zaterdag 29 mei 2010

Over bossen en opvattingen in het GLB

Landschappen zijn cultuur voor ze natuur zijn; constructies van de verbeelding, geprojecteerd op bos, water en rots. Dat is de betoog van het boek Landschap en herinnering van Simon Schama, waarvan ik dinsdag aankondigde wat opmerkelijke passages te noteren.
Zoals het verhaal over het bos en de marine, dat institutioneel economische aspecten heeft en verdacht veel lijkt op de sentimenten in het huidige landbouwbeleid.
In Engeland waren de koninklijke families, ook de Tudors en de Stuarts sinds mensenheugenis eigenaar van de bossen. Het bos was koninklijk bezit. Maar ze waren niet echt in staat die macht waar te maken en in de loop der eeuwen was de echte economische macht over de bossen en hun hout afgestaan aan handelaren en aristocratische grootgrondbezitters. In een tijd waarin de marine qua tonnage verviervoudigde, incasseerden deze particulieren de winst van de stijgende houtprijzen. Karel II werd wel geadviseerd hier iets aan te doen maar de Engelse kroon was bezig pragmatisch afstand te doen van de leiding van het land. Charles negeerde het advies. Driehonderd jaar later, in 1963, zei Generaal De Gaulle: Engeland handelt, het beboert niet (Britain trades, it doesn't farm).

Dat in tegenstelling tot de Fransen. Ook daar was in de middeleeuwen het bos in naam in bezit van de koning. Maar in werkelijkheid waren het aristocratische families die de bosinkomsten gebruiken om godsdienstoorlogen te voeren. Slechts de kroondomeinen van Fontainebleau en Compiegne werden gespaard voor de jacht, de rest werd geplunderd van eiken en beuken in de religie-twisten van de 16e eeuw. In de jaren 60 van de 17e eeuw werd het tijd om de zaak te hervormen. Wie anders dan Jean-Baptiste Colbert sprak tegen Lodewijk de XIV de historische woorden: La France perira, faute de bois (Frankrijk zal ten ondergaan door gebrek aan hout). Dat advies was niet anders dan aan de andere kant van het Kanaal - het effect wel.

En de Hollanders? Ons land mag dan naar hout genoemd zijn, dat was er nauwelijks. Maar de Republiek der Nederlanden was rijk genoeg (en door de Amsterdamse Wisselbank hadden we hier eeuwen de laagste rente ter wereld) om voorraden Baltisch hout te monopoliseren. Jaren voor de kap werden complete bossen opgekocht en kon men die uit laten groeien tot kwaliteitshout zoals lange masten. Daar kwam nog een systeem van geprefabriceerde bouw op de Hollandse en Zeeuwse werven bij. Door deze assemblagetechniek kostte een schip een derde van zijn Engelse tegenstander en was in de helft van de tijd gebouwd. Geen wonder dat Michiel de Ruijter in de tweede Engelse zeeoorlog tussen 1664 en 1667 de Medway op kon varen, de Engelse vloot in brand kon steken en the Royal Charles als trofee naar Amsterdam sleepte.

Sommige zaken hebben een lange geschiedenis

Geen opmerkingen: