vrijdag 31 augustus 2012

socialistische economie

Eergisteren hadden we het hier over Marx. Dan nu maar even over niet-marxistische socialistische economie. Daar schreef J.E. King een paper over (Non-Marxian Socialism) in het boek waaruit ik deze reeks citeer.
In de 19e eeuw werd het kapitalistische systeem natuurlijk doorlopend bekritiseerd. Mooi al die economische theorie, maar in de praktijk zag je veel armoede, grote inkomensongelijkheid, uitbuiting, kinderarbeid, drank en zie verder Charles Dickens.
Het leek erop dat het systeem toch aanzette tot het inefficient omgaan met mensen, hun onvoldoende te laten ontwikkelen. De discussies gingen er heet aan toe. Marx en Engels betitelden sommigen als "petit-bourgeouis socialisten" (salon-socialisten zeg maar), en in Duitsland had je de Kathedersozialisten die voor veel staatseigendom en strikte arbeidswetgeving pleitten.
George Bernard Shaw, de schrijver, was een van de eerste die ook de neoklassieke economie zelf gebruikte in zijn analyses die het socialisme aanprezen. Vervolgens kregen de socialistische denkers natuurlijk de wind in de rug bij de crises van de jaren 20 en vooral 30, inclusief Keynes' zijn pleidooi voor staatsingrijpen om de vraag op te krikken.
Er ontstond een hele controverse (o.a. tussen Oskar Lange en Hayek) over de vraag of een Centraal Plan Orgaan kon werken. Liberaal Hayek vond van niet. Er is veel te veel informatie nodig (die is niet gratis) en bovenal is er ook rivaliteit nodig om bv. tot innovatie te komen. Het gaat om strijd, niet alleen om trial and error.
De sociaal democratie van na WO II is bekend. Na 1989 leken de liberalen wel gewonnen te hebben in de strijd. Einde van de geschiedenis. Er was geen oplossing gevonden in de praktijk voor de zgn. soft-budget constraint van de socialistische manager - als hij fouten maakt wordt hij gered, zijn kapitalistische evenknie niet. Ofwel (zoals Stiglitz het formuleerde) er is een principal-agent probleem in de bureaucratische controle van de socialistische manager.
En dus stelde iemand de cruciale doodsteek-vraag: waarom zou je alle moeite doen om al die problemen oplossen, als the real thing in de vorm van het kapitalisme al bestaat. In het bijzonder als je -als je dat wilt- ook iedereen een basisinkomen kunt geven zodat iedereen echt "vrij" is.
Mijn gevoel zegt me dat daarmee dit boek niet gesloten is. Want inmiddels hebben alweer het staatskapitalisme (dat wel in deze trend zou passen). En armoede is een relatief begrip, zodat je met een absoluut basisinkomen nog niet iedereen vrij en blij hebt.

donderdag 30 augustus 2012

surplus economie

Wat voor de 19e eeuwse economen een groot vraagstuk was, was het jaarlijkse surplus (voor het gemak: de welvaartsstijging) en hoe die verdeeld werd over de klassen. Want de 19e eeuw was zeker in Engeland die van de vooruitgang met meer welvaart door de effecten van de 1e en 2e industriele revolutie. En Engeland zou Engeland niet zijn als we het niet over klassen hadden.
Die verdeling hing dan af van o.a. de winstgevendheid (profit rate) van investeringen en daarmee de winstquote. Prijzen waren door de veranderende technieken en de nog grote rol van landbouw vermoedelijk erg in beweging en dus moesten er redeneringen worden opgezet van het actuele naar het "natuurlijke" prijsniveau in een bepaalde periode en plaats. Om vervolgens op die geschoonde prijzen een analyse los te laten wat de structurele invloeden op die prijsverhoudingen waren. Ze hadden daarbij de notie van fysieke reele kosten (en dus geen aandacht voor nut of opportunity costs).
Zie hier het centrale vraagstuk van de klassieke politieke economie. Vraag en aanbod speelde daarin een rol, maar minder dominant dan na Marshall.Ook veranderingen in schaalgrootte hadden weinig aandacht. Dat kwam pas later met de marginalisten.

Gebaseerd op H. Kurz: The Surplus Interpretation of the Classical Economists: in: Warren Samuels, Jeff Biddle en John B Davis: The History of Economic Thought, 2003

woensdag 29 augustus 2012

Marx' Kapitaal

We zetten de historische wandeling door het economisch denken voort, ik begrijp dat er mensen zijn die het een leuke ah-erlebnis vinden vande oude college-stof. Dan zijn we dus toe aan Karl Marx en Das Kapital. Ik kocht mijn versie begin jaren zeventig, natuurlijk in Amsterdam, toen ik aan het Raamplein aan de HES studeerde.
Nooit uitgelezen, wat eigenlijk tegen mijn principe is. We vonden het toen bon ton om in het cafe te beweren dat we op pagina 29 gestruikeld waren over de eerste voetnoot die langer dan een pagina was. Wat dan terecht de hoon opriep van de kant van UvA-studenten die beweerden dat die bewuste voetnoot pas honderden pagina's verder kwam. Enfin, later vertrok ik naar bedrijfseconomie in Rotterdam, en daar was de cafe-uitspraak (inmddels 1980) meer in de sfeer van "wie Marx niet op zijn 20e aanhangt heeft geen hart, en wie het op zijn vijftigste nog doet, geen hersens". Aan dat alles moest ik aan denken toen ik een maand geleden op IJsland een mooi paper over Marx las. Kan ook de invloed van de zwavelvelden zijn geweest.

Een paper van een Nederlandse auteur, zo kwam bij toeval bij terugkomst in Nederland ter sprake, Geert Reuten (jazeker van de UvA, misschien bekender als senator voor de SP). De auteur heeft oog voor detail want hij zit in de tweede alinea al bij de voetnoten. Terecht om even het misverstand weg te nemen dat het woord "communistisch" in Het Kapitaal een rol speelt. Het C- woord wordt zo'n 5 keer genoemd in voetnoten. Ongeveer 5 van de 2200 pagina's gaan over de toekomst van de maatschappij, zo heeft de auteur geteld. Voor het communisme moet je dus bij een eerder manifest van Marx en Engels zijn.
Marx wilde met zijn opus magnum namelijk een uiterst ambitieus project afronden: een complete systeem-analyse van de maatschappij op economisch, sociaal, politiek en historisch niveau. In 6 delen. Dat heeft zijn gezin geweten, en het is uiteindelijk niet gelukt.
Dat analysekader hing dan weer samen met het idee van Marx over het historisch materialisme (ik leerde van Reuten dat de term niet van Marx zelf is). Het idee dat er een economische onderbouw is (base structure) die de basis is voor een sociale structuur (superstructure), de bovenbouw. Bij die lagen horen ook klassen, die het werk doen en die van de rent leven. Ik vermoed dat het lagenmodel in de institutionele economie van Williamson daar een moderne variant van is (maar daar gaat er over verandering en transities van instituties, niet over klassen).
Wat ik ook leerde is dat Das Kapital een Kritik is volgens Duitse traditie. Niet een externe kritiek, maar een doordenken en evalueren van een object op basis van de normen en standaarden van dat object zelf. Van binnen uit dus. Marx drijft de economische theorie van dat moment dus tot zijn uiterste consequentie.
Reuten geeft verder een mooi schema van hoe het boek in elkaar zit. Het wordt er een stuk helderder van. En maakt aan het eind nog een paar boeiende opmerkingen.
De ene is dat het denken van Marx inspiratie zou kunnen zijn voor het nadenken over business cycles. Op dat vlak gebruik ik Carlota Perez' werk veel (uit 2002), we zitten midden in de crisis van de ICT golf. Misschien de citaties toch wat verder terug in de tijd leggen.
Dat brengt me tot de slotzin van het paper: hoewel veel van de theorie rond dergelijke onderwerpen weggedreven is van Marx, wordt Das Kapitaal toch nog vaak aangehaald. Dat is een interessant aspect vanuit wetenschapsfilosofie: sommige bronnen blijven blijkbaar een rijke heuristische bron voor nieuwe ideeen.

Ontleend aan Geert Reuten: Karl Marx: His work and the major changes in its interpretation. In: : Warren Samuels, Jeff Biddle en John B Davis: The History of Economic Thought, 2003.

dinsdag 28 augustus 2012

Lijstje: Van Deense Feta en Hollandse Mozzarella

Puffin of Papegaaiduiker
De NRC van 4 augustus documenteerde een opvallende trend in slow food. We hebben in Nederland maar een beperkte aantal (4 kazen en een aardappel) Beschermde Oorsprong Benamingen. De Bob's, beter bekend met hun Brusselse afkorting PDO/PDG.
We zijn gewoon niet trots genoeg op de oesters of het Texels lam of de eerste Texelse bloemkool. En we hebben dat soorten onderscheidingen ook altijd gezien als afleidend van ons succes in grootschalige, ongedifferentieerde ("bulk") productie.
Tal van individuen omarmen nu buitenlandse kwaliteitsproducten en maken die hier, met de gedachte dat voor die versheid of weinig food miles ook een markt is, of gewoon voor de lol. En in een enkel geval omdat men het zelfs beter kan dan gemiddeld in de streek van origine (zoals het brood van Menno 't Hoen). De krant documenteerde er een aantal, ik maar er een lijstje van:
1. Menno 't Hoen: Frans brood (voor toprestaurants)
2. De Pasteibakkerij in Amsterdam met Parijse worst
3. Mieke Bos in Zuidbroek met Franse wijngaardslakken
4. Anna Caviar BV in Eindhoven met Russische kaviaar
5. Fioretti Limoncello  uit Schiedam (internationaal bekroond)
6. Diverse boeren met het Japanse Wagyu vlees
7. Buffelmozzarella uit Grootegast (dat maar een week houdbaar is en dus een transportvoordeel heeft).

maandag 27 augustus 2012

Foute Champginons

 Dat de belangenorganisaties een controlerende functie hebben op de retail (en soms meer dan de wetgever) is duidelijk. Waarbij onze verontwaardiging selectief is (maar dat is hij via de wetgeving ook). Inmiddels is het zo ver dat de producenten van "eerlijke producten" en hun keurmerken openlijk de hulp inroepen van actiegroepen / belangenorganisaties en de retail om de eisen te verhogen.
Een mooi voorbeeld daarvan trof ik bij thuiskomst van vakantie aan in de NRC van 9 augustus die bericht dat een van de grote champignonbedrijven van dit land verdacht wordt van verkeerde arbeidspraktijken. Bart Jan Krouwel, voorzitter van Fair Produce NL, een keurmerk stichting, haalt schattingen aan dat 70% van het volume geoogst wordt via ongepaste arbeidsconstructies.  En vooral grote jongens dus, want het zou om 25% van de bedrijven gaan.
Krouwel: "als supermarkten ook op dit gebied een organisatie als Wakker Dier in hun nek hadden, zouden ze de urgentie wel voelen. Hoewel: het aaibaarheidsgehalte van een plofkip is hoger dan dat van anonieme Polen. Bij uitbuiting van Oost-Europeanen denken de meeste mensen: het zal wel. Of ze weten het eenvoudig weg niet".

Zweedse bessen
Vrijwel tegelijkertijd komt ook the Economist met de aanbeveling om het fair trade logo maar te verbreden van de eerlijke producten uit ontwikkelingslanden naar producten die onder normale productieomstandigheden in Europa, in dit geval in het bijzonder Zweden, zijn geproduceerd. Het is een suggestie van Polarica, een grote Zweedse producent van (ingevroren) blauwe bessen. Het blad vindt het wel ironisch dat juist Zweden, een van de meest werknemersvriendelijke landen ter wereld, in deze situatie is geraakt.
Aanleiding is de bessenoogst. Daarvoor worden o.a. 5700 mensen uit Thailand ingevlogen op een tijdelijk visum. De Zweedse vakbond vindt het "moderne slavernij". Visas worden in principe alleen verleend als een bedrijf voor huisvesting en een minimum loon zorgt. Maar daar wordt omheen gewerkt. Is het niet met Thais, dan met Bulgaren, die geen visum nodig hebben.
Op de achtergrond speelt dat de bessen door iedereen geplukt mogen worden, ook op prive-land. Ze zijn naar oude gewoonte vrij en van iedereen. Public access to a common pool good. Daarmee kun je moeilijk de eigenaren van de bessen aanspreken. Maar de vraag naar bessen is enorm gestegen, niet in de laatste plaats uit het alternatieve circuit vanwege de gezondheid ervan, dus velen willen (laten) plukken.
Dit jaar heeft een magere oogst. Met als gevolg dat sommige Thais niet uit de kosten komen van vliegticket, eten en huisvesting. De Bulgaren zitten in hetzelfde schuitje en de ambassade zet repatriering op.

NRC 9.8.2012: Foute champignons in de supermarkt.
Economist 4.8.2012: Berrypickers Unite - foreign workers in Sweden

zondag 26 augustus 2012

de toekomst van de economische wetenschap

Afgelopen weken was hier aandacht voor de geschiedenis van het economisch denken. Binnenkort hoop ik die serie nog te vervolgen. Maar hier een link (met dank aan de site van Greg Mankiw) naar een Amerikaanse site waarop 8 jonge (dwz jonger dan 40) economen vertellen waar ze denken dat de economische wetenschap heen gaat. Velen zien de groei van de economie (ontwikkelingslanden) en de huidige malaise als centraal, maar ik sympathiseer met de laatste twee in de lijst, die denken dat ICT en big data tot een nieuwe kijk op ons gedrag zal leiden. Want mensen kiezen helemaal niet zelf meer, Amazon.com beveelt ze wat aan. Of toch niet?

zaterdag 25 augustus 2012

duurzame ijslandse vis en het belevingstoerisme

Nog 1 IJslandse ervaring die ik je niet wil onthouden. We waren in Sugandafjordur (voor het gemak: de Suganda-fjord), een vissersplaatsje op de West-fjorden.(de NW punt van IJsland). Een gebied dat vroeger relatief weinig leegloop had vanwege de goede visserij (warm en koud water botsen hier, veel vis dus). Maar inmiddels helemaal is leeggelopen, IJslanders wonen nu in de hoofdstad Reijkjavic - of in Amerika.

Sugandafjordur denkt er wat op gevonden te hebben. De trawlers zijn te duur en te onduurzaam, dus men is overschakeld op duurzamer lijnvissen (er zijn twee vormen, maar het komt neer op een lange lijn met veel haken waaraan een aas wordt vastgemaakt, toen ik een paar jaar geleden met de directeuren visserij-onderzoek op IJsland was, heb ik al eens een ingewikkelderl expose daarover mogen aanhoren). Dat gebeurt veel in IJsland, maar hier gaat men prat op een duurzame en multifunctionele formule.

Om te beginnen heeft men niet alleen de visserij maar ook het dorp en de visverwerking verduurzaamd, zo meldt een groot bord in het dorp. Voor het dorp is dat relatief eenvoudig: vernieuwbare energiebronnen als geo-thermische (warm water) en waterkracht zijn op IJsland vaak niet ver weg.
De visverwerking heeft ook nagedacht over duurzaamheid waarbij de goedkope energie nieuwe mogelijkheden opent: de viskoppen worden nu gedroogd en geexporteerd naar Nigeria, waar ze gekocht worden om in de soep te nuttigen. [het zijn dus niet alleen de mindere delen van kippen die naar West-Afrika gaan]. Datgene wat echt niet eetbaar is, wordt ingevroren en gaat voor visvoer naar Denemarken. Het invriezen gebeurt in de vorm van pallets, zodat er geen pallets nodig zijn en later weer retour moeten (hout blijft schaars op IJsland).

En  het is multifunctioneel: de toerist kan dit alles meebeleven. Je kunt een dagje mee gaan vissen op een professionele boot, je mag je (of andermans) vis helpen verwerken in de visfilleerderij of je kunt een viskookworkshop doen. Wij kozen twee maal voor de beste vorm van participatief onderzoek: visrestaurant Talisman (ook met heel goed lamsvlees): nog nooit zo lekker een perfect klaargemaakte kabeljauw gegeten - vers uit de fjord. Gaat dat zien en vooral proeven.

vrijdag 24 augustus 2012

Gratis: EuroChoices

Hier de link naar een gratis virtuele issue van het blad EuroChoices met zeer leesbare landbouweconomische artikelen, o.a. over bioenergie en dierwelzijn

Duurzaam winkelen op IJsland


Hiernaast een tip om de duurzaamheid in de supermarkt te bevorderen. De Bonus-retail keten (ook verkoper van de Euroshopper-lijn) heeft voor de groenteafdeling en voor de zuivel- en versvlees afdeling aparte ruimtes in de supermarkt, waar het een stuk koeler is. Soms zelfs afgesloten met een automatische deur. Dat komt de kwaliteit van de producten ten goede, zodat er –neem ik aan- minder voedselverliezen zijn.
Aangezien uit de vorig jaar gepubliceerde Voedselbalans van het LEI bleek dat supermarkt-managers bij duurzaamheid o.a. denken aan het verminderen van energieverbruik uit de koeling is dit misschien een ideetje. Bij sommige Bonuswinkels is de groente-afdeling ook de eerste waar je binnenkomt, en dat moet in een groot deel van het jaar dus een aardige sluis zijn tussen de kou buiten en de warmte in de rest van de supermarkt.
Overigens vermoed ik dat het de IJslanders vooral te doen is om de kwaliteit van de producten op peil te houden (en derving te voorkomen). En minder om energiebesparing. Want zoals in dunbevolkt platteland niet ongebruikelijk verkoopt men relatief zeer veel diepvriesproducten, en die vriezers staan dan weer onafgedekt in het warme deel van de supermarkt (wel vaak tegen die koelruimtes aan). Ook in IJsland kan het dus nog duurzamer.

donderdag 23 augustus 2012

IJsland in WO II

Nog meer geschiedenis: wie zich afvraagt waar de oude
veerboten uit de Waddenzee blijven: in IJsland

Ter afwisseling van de geschiedenis van het economisch denken, en andere historie: het valt een beetje buiten de orde van deze weblog, maar wel een aardige quizvraag: wie bezette IJsland in de Tweede Wereldoorlog, en wanneer? Het enigszins verrassende antwoord: de Engelsen, op 10 mei 1940, tegelijk met de inval van Duitsland in de Lage Landen. Denemarken (het IJslandse moederland) en Noorwegen waren toen al in Duitse handen.
In Reydarfjördur, aan de oostkust, nam een Engelse invasiemacht van 2000 man het 300 mensen tellende plaatsje in bezit. Later in de oorlog voegden zich daar nog Amerikanen, Canadezen en Noren bij, en waren er 4000 man gelegerd in Nissenhutten. In heel IJsland 25.000. Dit vanwege de strategische ligging op noordatlantische vaarroutes. [Terzijde, de Nissenhut is ook een WO II geschenk, of eigenlijk een WO I geschenk, want in die tijd ontwikkeld door de Canadese lt.kolonel Peter Nissen voor het Britse leger. In WO II door-ontwikkeld door de Britten tot Romneyloods]
De “bezetting” werd gezien als een zegen. Eindelijk wat te doen met de introductie van 20ste eeuwse nieuwigheden als de bioscoop en fish & chips restaurants. En bovenal veel werkgelegenheid die tot een toestroom van mensen uit andere fjorden leidde. De ellende bleef beperkt tot luchtalarm bij Duitse spionagevluchten, 1 dode Canadees bij een schietongeluk en 8 doden als gevolg van een groep Engelse soldaten die op een mooie januaridag de bergen introk zonder voorbereid te zijn op slecht weer en verdwaalde.
In 1944 werd IJsland weer een onafhankelijke republiek, los van Denemarken c.q. het Deense koningshuis, waarmee het oudste parlement van Europa weer al zijn macht terugkreeg. Ook in IJsland is de oorlog nog niet voorbij. Reydarfjördur heeft nu een WO II museum, en eerder dit jaar werd er nog een film gemaakt over de tragedie met de acht doden.

woensdag 22 augustus 2012

De verenging van de economie

In de 19e eeuw vernauwden de economische wetenschappers hun vak. Hadden ze misschien wel niet moeten doen, sommige van die vernauwingen worden nu weer ter discussie gesteld. How come? 
Allereerst werden er een aantal restanten uit de filosofie (waar de economische wetenschap begon) terzijde geschoven waar het ging om menselijk gedrag zoals sympathie en morele overwegingen. De economische wetenschap werd materialistischer. De klassieken schoven ook het belang van institituties terzijde (dat is in de 20ste eeuw weer gerepareerd).

Dat ging gepaard met veel discussie over de homo economicus. Vooral het abstracte rationele gedrag dat voor alle mensen zou gelden, had niet van iedereen de steun. Er was een forse discussie over de invloed van ras, en het feit of de Ieren (die door de Engelsen werden gezien als drinkebroers, te gezellig  en zelfs werkschuw) wel het gedrag van de homo economicus vertoonden of –bij de juiste instituties- zouden kunnen vertonen. De klassieke economen hadden het morele gelijk aan hun zijde, maar dat maakte dat ze fel waren op de theoretische abstracte beschrijving van gedrag.

Dat brengt ons ook bij een forse correctie rond het etiket ‘dismal science’ die ik leerde uit het paper van Peart en Levy uit het boek dat we hier de afgelopen dagen bespraken. Vrijwel iedereen (ook ik) denkt dat deze kenschets van Carlyle een karakterisering was van c.q. aanval op het idee van Maltus dat de bevolking sneller groeit dan de voedselproductie, zodat de wereld gedoemd was om eindeloos in armoede en honger te leven.
Dat was een goede karakterisering geweest maar in werkelijkheid was het stuk van Carlyle een ridiculisering van de opvattingen van J.S. Mill (en anderen) dat de menselijke natuur niet afhankelijk is van ras. Carlyle was een voorstander van de slavernij en wist die beweging met zijn boek “Het neger vraagstuk” nieuw leven in geblazen. Het idee van de homo economicus die onafhankelijk was van ras, was niet zijn beeld van de empirie. Peart en Levy geven in hun paper het citaat weer waaruit overduidelijk blijkt dat Carlyle economie van vraag en aanbod op die wijze geen vrolijke wetenschap (“gay science”) maar een “dismal science” vond - hij werd er niet vrolijker van dat economie geen onderscheid maakte naar ras.

Zie: Sandra Peart and David Levy: Post-Ricardan Economics 1830 – 1870 in: Warren Samuels, Jeff Biddle en John B Davis: The History of Economic Thought, 2003.

dinsdag 21 augustus 2012

Klassieke economie

Na Mandeville was er nog een tweede econoom van naam in de geschiedenis van de economische wetenschap die iets met Nederland had - of eigenlijk ook niet:: David Ricardo. Die werd namelijk in Londen geboren, maar verhuisde op jonge leeftijd naar Amsterdam om er te studeren. Dat hield hij maar twee jaar uit. Na Adam Smith werd de dienst in de jonge economische wetenschap uitgemaakt door een groepje Londenaren, en de Fransman J.B. Say (van de gelijknamige wet).
Waar eerder in de 17e eeuw William Petty het cijfermatige in de economie introduceerde, was David Ricardo de man van de modelmatige aanpak. In het paper Classical Economics [in: Warren Samuels, Jeff Biddle en John B Davis: The History of Economic Thought, 2003] is Denis O’Brien in navolging van anderen niet buitengewoon lovend over Ricardo. Zo voegde hij aan Smith een arbeidstheorie van waarde toe, die vooral problemen veroorzaakte tot ver na zijn tijd.
Ook over zijn rent-theorie, die in de landbouweconomie nog veelvuldig wordt geciteerd (“koren is niet duur vanwege de pachtprijs, maar de pacht is hoog vanwege de korenprijs”) wordt door O’Brien bestempeld als ‘one of the longest-lasting fallacies in the history of economics’. De koren-stelling klopt namelijk wel voor de situatie als er maar een product is, of wanneer je het over agrarisch product in zijn algemeenheid hebt, maar niet voor de kostprijsberekening van een individueel product / gewas: dan is er een opportunity cost die betaald moet worden om te voorkomen dat de grond voor het next-best alternatief wordt gebruikt. Macro en micro lopen hier dus uit elkaar en dat heeft niet iedereen direct door.
Productiekosten waren zo populair bij de klassieken omdat ze anders het risico liepen dat ze prijzen zouden verklaren uit prijzen. Ze wilden de evenwichtsprijzen dus ook anders onderbouwen. Maar J.B. Say en vooral de Ier Longfield zaten al dicht bij het feit dat waarde afhankelijk is van vraag en aanbod en dat de vraag afhankelijk is van het grensnut (marginale nut), en bij Say ook van de inkomensverdeling.
Er is ook nog een rechtzetting in het paper van O’Brien. Zo is Ricardo’s handelstheorie op basis van comparatieve voordelen eigenlijk van Robbert Torrens, die het idee twee jaar eerder publiceerde.
Verder was dit de tijd van J.S. Mill (die ook wel wat in het cooperatie-verschijnsel zag), Malthus en McCulloch (die het belang van uitvindingen onderstreepte, het begrip human capital aandroeg en daarmee het belang van onderwijs). Er was overigens geen sprake van een Laissez-Faire dogmatisme zoals wel wordt gedacht. 

maandag 20 augustus 2012

Adam Smith


In onze serie over de historie van het economisch denken, dan toch ook maar even aandacht voor de officiele start van de economische wetenschap: Adam Smith zijn 1776 klassieker An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations, kortweg veelal aangeduid als ee Wealth of Nations.
Een nog steeds leesbaar boek met leuke passages, maar voor hedendaagse economie heb je er weinig meer aan. In de 19e eeuw oordeelde John Stuart Mill al dat de Wealth of Nations “is in many parts obsolete and in all, imperfect”. Weinig van wat er in het boek staat, wordt nu nog als juist gezien.
Maar het boek was een groot succes omdat het alle beschikbare kennis integreerde, verder uitwerkte en het vakgebied op de kaart zette. De brede basisconcepten zetten de agenda voor de klassieke periode (zie de blog van morgen): een individu handelt uit eigenbelang, dat begrensd wordt door een raamwerk van wetten, religie, gebruiken en morele overwegingen en dat tot private en (als onbedoeld gevolg) publieke tevredenheid (satisfaction) leidt. Concurrentie in antwoord op prijsprikkels zorgt voor de optimale aanwending van produktiefactoren als kapitaal dat winstmogelijkheden zoekt; de zoektocht naar meer productie met de beschikbare productiefactoren leidt tot specialisatie en arbeidsdeling, de grootste bron van technische vooruitgang. Vrijhandel stimuleert technische vooruitgang en vergroot de markt, waar de toegenomen productie kan worden afgezet – de mate van arbeidsdeling is afhankelijk van de omvang van de markt.
Schumpeter oordeelde in 1954: “Though the Wealth of Nations contained no really novel ideas. And though it cannot rank with Newton’s Principia or Darwin’s Origin, it is a great performance all the same and fully deserved its success.
Ontleend aan het het paper van A.S. Skinner over Adam Smith in: Warren Samuels, Jeff Biddle en John B Davis: The History of Economic Thought, 2003.

zondag 19 augustus 2012

De 17e eeuw en de economische wetenschap


De revolutie in denken over economie in de 17e en 18e eeuw valt pas goed te begrijpen als je je realiseert dat in de Middeleeuwen er geen vernieuwing op dat vlak was. Het Middeleeuwse ideaal was een statische, hierarchische gemeenschap, met precies gedefinieerde beroepen (gildes!), rechten en plichten. Economische overwegingen waren ondergeschikt aan het in standhouden van de goed orde, gedefinieerd door gebruik en religie. 
Dat beeld werd beetje bij beetje afgebroken en vervangen door het beeld van een natuurlijke ordening van economische relaties die ook zonder social engineering en politieke inmenging tot stand komt. Het waren vooral Fransen en Schotten die daar aan bijdroegen (zoals David Hume, en John Law maar dat was een kleurrijke figuur die met de Mississippi Company alle Franse staatschuld overnam en een speculatie bubbel creeerde).
En een Nederlander: de Rotterdammer Bernard Mandeville (1671-1733) die in Londen werkte. Hij schreef het satirische De fabel van de bijen, waarin hij de spot dreef met puriteins Engeland en tot in het absurde wees op de zegeningen van (ondeugdzame) consumptie. Als luxe, oorlog en diefstal uitgebannen zijn werden een hoop bijen werkeloos. En het verlangen naar luxe geeft een prikkel om te werken.  Mandeville vergat voor het gemak even dat je je geld in een een diefstalloze maatschappij dan wel niet meer aan slotenmakers geeft, maar wel aan andere zaken besteed.
Enfin, de uitdagende fabel had succes en maakte niet alleen het punt dat vraag ertoe doet in een economie maar ook dat er zoiets bestaat als de onbedoelde gevolgen (unintended consequences): individuele motieven en intenties kunnen los staan van de uiteindelijke uitkomst van een proces. De acties van individuen met een eigenbelang kunnen sociaal gewenste uitkomsten hebben. De invisible hand kwam langzaam in beeld.
Mooi dat in Rotterdam nog jaarlijks aan de EUR de Mandeville lezing wordt gehouden.
Ontleend aan: Anthony Brewer: Pre-Classical Economics in Britain. in: Warren Samuels, Jeff Biddle en John B Davis: The History of Economic Thought, 2003.

zaterdag 18 augustus 2012

Fysiocraten

Na het mercantilisme (zie de blog van gisteren) komen de geschiedenisboeken dan aan bij de Franse fysiocraten. Die worden in agrarische kringen nog wel eens aangehaald, want deze school kenmerkt zich door een zeker agrarisch fundamentalisme: de landbouw is de basis van de economie.

Die karakterschets is echter te beperkt. De fysiocraten waren sterke voorstander van internationale vrije handel, en dat kregen ze op een gegeven moment zelfs voor elkaar. Tot de school behoorde o.a. Maarschalk Vauban (die van de vestingwerken, die zich als belanghebbende in 1707 bezighield met belastingheffing) maar het bekendst is de arts Francois Quesnay, die om onopgehelderde reden een carriere-switch maakte van publiceren in de medicijnen naar de economie-avant-la-lettre.
In artikelen met titels als “Boer” (Fermier) en “Granen” (Grains) brak Quesnay de staf over het heersende beleid van de Franse koning. Dat was een systeem van handelspolitiek, met monopolies, staatsbedrijven, handelsvergunningen en dergelijke. Quesnay vond dat Colbert veel te veel had geprobeerd via de staatsondersteuning Amsterdam te imiteren om tot meer welvaart te komen. Maar wat goed was voor een handelsrepubliek met weinig grond was dat niet voor een land als Frankrijk dat een agrarisch koninkrijk was met rijke gronden. Dat had een economische politiek nodig dat een groot agrarisch productievolume genereert, dat tegen een mooie prijs in het buitenland kon worden verkocht.
Met een simulatie over 5 jaren met verschillende oogsten liet hij zien dat bij vrije handel Frankrijk beter af zou zijn, ook al zouden de prijzen wel wat hoger liggen (maar het volk nauwelijks slechter af zou zijn).

Franse boeren waren dus de welvaartscheppende klasse volgens Quesnay en bij betere prijzen zouden ze met betere technieken (“grande culture”!) produceren dan bij lage prijzen die zorgden voor gebrek aan kapitaal en “petite culture” technieken.
Een en ander maakte Quesnay zichtbaar in zijn beroemde Tableau Economique, een voorloper van de input-output tabellen waarin hij liet zien hoe de welvaart uit de handel in landbouwproducten ook naar andere klassen stroomt. De te citeren zin uit het voorwoord van Philosophie Rurale: “Berekeningen behoren de wetenschap van de politieke economie te zijn, vergelijkbaar met wat botten voor het lichaam zijn.” Een arts blijft een arts.

Een nog groter econoom in deze school was overigens Anne-Robert-Jacques Turgot die veel bijdroeg aan het succes van de fysiocraten – waarmee de visies van Montesquieu en Rousseau over eer en deugd vervangen werd door een politieke visie op gedrag dat is gebaseerd op eigenbelang van mensen. Alexis de Tocqueville zou daarover nog eens opmerken dat die de sociale hierarchie zo op zijn kop zet dat de school fors heeft bijgedragen aan de Franse revolutie.
Ontleend aan Philippe Steiner: Physiocracy and French Pre-classical political economy. in: Warren Samuels, Jeff Biddle en John B Davis: The History of Economic Thought, 2003.

IJslandse boeren en het toerisme

Op verzoek van BoerenBusiness schreef ik een column over boeren op IJsland die zich met toerisme bezighouden. Conclusie: multifunctionaliteit is lastig, er is eerder sprake van omschakeling.
Voor wie eens wat anders wil lezen dan geschiedenis van de economie kan dus hier terecht. Hiernaast een fotoootje dat ik in de column bespreek.

vrijdag 17 augustus 2012

Mercantilisme

Tot het economische gedachtengoed dat vooraf ging aan de start van de economische wetenschap met Adam Smith behoort het mercantilisme uit de 17e eeuw, vooral in Engeland een onderwerp van pamfletschrijvers en andere denkers. Het is de theorie van de positieve handelsbalans. Een land zou moeten zorgen voor een positief saldo op de handelsbalans.

Dat is per definitie niet voor ieder land weggelegd (er moeten dan andere zijn met een negatief saldo) en op langere termijn helpt het niet ook, want er stroomt geld het land in dat de prijzen doet stijgen (inflatie) en de wisselkoers aanpast, wat tot vraaguitval leidt. Meer principieel is dat het niet de grootste bron van welvaart hoeft te zijn: dat is een goed draaiende binnenlandse economie met veel mogelijkheden tot specialisatie en innovatie.
Lars Magnusson schreef een paper over de stroming (in het boek waar ik afgelopen dagen al meer uit citeeerde) met nog een paar aardige inzichten.

De eerste is dat het mercantilisme niet een echte samenhangende stroming was, en vooral door Adam Smith himself zo is neergezet zodat hij zich er tegen kon afzetten. Maar ook dat de Duitse historische school met o.a. Friederich List (die van het infant industry argument) heeft aangedragen dat het mercantilisme gezien moet worden als een stroming ten tijde van de opbouw van de nationale staat in Engeland en Frankrijk, waarbij men jaloers naar de Nederlanden keek, en waarbij een tijdelijke bescherming van bepaalde sectoren en het verkrijgen van investeringsmiddelen in de staatskas aan de orde waren. Het ging om de ontwikkeling van bepaalde bedrijfstakken door internationale handel. In ieder geval was het mercantilisme helemaal niet zo dirigistisch / colbertistisch als wel gedacht wordt.
De eerste minister van financien van de VS, Alexander Hamilton tapte uit hetzelfde vaatje en ging in zijn teksten met gemak over van de Wealth of Nations naar het infant-industry argument. Daarbij moet bedacht worden dat in de 17e eeuw internationale vrijhandel ook nauwelijks bestond in de huidige betekenis: de grootste winsten waren te behalen met de handel op Indie, India of West-Indie. Dat was handel die om overheidsondersteuning in de vorm van forten, legers en andere infrastructuur vroeg (of een monopolie daarop zoals bij de VOC).

In onze tijd hebben we te maken met neo-mercantilisme in de vorm van de strategische handelstheorie. Lester Thurow, Paul Krugman en Michael Porter (competitive advantage) zijn de namen die daar bij horen. In hun ogen is handel niet alleen verklaarbaar uit comparatieve voordelen (Heckser Ohlin etc.) maar ook een gevolg van historische ontwikkelingen rond schaal, scope, economische kracht en toenemende baten van omvang (increasing return to scale). Vooral in industrieen met veel toegevoegde waarde of kennis leiden investeringen uit het verleden tot verzonken kosten (sunk cost) die een barriere voor toetreding zijn. Wat dan een competitive advantage is, maar volgens sommige aanhangers van de nieuwe handelstheorie ook een argument voor tijdelijke bescherming door nieuwkomers.

En er is dus ook een link te leggen tussen het aloude resp. neo-mercantilisme en ons topsectorenbeleid – slim om je te richten op je sterkste sectoren, maar minder slim als dat ten koste zou gaan van aandacht aan het goed laten draaien van de economie zelf (arbeidsmarkt en scholing, transactiekosten, administratieve lasten, woningmarkt, infrastructuur, bevorderen concurrentie en afbreken monopolies etc.).

Zo is geschiedenis immer weer actueel.

Lars Magnusson: Mercantilism. in: Warren Samuels, Jeff Biddle en John B Davis: The History of Economic Thought, 2003.

donderdag 16 augustus 2012

Back from 66 North

Net terug uit IJsland zie ik dat de vandaar ge-uploade berichten niet helemaal goed leesbaar zijn. Wordt aangepast (en van een vakantiefotootje voorzien om komende hete dagen het hoofd koel te houden).

woensdag 15 augustus 2012

De economie van Mohammed

Na de Grieken en Romeinen kregen we qua wetenschap de donkere dagen van de Middeleeuwen, tot de Renaissance aanbrak. Dat is inmiddels een achterhaald idee want we weten dat in de tussenliggende periode veel kennis bewaard bleef en vooral ook verder ontwikkeld werd in de islamitische wereld (waarvan de Arabieren maar een klein deel uit maakten, maar het Arabisch was wel de taal waarin gepubliceerd werd). We danken er de algebra en ons cijferstelsel, inclusief de nul, aan.

Ook qua economische theorie zijn we de moslimwereld meer verschuldigd dan vaak erkend wordt. Dat is althans de stelling van de Amerikaanse hoogleraar Hamid Hosseini in hoofdstuk 3 van het boek dat ik afgelopen dagen besprak.
Door het bekende verbod op rente (volgens sommigen: woekerrente) wordt nog wel eens vergeten (ook door mij) dat de Koran en de geschriften van Mohammed zeer business vriendelijk zijn en een liberale opvatting hebben over (niet al te veel) overheidsinmenging. Winst en kapitaalsbezit zijn prima. Handel is een nobel beroep, iets waar de christelijke kerk in de Middeleeuwen wel anders over dacht (handel werd als een soort paria-activiteit aan de Joden overgelaten, en die hebben dat geweten toen sommigen van hen door de specialisatie in dit toegeschoven monopolie nogal rijk geworden waren).

Deze positieve grondhouding in de Koran is in Marxistische zin niet vreemd als je beseft dat de profeet Mohammed uit een business milieu in Mekka kwam, hij zat zelf in de handel - ook nog toen hij tot hogere zaken werd geroepen.
Ook aardig om te lezen is dat de Iraakse top-jurist Abu Jusuf in de 8e eeuw de Kalief in Bagdad adviseerde dat de overheid zich niet met alles moest bemoeien en dat het onderhoud aan de kleine kanalen die boeren gebruikten om water uit te halen voor bevloeiing door de gebruikers kon en moest worden betaald. De overheid kon zich wel beperken tot het hoofdwaterstelsel. Waaruit we dan kunnen afleiden dat de Nederlandse opvattingen daarover heden ten dage nog in lijn zijn met die van Abu Jusuf.

dinsdag 14 augustus 2012

Griekse landbouweconomie

De economische wetenschap laten we meestal beginnen bij Adam Smith (1776, the Wealth of Nations), maar het is maar de vraag of dat juist is. Want economie is al veel ouder. Arbeidsspecialisatie en ruil is er sinds de eerste mensen in Afrika overvuur beschikten. Of wie een bijbels uitgangspunt wil: met het eten van de paradijselijke appel werd duidelijk dat kennis en keuzes een last zijn in een wereld van Goddelijke of natuurlijke schaarste. Waarmee er tegelijkertijd ook een moreel element in keuzes sluipt.


Als economie zo oud is, is het niet verwonderlijk dat er al lang voor Smith over de werking van de economie is nagedacht, bij de oude Grieken en Romeinen, maar ook bij de Egyptenaren en in het Midden-Oosten.
Dat waren grotendeels landbouw-economieën, dus er is met name ook nagedacht over landbouw. In het handboek van Samuels et al (zie de blog van gisteren) las ik een aardig paper van S.T. Lowry die een overzichtje geeft van het economisch denken in klassieke tijden.
Zo wist ik niet dat we het juridische symbool van de weegschaal komt van de grote weegschalen die werden gebruikt als boekhoudgereedschap bij de graanschuren van de farao’s en daar een religieuze betekenis door kregen.



Wie in de landbouweconomie wil laten zien dat hij zijn klassieken kent, kan het best Xenophon’s boek Oeconomicus (!!) uit het midden van de 4e eeuw voor Christus aanhalen. Dat behandelt vooral het de organisatie en management van een grootlandbouwbedrijf  en benadrukt het belang van human capital en organisational efficiency. Dat pleidooi lijkt nog weinig aan waarde te hebben verloren.
Ook de Romeinen waren geen rare jongens als het om economie ging. Zo schreef keizer Justianus van het Oost-Romeinse rijk in 530 na Chr. alle Romeinse wetskennis op. Samengevat in het werk Institutes, dat in de Middeleeuwen nog volop in gebruik was. En waarin werd geconcludeerd dat de waarde van goederen niet afhankelijk is van de gebruikswaarde maar de marktwaarde: “tantum bona valent, quatum vendi possunt”, ofwel: goederen zijn net zoveel waard als waar ze voor verkocht kunnen worden.


In de Middeleeuwen was de Cisterciënzer orde gespecialiseerd in het in cultuur brengen van meer grond, en ook zij publiceerden over land-management. Zij haalden een deel van hun kennis bij de islamitische filosofen van Al Andaluz. Waarover morgen meer.


Uit: S.T. Lowry: Ancient and Medieval Economics in: Warren Samuels, Jeff Biddle en John B Davis: The History of Economic Thought, 2003.

maandag 13 augustus 2012

Geschiedenis van het Economisch Denken

Voor de vakantie is er de keuze tussen de moderne e-reader of de klassieke pil. Ik koos voor het laatste en begon aan The History of Economic Thought van Warren Samuels, Jeff Biddle en John B Davis. 712 pagina’s dik. Al uit 2003, maar het onderwerp veroudert niet snel.


Er zijn allerlei reden om naar de historie van ons economisch denken te kijken. Zo kun je geinteresseerd zijn in de biografieen van grote denkers, of ze lezen om te zien of we hun denken wel goed hebben begrepen en of de uitgangspunten ervan nog steeds gelden.
Een interessantere vraag is wellicht die waarom mensen in het verleden van een bepaalde theorie overtuigd waren. Het kan zijn dat de kennis zich ontwikkeld omdat een nieuwe theorie beter is dan de vorige: meer compleet is, uitgebreidere werking heeft, meer generiek is, logischer is, beter de (als objectief geziene) feiten verklaard.


Economen vinden dat wel een fijn idee, maar sociologen en andere volgers van Marx wijzen erop dat ook andere krachten werken. Zo zouden economen wel eens vooral kunnen werken aan onderwerpen die bij hun afnemers in de smaak vallen omdat ze overeenkomen met hun economisch belang (of dat van hun klasse). Zo bezien is het geen toeval dat David Ricardo met zijn vrijhandelstheorie  populair was in Engeland en (tegelijkertijd) Friedrich List met zijn Infant-Industry argument in Duitsland. Economische concepten die worden voorgesteld en aanvaard moeten wellicht vooral gezien worden een antwoord op de actuele vragen van de tijd waarin ze opgang doen.
Komende dagen nog wat notities uit dit boek.

N.a.v. Jeff E. Biddle: Research Styles in the History of Economic Thought, Hoofdstuk 1 in genoemd boek.

zondag 12 augustus 2012

Groene groei

wie goed kijkt ziet een oude
afspanning (in Hulst)
Groei wordt in de landbouw altijd al met vers groen geassocieerd. Groene groei heeft inmiddels een ruimere betekenis, nu de OECD dit propageert als een soort New Deal om de economie weer uit het slop te krijgen.
AL vorig jaar verscheen OECD (2011) Food and Agriculture, OECD Green Growth Studies.
Dat gaat nog veel geciteerd worden in papers want het is een handig overzicht. Niet heel veel nieuws voor economen overigens, en zelf had ik wat meer aandacht besteed aan transities bij consumenten en de rol van ICT op nieuwe instituties.
Maar natuurlijk zinvolle beleidsaanbevelingen: meer innovatie, zorg voor goed functionerende markten (inclusief voor emissie en Pigovian taxes via het polluter pays principle, en zorg voor eigendomsrechten daar waar die zwak zijn).

zaterdag 11 augustus 2012

van alle markten thuis

Economie is handel. Handel die begon op markten waar aanbieders en vragers elkaar ontmoeten. Om de liquiditeit van de markt te bevorderen zoeken mensen elkaar op, hoe groter de markt hoe breder de keuze, hoe beter de prijzen. En er is ruimte voor collectieve functies zoals een waag. De markt is dus een groot publiek goed.
Dat handelaren bij elkaar klonteren is niet zo gek, je ziet het op veel markten en zelfs in winkelstraten. Wie textiel wil verkopen heeft twee strategien: ver weg van de andere verkopers gaan staan en hopen dat mensen geen zin hebben naar de anderen te lopen (met ijs en patat lukt dat nog wel eens), of bij de anderen gaan staan, omdat daar de mensen daar naar toekomen omdat ze weten dat er textiel verkocht wordt. Verkopers hebben vooral klanten nodig, en die krijgen ze graag van hun concurrenten.
Het aantal markten in Nederland is nog altijd groot. Ik kreeg het boek Markten in Nederland als verjaardagscadeau. Een plaatjesboek voor het dashboardkastje. Veel paardenmarkten (Zuidlaren: 800 jaar oud en still going strong, anderen claimen direct van de Romeinse markten af te stammen), kaasmarkten (alleen nog voor de show en de toeristen), jaarmarkten (voortgekomen uit veemarkten die inmiddels verboden zijn) en ook bijzondere: de hooimarkt, de meidenmarkt, diverse ossenmarkten, de siepelmarkt (voor uien), de lappendag (jaarmarkten in Noord-Holland), de bottermarkt (voor boter en botters), en nog veel meer waarin inmiddels de folklore en heemkunde de overhand lijkt te hebben. En dan natuurlijk nog de boerenmarkten, de zwarte markt en de boekenmarkt. Mocht je op die laatste (Deventer, Almelo, Dordrecht, Bredevoorde, to name a few) dit boek tegenkomen, doe er dan je voordeel mee voor een dagje uit:
Henk Povee en Rosa Vitalie: Markten in Nederland.. Uitgeverij Thoth

vrijdag 10 augustus 2012

Coevorden en de ganzen

De mogelijkheden van internationale handel en specialisatie zijn ondoorgrondelijk. Zo blijkt Coevorden eeuwenlang een handel in kerstganzen met Engeland te hebben gehad.
Onlangs was ik voor het eerst van mijn leven in Coevorden (foto) en stuitte in het centrum om een beeld en nog wat verwijzingen naar ganzen en de ganzenhoedster.
In het alleraardigste boek Markten van Henk Povee (waarover binnenkort meer) lees ik dat de streek van oudsher werd bewoond door keuterboeren die in het natte veengebied (Coevorden ligt met zijn kasteel op een strategische passage tussen twee van die grote veenvelden) weinig anders konden doen dan ganzen houden.
De vette ganzen werden in het najaar naar Coevorden gedreven. Handelaren verscheepten ze vervolgens via Rotterdam naar Engeland, waar ze op tijd arriveerden voor de kerstdagen. Die handel schijnt eeuwenlang te hebben bestaan, pas rond 1920 kwam de klad erin. De jaarmarkt is wel weer in ere hersteld, op folkloristische basis.

donderdag 9 augustus 2012

zakelijke dienstverlening is fors

Laat ik mijn (in eigen lezingen) veel gebruikte bollensheet maar eens publiceren.Hiernaast staat de toegevoegde waarde van het Nederlandse agro-complex voor 2008 zoals LEI en CBS die uitrekenen. Het laat zien dat de primaire landbouw daar maar een klein deel van uitmaakt, zo'n 7 miljard van de 50 miljard.
Inmiddels lees ik  in het LEB (zie de blog van gisteren) de cijfers voor 2010. Toen ging het om 52,5 miljard.
Daarvan komt ruim 10 miljard uit de binnenlandse toelevering.
Bijna iedereen zo vermoed ik (ook ik en daarom is het lezen van het LEB zo nuttig) denkt dan meteen aan een grote sector als de veevoerindustrie. Maar die is helemaal niet zo groot, wel in omzet maar niet in toegevoegde waarde: kleine marges, weinig arbeid. Uiteindelijk maar goed voor 4 miljoen.
De grootste post zijn de zakelijke dienstverleners: En dan hebben we het niet eens over banken of veeartsen (die hebben hun eigen categorietje in de statistiek) maar over de makelaars, voorlichters, accountants, journalisten, communicatiemedewerkers, marketeers, beursorganisatoren, notarissen, grond- en gewaslaboratoria, automatiseerders en wat je nog meer kunt bedenken. Lekker arbeidsintensief dus veel toegevoegde waarde in de omzet. In totaal voor 2,8 miljard, ofwel 40% van de primaire sector.

woensdag 8 augustus 2012

de consument en de crisis

Mijn blogpost over het feit dat de economische crisis ook de consumentenbestedingen aan voedsel beinvloed (met Britse ervaringen volgens the Economist) onder de titel yoghurtstaking, was hiernaast geruime tijd lijstaanvoerder bij de meest gelezen posts.
Vandaar dat ik er nog maar wat aan toevoeg, nu ik in de rustiger tijden tijd heb gevonden ons eigen LEB van voor naar achter te lezen. Doe dat ook.
Op pagina 61 lees ik dat GfK heeft geconstateerd dat we in Nederland veel meer dan in andere Europese landen bezuinigen op voedsel ten tijde van crisis. We gaan op zoek naar goedkopere winkels, en vooral speciaalzaken zien klanten vertrekken naar de supermarkt. En die moeten het steeds meer hebben van prijsacties. In 2010 haalden ze 16.5% van de omzet binnen via prijsacties. Twee jaar eerder, in 2008, was dat nog maar 11%.

In dat verband is ook interessant dat de horeca zich uit de markt prijst: daar stegen de prijzen in 10 jaar tijd met 25%, tegenover maar 2% in de supermarkt. Met als gevolg dat onze horeca tot de duurste in Europa behoort, en de supermarkten tot de goedkoopste. Het kleine cafe aan de haven doet te weinig aan vergroting van de arbeidsproductiviteit.

dinsdag 7 augustus 2012

Finse cooperaties

Finse oudheden
In het komkommerseizoen lezen we nog even door. Bij een eerder bezoek aan Finland kreeg ik een mooi boek over de geschiedenis van de Finse cooperaties. The Pellervo Story heeft het boek, de NCR van Finland is de Pellervo Society. Het woord Pellervo is afgeleid van het Finse woord voor Veld.
Deze gemeenschap werd in 1899 opgericht door intellectuelen om cooperaties te vormen. Wat me bijblijft is dat dit vooral een patriottische beweging was om een organisatievorm te hebben die het toenmalige groothertogdom sterker deed maken tegen de Russische invloed.
Finland is tot de dag van vandaag een zeer cooperatief land, ver van markten en in een sociaal-democratische, Scandinavische traditie. Met ook een grote cooperatie in de retail (Sokos). Mooi boek, met ook mooi foto-materiaal.

M. Kuisma, A. Henttinen, S. Karhu and M. Pohls: the Pellervo Story.

maandag 6 augustus 2012

Duurzaamheidsindcatoren voor SAI

Over het meten van duurzaamheid van landbouwproductie zijn we nog niet uitgepraat. Het SAI (Sustainable Agriculture Initiative) Platform van de voedingsmiddelen industrie liet het CLM een aardig boekje maken met de beschrijving van indicatoren op 7 thema's.
Elk hoofdstuk begint met een mooi schema dat overzicht biedt. In principe kunnen verkopers van software voor boeren hiermee indicatoren inbouwen en die data dan door laten leveren naar de Unilevers van deze wereld.
De auteurs nummeren hun rapport Version 1.0, wat aangeeft dat we er nog niet over uitgepraat zijn. Hoewel het een mooie inventarisatie is. Maar ongetwijfeld bedenkt er weer iemand een betere methodiek of een nieuwe thema.
Waar we ook verder over door moeten praten, want daar loopt iedereen met een boog omheen, is hoe je optimaal op bedrijfsniveau de vastlegging doet vanuit inkomende (elektronische) facturen (deels van diezelfde voedingsmiddelenindustrie) en hoe je inputs (of outputs) toewijst aan producten: vlees van een melkkoe is duurzamer dan van een vleeskoe (activity based costing).
Waarbij de accountancywereld en de informatie-analisten die bv. indertijd de informatiemodellen voor de landbouw hebben gemaakt, van stal gehaald zouden moeten worden. Want veel partijen stellen eisen aan data die boeren moeten aanleveren, maar maar weinigen maken zich zorgen over een optimale administratieve organisatie bij deze zwakke partij in de keten. Accoutants en informatie-analysten nog het meest.

E. Elferink, G. Kuneman, A. Visser and E. van der Wal: Sustainability Performance Assessment of Farming Practices - Guidelines for developers of quantitative monitoring tools version 1.0, CLM, April 2012.

zondag 5 augustus 2012

Lijstje: top25 van concurrernde regio's

Gisteren beloofde ik weer eens een lijstje. De top-25 van regio's die andere regio's als een belangrijke concurrent op het vlak van Landbouw beschouwen. Met maar liefst vier Nederlandse regio's in de top-10 van de Europese nuts-regio's. Op basis van data uit 2000, maar volgens samensteller PBL veranderen die lijstjes niet veel. Met de kanttekeningen van gisteren over de breedte van het begrip landbouw en de engheid van de Nutsdefinities in Nederland:

  1. Zuid-Holland
  2. Vest for Storebelt (Dk)
  3. Andalusie
  4. Noord-Brabant
  5. Regio Milaan
  6. Noord-Holland
  7. Gelderland
  8. Regio Parijs
  9. Aquitaine
  10. Catalonie
  11. Champagne
  12. Veneto
  13. Pay de la Loire
  14. Castilla y Leon
  15. Rhone Alpes
  16. Bretagne
  17. Limburg
  18. Emilia Romagna
  19. Overijssel
  20. Castilla la Manche
  21. Friesland
  22. South/East Ireland
  23. Piemonte
  24. Calais
  25. Provence Alpes
PBL: de Concurrentiepositie van Nederlandse regio's, 2012

zaterdag 4 augustus 2012

ruimtelijk economische trilogie

Komkommertijd en dus lezen we wat rapporten weg. Vandaag een trilogie, die zijn populair: een eerder dit jaar verschenen serie (deel 1 was van vorig jaar) van het PBL over de internationale positie van topsectoren en onze regio's. Vernieuwend werk uit de economische geografie (of zo je wil: ruimtelijke economie) dat tot de zinvolle aanbeveling komt om clusters / topsectoren ook op hun regionale aspect te bezien en te zorgen dat de concurrentievoorwaarden in de betrokken regio tiptop in orde zijn.
oude en nieuwe economie in Riyadh
De studies gebruiken een veelheid aan (nieuwe) data. Zo hier en daar schiet de data toch nog te kort. Zo moeten de auteurs het doen met de bekende Nuts-indeling van de Europese statistiek, maar soms is die nuts. Voor Nederland hanteert die de provincies. Dat leidt ertoe dat de Randstad geen eenheid is en dat de samenhang tussen de bloemen van Bleiswijk en Aalsmeer zonder voorkennis niet makkelijk te zien is. En voor je het weet concludeer je dat Zuid-Holland maar matige lucht-verbindingen heeft, terwijl mijn bezoekers in Den Haag zo roemen over het feit dat we maar een half uur van Schiphol liggen.
Ook het begrip Landbouw is natuurlijk erg breed. Onze aardappelen concurreren met die uit Belgie en Nord Pas de Calais, de tomaten met Vlaanderen en (in sommige weken) met Andalusie. Met die kanttekeningen toch van harte aanbevolen (en morgen een lijstje).

Planbureau voor de Leefomgeving:
 - De internationale concurrentiepositie van de topsectoren, 2012
 - De concurrentiepositie van de Nederlandse regio's, 2012
 - the European landscape of knowledge-intensive foreign-owned firms and the attractiveness of Dutch regions, 2011

vrijdag 3 augustus 2012

KPMG over cooperaties in NZ

Vakantietijd, en dus tijd om een stapel literatuur weg te lezen en op te ruimen. Komende weken wat aantekeningen, zodat we makkelijk terug kunnen zoeken.Allereerst de KPMG Agribusiness Agenda 2011 voor Nieuw Zeeland. Een verouderd rapportje dat ik onlangs in Ierland kreeg als reclame voor de accountantsfirma.
Riyadh

Het biedt toch veel inzicht in de issues in de Nieuw-Zeelandse landbouw. Ook het format is interessant: Sectoren en topics krijgen 1 a 2 pagina's en naast beschouwende teksten die ook in het LanbouwEconomsich Bericht van het LEI zouden passen, verwijzen de auteurs (niet met naam) naar zo'n 40 key persons in de bedrijfstak die zijn geinterviewd. En men concludeert af met een soort (research) agenda: welke onderwerpen staan komende jaren hoog op de agenda.

Ook in NZ discussie over cooperaties. KPMG stelt "Co-operatives work best when their members are locked in and the co-operative is viewed as an extension of own business. The member needs to understand the co-operative's strategy and align their strategy to that of the co-operative in order to create maximum value from the value chain. If a co-operative is not able to lock in the supply it requires to operate its business, questions should be asked as to whether it makes sense to the business to continue as a co-operative. In particular, given the constraints of the model such as restrictions on their ability to raise equity to invest in growth; challenges in retaining earnings in the business and difficulties getting a board with the right skills to lead the business in international markets."

donderdag 2 augustus 2012

de economie van de Edammer

De Vereniging Oud Edam heeft de geschiedenis van de Edammer kaas uit laten zoeken, zo las ik in de NRC (9 juli). Die begint rond 1400. De eerste vraag is dan: waarom in Edam en waarom deze bollekes?
Het eerste antwoord wordt gezocht in de veengebieden. Die leverde minder vette melk dan de klei in bijvoorbeeld Friesland, en dat gaf minder bederfelijke kaas, die beter was voor de export.
In de 19e eeuw zou de concurrentie op de klei de rood gekleurde Edammer met afgeroomde melk gaan namaken, met als gevolg klachten van klanten over de slechte kwaliteit van de Edammer. Zodat er in 1906 kaascontrolestations kwamen.
Overigens leverden de Purmer en Beemster (kleipolders) ook al Edammer. Het NRC verhaal vermeldt het niet maar we weten uit de geschiedenis van de fokkerij dat ook daar de melk wat minder vet was, vanwege de nadruk op consumptiemelk voor de steden. De vette melk was beter voor boter.
De vraag of de bolvorm is onbeantwoord gebleven, misschien was het om de concurrentie met de grote, platte Goudse aan te gaan via een handiger formaat. De rode buitenkant was een sterk afkooksel van spaanders van fernambukhout en wordt nu over de hele wereld industrieel geimiteerd in parafine-coating.

Marc Angelo: Hoe de Edammer de wereld veroverde, Uniepers

woensdag 1 augustus 2012

250 jaar Eendragtspolder

Hier weer eens een blog uit de woonomgeving van de moderator. De Eendragtspolder (ik woon erin) bestaat 250 jaar. Tegelijk wordt er een fors stuk onder water gezet, voor een nieuwe roeibaan, recreatie en waterberging. Het droogmalen en het onderwaterzetten hebben beiden als doel dat we droge voeten in het gebied houten, dus de bestuurders claimen historische continuiteit. Enfin er is nu een fraaie video op youtube hoe het er binnenkort uit gaat zien. Meer op de website van het project.