woensdag 4 februari 2009

Gezin als productiehuishouding

Het platteland verwordt van productielandschap tot consumptielandschap, zo wordt beweerd. Voor het huwelijk geldt hetzelfde, zo las ik onlangs. Nu waren sommige lezers zich misschien nog niet bewust dat economen het gezinshuishouden zien als een fabriek, een productiehuishouding.
Dat is de visie die de latere Nobelprijswinnaar Gary Becker (zjn blog vind je hiernaast) in 1981 ontvouwde en die gemeengoed werd: net zoals de fabriek efficienter is dan de werkplaats voor een persoon, zo is het gezin efficienter dan de alleenstaande.
Schaalvoordelen dus: voor vrouwen van middelbare leeftijd is het huwelijk (of beter: samen wonen) 30% goedkoper dan alleen wonen en voor mannen 20%, zo becijferden wat Canadeze economen (Lewbel and Pendakur).
En daarbij vindt specialisatie plaats, mannen werken meer buiten de deur, vrouwen meer in huis en voeden de kinderen op. In vrijwel alle landen (inderdaad, niet in Italie) werken beide partners in totaal ongeveer evenveel.

De buit verdelen
En hoe verdelen man en vrouw de buit? Ooit dachten economen dat echtelieden eigenlijk hetzelfde wilden, maar daar zijn we van terug. Of dat door de mode van de speltheorie en agency komt weet ik niet, maar inmiddels is men er achter dan bv in Engeland 60% van de voordelen naar de man gaat, en 40% naar de vrouw.
Het grappige is, is dat dat geen wet van Meden en Perzen is. Toen in 1970 de Britse overheid er toe overging om de kinderbijslag aan de moeder in plaats van de vader te betalen, daalde de drankverkoop, en namen de bestedingen in restaurants toe ("Toe moeder, kook niet meer"). En er werd meer speelgoed verkocht (Ward-Batts).
Die 40/60-verdelingen klinken niet zo rechtvaardig maar economen vinden ze vaak wel efficient: het heeft voor beide partners zin om samen voor een grotere taart te gaan, ook al wordt hij niet helemaal gelijk verdeeld. Een andere deal maakt de een niet beter af, zonder de ander slechter af te maken.

Ontleend aan Simon Cox: Till debt us part in Intelligent Life, autumn 2008, p. 109

Geen opmerkingen: