dinsdag 24 juni 2008

De oorsprong van de aandacht voor dierwelzijn

Waarom horen we de laatste jaren veel meer over dierwelzijn dan pakweg een halve eeuw geleden: is dierwelzijn een luxe goed of behandelen we dieren nu zoveel slechter?
Ik vermoed dat de specialisatie in onze economie er mee te maken heeft. Toen iedereen nog op het platteland woonde en zelf konijnen of een varken had (of bij de buurman zag) was er veel meer kennis bij burgers, minder ruimte voor verkeerde projecties en -daar waar het dier onherroepelijk werd geslacht- noodzaak tot het wegredeneren van cognitieve dissonantie en het accepteren van een zekere ambivalentie.
Maar toen kwam de specialisatie, de burger vertrok naar de stad, de varkens uit de stad en de kennis over dierhouderij nam bij de burger zienderogen af. Minder noodzaak dus om morele problemen op te lossen (waarvoor in sommige plattelandssamenlevingen en bij bv. jagers mooie rituelen bestaan) en meer ruimte om menselijke gevoelens op dieren te projecteren.
En dat leidde tot drie effecten die allemaal dat proces versterken: het huisdier (varken, schaap of konijn) dat ook geslacht werd verdween nog sneller, vervelende kanten van de dierhouderij en met name het slachten werden echt weggestopt en in de supermarkten doen niet-herkenbare producten het beter dan herkenbare voorvoeten en bloederige stukken vlees.
En daarmee had de burger geen reden meer de morele problemen op te lossen met het accepteren van een zekere ambivalentie, maar wordt er steeds meer gekozen voor andere defensieve reacties op paradoxen: splitsing (verder polariseren), projectie op zondebokken (het ligt aan de vleesmultinationals, schaalgrootte betekent dat dier een object wordt), ontkenning (van het probleem door boeren), regressie (we moeten terug naar het kleinschalige bedrijf in de buurt).
Nu de oplossing nog.
Marianne Lewis: Exploring Paradox: toward a more comprehensive guide in :Academy of Management Review, 2000 . Op de foto een nep giraf aan het Veluwemeer.

Geen opmerkingen: