donderdag 29 oktober 2009

De club van Rome en ons vlees

Boston behoort tot de interessantere Amerikaanse steden. Ik was er afgelopen dagen voor een workshop die we organiseerden met mensen van MIT, de bekende locale Ivy League universiteit en nog een aantal anderen. Aanleiding was ons recente rapport over het kennis- en belangenbehartigingssysteem in Nederland. Daarin gebruikten we een system-dynamisch modelletje. Een techniek die populair werd via het MIT rapport Limits to the growth uit 1972, in Nederland beter bekend als het rapport van de Club van Rome, zoals de toenmalige laaggeprijsde Aula pocket met nummer 500 getiteld was.
Op de heenvlucht herlas ik het voor het eerst na 35 jaar. De computerfiguren, zoals we ze zelf toen ook op grote vellen met COBOL en FORTRAN programma’s genereerden, doen lekker nostalgisch aan. Maar de inhoud blijft actueel: er blijven vragen over de uitputting van grondstoffen. Wat toen vervuiling heette is nu het klimaatprobleem (een vervuiling met CO2).
Kritiek op het rapport is altijd weer dat de uitputting van voorraden en sterfte door vervuiling niet is uitgekomen (hoewel: de schaarste van 2008 kun je zo in sommige grafieken zetten), en dat er weinig feedback mechanismes inzitten. Dat laatste is niet helemaal terecht: er werd juist veel gemodelleerd om te zien wat het effect is van feedback mechanismes. Misschien is ook de productiviteitsontwikkeling onderschat: hoewel de chip van Gordon Moore net uitgevonden was besteedde het rapport helemaal geen aandacht aan ICT, laat staan aan biotechnologie. Die ICT hielp weer bij globalisering en dat betekende dat mensen gingen zien dat we allemaal onderdeel zijn van die ene aarde, en er maar 1 hebben. Wat mogelijk weer bijdraagt aan een gezamenlijke aanpak.
Ook markt- en organisatorische oplossingen komen in het boek niet voor. De auteurs waren technologen en de Club van Rome pleitte in een nawoord voor planning. Vreemd genoeg niet voor het beprijzen van externe effecten.
Misschien was het boek juist zo’n succes omdat de aandacht voor milieu net main stream begon te worden en tot actie ging leiden. Een feedback mechanisme in zichzelf.

Volkskrant over vlees
Delta Airlines (die steeds meer NorthWest vervangt) gaf me de Volkskrant van zaterdag mee. Met daarin veel aandacht voor Kopenhagen en op de voorpagina een discussie over vleesconsumptie. Dit mede naar aanleiding van de Milieubalans van het Planbureau voor de Leefomgeving.
Ik vind het een verwarrende discussie, die we nu blijkbaar in het openbaar moeten gaan voeren. Verwarrend omdat er veel op een hoop wordt gegooid, vergelijkbaar met discussies waarin beschikbaarheid van voedsel (er is genoeg), toegang tot voedsel (de armen hebben te weinig koopkracht), gebruik van voedsel (sommigen eten teveel, andere maken biofuel, er wordt veel weggegooid) en crisissituaties door elkaar worden gegooid omdat ze allemaal over voedsel gaan. Maar dat op een hoop gooien draagt niet bij aan een oplossing en goed beleid. Er is zelden 1 remedie voor meerdere problemen. Hooguit heeft een remedie voor een probleem ook positieve neveneffecten voor andere problemen,
Wat ik er tot nu toe van begrijp is dat sommige mensen voor hun eigen gezondheid best wat minder vlees zouden kunnen eten, en in het bijzonder roodvlees. Dat moeten ze vooral doen, en dat zou bevorderd kunnen worden. Maar die vorm van consumentenvoorlichting rond gezonde voeding (die nu eens niet van de Gezondheidsraad maar uit de milieuhoek komt) heeft vermoedelijk maar weinig effect op het klimaatsprobleem.
Dierlijke productie gaat met veel milieuvervuiling gepaard en daar ligt een grotere overheidstaak. Net als bij het mobiliteitsvraagstuk zijn technische oplossingen daarbij vermoedelijk veel kansrijker dan gedragsveranderingen (zoals we die bij bont of roken hebben gezien). Maar alles helpt en wie dus niet alleen wat vaker de fiets dan de auto wil nemen maar ook af en toe erwtjes in plaats van karbonaadjes eet, moet dan niet laten. Of je er de Amazone mee redt is de vraag: dat moet komen van het handhaven van het oerwoud in een nationaal park, een beetje minder vraag naar rundvlees of soja gaat dat niet oplossen. Al was het maar omdat de rest van de wereld nog even door eet. Maar ook omdat de prikkel niet groot genoeg is: een wat hogere melkprijs redt de landbouwgrond in ons Groene Hart ook niet uit handen van de projectontwikkelaar.
Nog ingewikkelder wordt het als je gaat kijken naar de vleessoorten onderling: rundvlees of kip. Rundvlees vervuilt wereldwijd veel meer dan kip. Maar de vraag is of dat juist voor Nederland niet een verkeerde berekening is. Want kippen en varkens eten granen en die kunnen we als mens ook eten. Maar runderen, geiten en schapen eten vooral grassen, op veenweide-gronden, berghellingen en pampa’s, waar je niet of beter niet (remember the dust bowl in the US) met een ploeg voor de graanteelt kunt komen. Vooralsnog is dat dus goedkoop eiwit, waarvan we de milieuvervuiling maar het beste kunnen tolereren zolang niet alle eiwit uit andere bronnen komt. Het gras is immers niet alternatief aanwendbaar, en het niet gebruiken ervan heeft dus negatieve effecten op de wereldvoedselvoorziening.
Voor Nederland komt daar nog bij dat het overgrote deel van ons rundvlees een bijproduct van de melkveehouderij is. Je moet de vervuiling daarvan niet toerekenen aan het vlees maar aan de zuivel: voor een melkveehouder brengt dat vlees heel weinig op in verhouding tot de melk, dus zolang er vraag is naar zuivel (en daarvan gebruiken we in de wereld nog altijd veel te weinig) lopen die dieren er – al moet het vlees naar de afvalverwerking of onze milieuvervuilende huisdieren (daar horen we trouwens opvallend weinig over).
Het NOS Journaal maakt het onlangs nog ingewikkelder door er op te wijzen dat het klimaateffect van het roodbonte MRIJ-vee veel minder slecht is dan van de zwartbonte Holstein-Frisian koeien. Maar die kleur zie je niet aan een lapje vlees of in de prijs. De prijs in de EU van vlees ligt door het landbouwbeleid overigens hoger dan op de wereldmarkt, in vergelijking tot bijvoorbeeld fruit. Een steak eet je dus goedkoper in de VS of het Midden-Oosten. Waarmee er dus al een kleine belastingheffing is, maar die gaat door de liberalisering wel verdwijnen.
Wie een lendelapje minder neemt is voor zichzelf wellicht goed bezig, maar het kan een teleurstelling worden als je denkt er zo niet de wereld, dan toch de Amazone mee te redden van alle ellende.
Ook in deze beschouwingen in de Volkskrant miste ik het economische inzicht dat je de markt zijn werk moet laten doen: kun je de vervuilende producties niet gewoon onderdeel maken van het cap-and-trade systeem dat in andere bedrijfstakken zijn werk doet? Of kun je ter vervanging een accijns of een hogere btw opleggen voor de milieuschade van de productie? Dat maakt het een stuk makkelijker voor de winkelende consument en het bespaart een hoop krantenpapier over wat je nu wel of niet moet eten.
Enfin, het artikel was een goede opmaat om met onze Amerikaanse collega’s te praten over institutionele analyses van de soyateelt in Brazilie en de mogelijke rol van de gezinsbedrijven ten opzichte van de grootlandbouwbedrijven. Komende dagen meer uit Boston.

PS ik schreef dit stukje zondag in Boston. Bij terugkomst las ik vanavond prof. Henriette Prast in de NRC die denkt dat het van norm verandering moet komen omdat ze twijfels heeft bij belastingen en campanges, maar wel veel verwacht van het default effect: we moet niet vragen of iemand vegetarisch is, maar of er nog carnivore dieetwensen zijn. Er zijn nu te hoge kosten van psychologische afwijking als je aangeeft voor vegetarisch te gaan.

Geen opmerkingen: