zondag 18 oktober 2009

De wijde blik

Wie na wil denken over de betekenis die we aan landschappen toekennen, moet naar de Kunsthal in Rotterdam. Niet zozeer voor de schilderijen van Edward Hopper die er momenteel hangen (en waarvan sommigen in dit kader ook zeer de moeite waard zijn), maar vanwege de tentoonstelling over de Haagse School en het moderne Nederlandse landschap.
De schilders van de Haagse School trokken er met de net beschikbaar gekomen tram en trein op uit om het Nederlandse landschap vast te leggen. Eerst koeien in Voorburg en Rijswijk, daarna bomschuiten op Scheveningen (geschilderd met de rug naar het nieuwe Kurhaus en het opkomend toerisme) schapen in Laren en eiken te Oosterbeek.
In een tijd waarin het land naar zijn identiteit zocht (voor die tijd was de nationale staat er nauwelijks) leerden ze ons kijken naar het typische Nederlandse platteland. Voor die tijd werd het saai, grijs en nat gevonden. Dat laatste bleef maar de emotie van de schilderkunst werd aangebracht in de luchten en het licht. En zo leerden ze ons een landschap zien en liefhebben dat we eerder niet kenden. Bovenal verkocht het geweldig in het buitenland, schilderijen werden op bestelling gemaakt en Amerikanen kwamen kijken.

Moerdijkbrug
Het landschap dat ze schilderden bestond echter al bijna niet meer. De tentoonstelling laat met fraaie oude 'ingenieursfoto's' (ook al een unieke Nederlandse stijl) zien hoe Rijkswaterstaat en anderen in een snel tempo het landschap veranderden door rivieren te verleggen en uit te diepen, spoordijken en -bruggen te maken en telegraafpalen neer te zetten. De brug bij Kuilenburg (nu beter bekend als Culemborg) was bij de oplevering de langste ter wereld. In 1871 werd de anderhalve kilometer lange Moerdijkbrug opgeleverd, een wonder van staal en de langste Europese brug, die op de wereldtentoonstelling van 1876 in Philadelphia veel belangstelling trok.

De tegenstelling tussen het oude landschap (geschilderd op een manier die overigens voor sommige kunstcritici te modern, te somber, te grijs was) en het modernistische wordt op de tentoonstelling fraai inzichtelijk gemaakt. Waaronder met een "Kaart der woeste gronden in Nederland" van de Heidemaatschappij van 100 jaar geleden. En spoorwegadvertenties en natuurreisgidsen, tot Jac P Thijse aan toe.

Voor Jacob Maris bleef het landschap een professioneel object: hij woonde in Den Haag en raadde collega's aan niet in het landschap te gaan wonen: "je ziet het dan niet meer zoo". Met andere woorden, landschap is er voor de stadsmens; de plattelandsbewoner ziet slechts werkterrein.
Gaat dat zien.

Geen opmerkingen: