maandag 20 juli 2009

duitse energiepolitiek

Het gaat goed met de groene stroom in Duitsland, zo berichtte de NRC zaterdag nog eens. Bijna 15% van de stroom is nu "duurzaam" geproduceerd. En dat allemaal dankzij een wet uit 1990 (onder bewind van de Groenen en de SPD) die vernuftig in elkaar stak: er werden geen overheidssubsidies toegekend maar de elektriciteitsmaatschappijen werden verplicht ten alle tijde de stroom af te nemen en op het net te zetten en een gegarandeerde prijs te betalen.
Deze gegarandeerde afzetmarkt leidde tot veel investeringen, technologische ontwikkeling en het gewenste resultaat. Geen wonder dat 40 landen, waaronder Nederland, dat wel willen kopieren.
Een goede impact assesment van zo'n wetsvoorstel zou boeiend zijn. Vanuit de transitiekunde is het interessant dat er nieuwe spelers op de markt komen, omdat de bestaande elektriciteitsmaatschappijen er geen belang bij hebben. Ze onderschatten de mogelijkheden en voor hen betekent deze wet extra kosten: hun centrales worden minder efficient op het moment dat de zon schijnt en de wind waait.
Het goede is ook wel dat de overheid niet heeft ingezet op 1 soort nieuwe energie (bv. alleen windenergie), maar dat allerlei soorten, van biogas tot zonneenergie in aanmerking komt. Een andere slimmigheid die voorstanders van transitie benadrukken is dat niet de belastingbetaler betaalt, maar de consument. Daardoor is de subsidie aan de alternatieve energie veel minder zichtbaar en niet de speelbal van politiek debat bij elke begrotingsbehandeling.
En daar zit nu net het bezwaar van economen: op deze manier wordt niet erg zichtbaar met wat voor enorme kosten de Duitse economie wordt opgezadeld. Inmiddels wordt voor 3,3 miljard euro per jaar (cijfers 2006) aan vergoedingen uitbetaald aan stroomproducten die de energieprijs te boven gaat. 3,3 miljard die niet wordt bijgeteld in het begrotingstekort. Ofwel 37 euro per huishouden, en ik vermoed dat daar de extra energieopwekkingskosten voor onderbezetting van de traditionele centrales nog niet inzit.
Duitsers hadden die 37 euro wellicht liever willen besteden aan gezonder eten, een computer voor de kinderen, een zuiniger auto of dubbel glas voor energie-besparing. Die keuze hebben ze niet meer, die maakt de overheid voor hen. Dat levert verlies van welvaart op.
En daarmee (een tweede bezwaar) wordt ook de markt voor bv. zonnepanelen verstoort, want die staan nu vooral in Duitsland, terwijl ze in Spanje of Algerije veel efficienter ingezet zouden kunnen worden. En dan gaan we er ook nog maar vanuit dat de overheid de vergoedingen in het juiste tempo terugschroeft: niet te snel want dan komt de nieuwe bedrijfstak niet tot leven, niet te langzaam want dan krijg je geen prikkel tot efficiency verbetering en wordt er helemaal met geld gesmeten.
Uiteindelijk draait het allemaal om het 'infant-industry' argument: kan een nieuwe bedrijfstak vanzelf ontstaan (zoals bij de navigatieapparatuur van TomToms is gebeurd) of moet die een tijdje door de overheid uit de wind van de marktkrachten worden gehouden en in de luwte met steun opereren. Veel direct betrokkenen hebben in ieder geval belang bij de laatste opvatting.

bron: NRC-H: Revolutie met zon, wind en water: hoe een "groene" wet in Duitsland tot een onverwachts groot succes leidt bij "duurzame" energie; 18.7.2009

2 opmerkingen:

Huib Rijk zei

Maar hoe zit het Krijn, met het argument dat er meer geld in het land blijft dat anders aan olie besteed werd en dus naar het Midden Oosten zou stromen.

krijn j. poppe zei

Economen maken zich daar niet zo druk om: als land A beter is in het maken van energie en land B in auto's dan doen ze er verstandig aan zich daarin te specialiseren en de producten te ruilen.
Dat er geld naar anderen gaat is prima, dat is een teken van specialisatie en welvaart; bij Robinson Crusoe ging er helemaal geen geld naar anderen. Hij leefde wel op een mooie eiland maar wel erg arm en had de grootste moeite het hoofd boven water te houden.
Natuurlijk denken geo-politici, strategen en experts uit de krijgskunde hier allemaal anders over: die zien een afhankelijkheidsrelatie die tot politieke spanningen kan leiden. Economie heeft ook zo zijn beperkingen.