naar magneetvelden) en een particuliere Nobelprijs zijn misschien al genoeg. Blijft de vraag of deze case een uitzondering is, of representatief voor bijvoorbeeld ook de voedselverwerkende industrie en de landbouw.

NRC: 6.10.2007: Nederland zet de wereld op de kaart. Op de foto een oude innovatie van een 5rijdige schoffelmachine.

dinsdag 9 oktober 2007

Lijstje: agrarische slagzinnen

De beste slagzin allertijden is onderwerp van een verkiezing,
woensdagavond komt de uitslag. Al bijna 80 jaar bestaat er bij het Genootschap voor Reclame een officieel register. Met opvallend veel agrarische slagzinnen onder de nominaties. Ik kan er twee redenen voor bedenken: veel collectieve reclame (melk, bloemen) en natuurlijk een groot deel van de consumentengulden die aan voeding werd besteed, waarbij reclame nodig was om een produkt onderscheidend te maken. Weinig bekend is dat consumentenmarketing begin jaren zestig in Nederland in Wageningen werd geintroduceerd. Verschillende hoogleraren aan andere universiteiten zijn daar opgeleid.
Uit de 20 nominaties en enkele ten onrechte niet genomineerden adviseren wij van Lijstjes het volgende lijstje:
  1. Bloemen houden van mensen
  2. Melk de witte motor
  3. U moet de groenten van Hak hebben
  4. Ik wil Bolletje
  5. Heerlijk Helder Heineken
  6. Schat staat de Bokma koud
  7. Duyvis als er een fuif is
  8. Nog zo gezegd, geen bommetje (Melkunie)
  9. Op de markt is uw gulden een daalder waard
  10. Kopen bij de Spar is sparen bij de koop

Met als stemverklaring: het algemene boven het merk en aan het eind ook aandacht voor de retail.

Lijstje: oude familiebedrijven

Nyenrode stelde een lijstje op van de 10 oudste familiebedrijven in ons land. Velen daarvan zijn met de landbouwverbonden: touw op basis van hennip uit het Groene Hart, olie, en natuurlijk bier en drank. Overigens moeten er toch ook landbouwbedrijven zijn die al sinds de 16e eeuw in rechte lijn door dezelfde familie worden beboerd. Hoe dan ook, hier is de lijst:
  1. Touwfabriek G. van der Lee uit Oudewater (1545)


  2. Tichelaars Koninklijke Makkumer Aardewerk- en Tegelfabriek uit Makkum (1594)

  3. Koninklijke Klokkengieterij Petit & Fritsen uit Aarle-Rixtel (1660)
  4. Van Eeghen Groep uit Amsterdam (1662)
  5. Bavaria uit Lieshout (1680)
  6. Nolet Jeneverstokerij-Distilleerderij uit Schiedam (1691)

  7. Koninklijke De Kuyper uit Schiedam (1695)

  8. C. de Koning Tilly uit Haarlem (1696)

  9. Vergeest Metaalbewerking uit Druten (1700)

  10. Koninklijke Joh. Enschedé uit Haarlem (1703)

maandag 8 oktober 2007

aantrekkelijk landschap


Zaterdag hadden we het hier over verdwijnend wijdse uitzichten op het platteland. Ik kreeg nog een ander boekje van het MNP toegestuurd, en daarin staat een kaart van de volgens de gemiddelde Nederlander aantrekkelijke landschappen. Dat is vooral de Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe en nog wat kleinschalige boslandschappen op de zandgronden.

Het blijkt dat mensen landschappen vooral aantrekkelijk vinden als ze natuurlijk zijn, veel historie bevatten, en het er niet verstedelijkt is of met horizon-vervuiling besmet. En door dat laatste vallen open gebieden snel af.

Toch hoop ik niet dat beleidsmakers hier hun oren al te veel naar laten hangen. Dit is een enquete naar recreatie-landschappen. Als we zo de kunstsubsidies verdelen, gaan ze naar Jopie Huisman, Marjolein Bastin of Herman Brood - als ze nog in leven zouden zijn. Die mensen maken of maakten mooie dingen, maar die verkopen toch wel. Tussen hier en Berlijn zijn er ook nog heel veel kleinschalige boslandschappen. Wat nu juist uniek is in dit land zijn de open landschappen in de veenweide en de kleipolders. Laten we onze subsidies maar in het behoud daarvan steken. En voor de Veluwe is belangstelling, dus daar kunnen we wel een kaartje verkopen, net als bij de Efteling.
Wellicht kan het MNP volgend jaar een kaartje maken van Nederlandse landschappen die in Europa hun weerga niet kennen.

MNP: Milieu- en Natuurcompendium - sprekende feiten en cijfers over natuur en milieu.

zondag 7 oktober 2007

lijstje: bestel je biefstuk

Hiernaast kun je stemmen op je favoriete onderdeel van de blog. De lijstjes staan momenteel bovenaan, dus vandaag een lijstje.
Na een bezoek aan het eind van de zaterdagmiddag aan de Dolle Dwaze Dagen van de Bijenkorf (dat was goed te doen en mijn Wageningse collega prof. Hans van Trijp had helemaal gelijk toen hij er donderdag in de NRC op wees dat de hebzucht knap wordt uitgebuit in deze formule) at ik biefstuk op de Wilhelminapier, die steeds mooier wordt.
Kortom, reden genoeg voor een lijstje met biefstukterminologie in 3 talen. Je bestelt je biefstuk:
  1. very rare / blue / 'englisch', al naar gelang je internationaal in het engels, of in het frans of duits besteld.
  2. rare / saignant / blutig
  3. medium / a point / halb durch
  4. well done / bien quit / durchgebraten

Ik ontleen het lijstje aan het fraaie trivia-boekje van Ben Schott: Schott's Food & Drink Miscellany, 2003. En als de onderwerpen in deze blog je geen worst zijn (vandaar de in Italie genomen foto), even stemmen hier links.

zaterdag 6 oktober 2007

uitzicht uit zicht

Met de open ruimte is het in de Randstad slecht gesteld. In de Natuurbalans 2007, die ik onlangs van het Mileu- en natuurplanbureau kreeg toegestuurd, staat een onthutsend kaartje - ik schrok er van. Figuur 4.1 in het boekje (downloadable bij het MNP) geeft aan waar er in West-Nederland nog maar nauwelijks sprake is van visuele invloed door verstedelijking - met andere woorden: waar zie je niet de oprukkende stad.
Welnu dat is alleen nog in een gebiedje tussen Alphen aan de Rijn en Vinkeveen, en in de Krimpener- en Alblasserwaard (en een paar duingebieden).

Het MNP is een fusie met het Ruimtelijk Planbureau (RPB) aangezegd. Dit kaartje geeft in ieder geval aan dat er een probleem is waar samen aan gewerkt kan worden. Een paar extra nationale parken is, wat mij persoonlijk betreft, niet ver weg: Central Park en Rhine Bike Park, om maar eens wat namen voor te stellen - goed voor het aantrekken van internationale topmensen. Maar wellicht jammer voor de veehouders, want die zouden hun grondprijs duidelijk zien dalen.

MNP: Natuurbalans 2007; Op de foto het open landschap van de Hongaarse poesta

vrijdag 5 oktober 2007

de winst van wandelen

Er zijn van die getallen die het in zich hebben nog jaren in omloop te zijn als vuistregel. Zo een getal stond vorige week in het blad Resource van Wageningen UR en komt van mijn collega's: de gezondheidswinst van een wandeling is 2 tot 4 euro. Dat is een schatting gebaseerd op buitenlands onderzoek naar gezondheidseffecten van wandelen. Hoe lang die wandeling dan moet zijn stond er in het artikel niet bij.

Je kunt daarmee dus de waarde van een wandelpad uitrekenen (als je weet hoeveel mensen er gebruik van [gaan] maken), nog los van het feit dat mensen bereid zijn kosten te maken om te wandelen, net als ze bereid zijn kosten voor een bezoek aan de Efteling te maken. Een voorbeeld in de Hoekse Waard was niet rendabel, een ander in Land van Wijken en Wouden wel.
Blijft nog het probleem dat de winst van het wandelen in de zorgsector (en bij werkgevers die minder zieke werknemers hebben) terecht komt, en niet door de wandelaar als een besparing op zijn zorgpremie aan de boer wordt betaald. Daar zijn nieuwe arrangementen voor nodig.
Al met al een voorbeeld van leuke economie.


De foto was de winst van een wandeling in Oregon

donderdag 4 oktober 2007

dierendag en de mol

Na Leidens Ontzet volgt Dierendag. Vandaag, dus op de foto Neerlands meest bekende dierenschilderij. En het begint bij ons met mooi dierennieuws, want de mol die al dagen mijn nieuwgelegde gazon verpest, is met de mollenklem gevangen en dood afgevoerd. Minder mooi voor de mol, dat wel. Maar ook dierenwelzijn kent zijn grenzen.

En verder: hier links kun je nu ook stemmen, dus voortaan van tijd tot tijd een stelling. Eerst eentje voor de feedback.

woensdag 3 oktober 2007

Nieuwe economie: is er voer voor de bio energie

In aanvullig op mijn blog van gisteren nog een interessant punt over de effecten van de stijgende graanprijzen. De e-mail nieuwsbrief van Foodnavigator (ik heb de link maar eens toegevoegd ter linker zijde) meldde vandaag dat de graanprijs in Chicago gisteren fors omhoog gegaan is op paniek aankopen na een lage Canadese oogstraming.
Aanleiding voor de journalist van het bericht om ook in te gaan op de ethische discussie: feed, food or fuel - wat is het belangrijkst?. Daarbij werd er op gewezen dat de koppeling tussen olieprijzen en de soft commodities (agrarische producten) een kant op is: bij hogere olieprijzen is er ruimte voor biofuel en gaan graanprijzen omhoog. Maar het omgekeerde geldt niet: hogere graanprijzen leiden niet tot hogere olieprijzen. Of wel: graanboeren en vooral hun afnemers kunnen hogere prijzen (als gevolg van biofuels) wel doorrekenen in de prijs van food (en in mindere mate feed), maar de ethanol fabrieken kunnen een hogere graanprijs niet doorrekenen.
Als de graanprijzen dus veel stijgen zullen sommige ethanolfabrieken (en biovergisters) de mais niet meer kunnen betalen om nog met olie of andere electriciteitsproducenten te concurreren. Een kwestie van prijselasticiteiten denken economen dan.
En dat is weer aanleiding voor een plaatje van een leuke blog: a soviet poster a day. De poster hierboven komt uit 1965 toen de Soviet Unie (o.l.v. Kruschev) een landhervorming doorvoerde en de graanprijzen verhoogde. De poster schijnt de vraag te stellen of je je voer al ingeslagen hebt.
Overigens was ook de Canadese oogst laag door weersomstandigheden, niet door biofuels. Die link komt vooral uit de aankopen in Amerika voor bio-brandstoffen.

dinsdag 2 oktober 2007

Nieuwe economie

De afgelopen dagen sprak ik om verschillende redenen met verschillende collega's en (potentiele) klanten over de effecten van de sterk gestegen graanprijzen en de mogelijkheid dat we in een heel andere marktsituatie zijn beland. Een paar inzichten uit die gesprekken wil ik hier puntsgewijs wel even met je delen, en misschien zijn er aanvullingen of punten van commentaar.
Centraal vertrekpunt is dat de graanprijzen in nominale termen zo ongeveer beland zijn op het niveau van rond 1990, voor de Europese markthervormingen, door een onbegrepen combinatie van lage oogsten, vraag uit China en India en het verwerken van een deel van de granen (en suiker) tot biobrandstoffen. Aannemend dat de granen een spilfunctie hebben (waar je op zich een discussie over kunt starten) en daarmee karakteristiek zijn voor veel agrarische producten, en dat deze situatie structureel is, zijn er een aantal interessante punten voor verdere discussie (en onderzoek):
  • er is een dalend animo om tegen de oude prijzen volgend jaar producten als graszaad, conserven en vollegrondsgroenten te telen (of aardappelen te contracteren). Die prijzen moeten dus omhoog. Opvallend is dat het ineens weer niet meer over ketenbeheer en kwaliteit gaat in de discussie en onderhandelingen, maar over prijzen, prijzen en prijzen. Is dat slim?
  • de agrarische markten lijken nu afhankelijk van de energieprijs geworden. Als de olieprijs boven de 40, 60, 80 dollar 'clickt', gaat er weer een deel extra naar de energieproductie en vallen concurrenten in agrarische markten weg. Maar omgekeerd werkt het ook zo. Als de rust in het Midden-Oosten terug zou mogen keren, dan wordt agrarische productie bijgeschakeld.
  • grondprijzen stijgen in sommige gebieden fors (in Flevoland wordt over 60.000 euro per ha gesproken, hoorde ik uit meerdere bronnen) en een deel van het rendement van investeerders komt dus uit een (speculatieve?) onroerendgoed-boom.
  • we kennen in de landbouw vooral gezinsbedrijven. Een verklaring daarvoor is dat die concurrerend zijn tegenover beursvennootschappen omdat het rendement op vermogen zo laag is. Als het vermogen nu beter gaat renderen door profijtelijker exploitatie en de stijging van grondprijzen, betekent dit dan dat beursvennootschappen mogelijk worden in de agrarische sector?? Betekent dit dan een snelle structuurverandering en een gevaar voor het gezinsbedrijf?
  • door de koppeling aan energieprijzen krijgen sommige beursgenoteerde bedrijven het koersverloop en risicoprofiel als dat van energiefondsen. De ABNAmro maakt momenteel reclame met het beleggen in hun agrifund, wat zou dat nog toevoegen aan een portefeuille met energie-aandelen?
  • Door de hogere voerprijzen gaan de kosten in de (intensieve) veehouderij omhoog, en op termijn dus ook de vleesprijs. Hoe groot is dat effect en komt het in de buurt van de door Milieudefensie voorgestelde heffing of "fout vlees" van 85 cent? Dit is een wereldwijd effect en draagt dus bij aan verduurzaming van de samenleving (omdat de consumptie afneemt en de concurrentiepositie van graasvee (zoals schapen en rundvee) op extensief grasland verbetert).
  • als er weer geld met granen en gewone landbouw kan worden verdiend, daalt dan de interesse om om te schakelen naar biologische landbouw en naar het aanbieden van plattelandsactiviteiten / multifunctionele landbouw? Met als gevolg dat ook daar de prijzen (van bv. zorglandbouw of vergoedingen voor wandelpaden) omhoog kunnen (en moeten), maar wellicht ook dat die markten relatief klein blijven en er geen volume kan worden gemaakt (voor grotere markten zoals het supermarktkanaal).
  • en verder?

Op naar een onderzoeksagenda: tips en reacties welkom.

maandag 1 oktober 2007

nieuwe economie: waar is de recessie

In agrarische kring is wordt veel gepraat over de omslag van een aanbodmarkt naar een vraagmarkt, gezien de oplopende prijzen van sommige producten. Niet van alle trouwens, want aardappelen zijn er genoeg. Waar uit blijkt dat een deel van de prijsstijging mogelijk toch vooral door lage oogsten en voorraden is ingegeven, zodat prijzen stijgen en handelspartijen zich moeten indekken. Zo krijg je perioden van afwisselende booming economies en recessies: wat vandaag duur is, is morgen weer goedkoop.
In zijn overzicht van de wereldeconomie kwam The Economist 22 september met het inzicht dat in de gewone economie er juist al jaren geeen sprake meer is van recessies, vooral omdat er nauwelijks meer voorraden zijn: de just in time productiesystemen en allerlei ketenmanagement systemen (die er door ICT kwamen) maken dat er lage voorraden worden aangehouden en er weinig meer op voorraad wordt geproduceerd. Als vroeger de vraag iets afnam, ging men ook interen op voorraden en was het effect op de economie dus groter. De toegenomen stabiliteit van de economische groei zou voor de helft verklaard worden uit betere ketenbesturing.
In de agrarische markten werkt dat nog niet zo. Ketenbesturing is er nog minder doorgevoerd, en als de oogst voorbij is, is de oogst voorbij. Je kunt er vaak niet op bestelling produceren. Hier betekenen lage voorraden dus geen structureel meer evenwichtige groei, maar juist een basis voor bewegende prijzen. Prijsrisico's nemen toe. Toch nog iets waarin de agrarische sector zich onderscheid van de rest van de economie.
Dat de mais iemand van bijna twee meter boven het hoofd kan groeien, bewijst deze foto uit augustus. Hier en daar zijn er dus ook goede oogsten. Ben benieuwd hoe de markten er in 2008 bijliggen.