vrijdag 28 februari 2014

Elitaire tweedeling in de voedselconsumptie

Even tussendoor in de Nieuw Zeeland reeks. Op 4 maart is er in De Rode Hoed in Amsterdam een mooie discussie-avond die als volgt wordt aangekondigd:
De belangstelling voor voedsel is niet te stuiten. Door affaires met onveilig voedsel en recent met als rundvlees verkocht paardenvlees lijkt het vertrouwen in voedsel tanende. Tegelijk is er juist veel positieve belangstelling voor gezonde voeding. Kookprogramma’s, documentaires en boeken over voedsel zijn populairder dan ooit. Is deze belangstelling de voorbode van een andere eetcultuur of blijft ze elitair?

In de sociaal kwetsbare stadswijken zien we namelijk iets heel anders: steeds minder kinderen eten nog groenten en fruit en het verschil in  levensverwachting tussen verschillende wijken van Amsterdam is al opgelopen tot meer dan 10 jaar. Hier is het kennisniveau en de belangstelling over gezond eten juist heel laag. Een drama tekent zich af. Is deze tweedeling te stoppen?

In dit verband is een recente infographic uit het VK veelzeggend.

duurzaamheid in NZ dairy - 2

From Grass to Glass is een variant op de referentie aan ketens die ik nog niet kende, en die we toevoegen aan Van Boer tot Bord, Van Zaadje tot Karbonaadje en Van Grond tot Mond. De Grass/Glass variant is gangbaar bij Fonterra, zo las ik

Fonterra topman Theo Spierings legt in de NZ Dairy Exporter uit dat men meer nadruk gaat leggen op duurzaamheid. "We are an integrated model and we'll be a lot more visible about what we are doing when it comes to sustainability right from onfarm to our supply lines, logistics, processing and electricity use. Fronterra's every-farm every-year visits will incorporate sustainability advice that's tailored to the individual farm and regional needs".

Zie de blog van gisteren over de problematiek. In het blad NewZealand DairyExporter van januari 2014 ook een mooi stuk van Brian Hockings, die lid is van een Demonstration Farm management committee. Hij houdt een pleidooi voor Riparian planting - bomen en struiken langs beken en waterwegen. Boeren moeten daar al 4 meter vanuit de buurt blijven, zo begreep ik.
Hij bespreekt de reactie van boeren op een recent rapport over waterkwaliteit van de parlements commissie voor milieu. Waarin de dreiging van intensieve melkveehouderij voor  de waterkwaliteit blijkbaar breed werd uitgemeten. Hockings benoemt vier typerende reacties van de melkveehouders:

* arrogantie: "dairy farming is by far the main industry in NZ. We are responsible for the countries wellbeing and prosperity, so all New Zealanders should be eternally gratefull to us and stop this petty compainting and let us get on with the backbone of the nation
* de slachoffer-rol: omdat boeren zo succesvol zijn worden ze het slachtoffer van allerlei onnodige beperkingen van mensen die geen verstand van landbouw, terwijl anderen in de rest van de economie "are getting away with murder"
* ontkenning: als je het probleem maar ontkent dan gaat het vanzelf weg, en wordt het geen probleem "climate change is not man-made, there was a conspiracy to kill JFK and the Moon landings were faked"
* we hebben een probleem: laten we ons best doen om oplossingen te vinden en laten we er vooral ook voor zorgen dat we zo gezien worden.

Verder wijst Hockings erop dat de gemiddelde "townie" vergeet dat de boer ook bij zijn bedrijf of althans in de streek woont en belang heeft bij een goed milieu en goede relaties met de omgeving.
Daar zou ik niet zo op vertrouwen. En een begeleider van een mooie vogel- en natuurexcursie die we ondernamen wees er op dat steeds meer bedrijven in buitenlandse handen komen (ik meld daar morgen nog wat over). En hij vond de strijd ongelijkwaardig: de melkveesector zou een fonds hebben van 5 miljoen NZ$, waarvan de rente gebruikt wordt om boeren bij te staan in procedures tegen de staat. Daar kon de vogelbeweging niet aan tippen.

donderdag 27 februari 2014

Duurzaamheid is een issue in NZ dairy

In het hoofdredactionele commentaar van de januari uitgave van NZ Dairy Exporter wordt er op gewezen dat de Nieuw Zeelandse melkveehouderij wordt geconfronteerd met een duurzaamheidsdebat dat voorlopig nog wel in hevigheid zal toenemen.

Melkvee zal gezien blijven worden als een bedreiging voor het schone, groene image van Nieuw Zeeland tenzij het beter de discussie aan gaat met de rest van de maatschappij. Dat imago wordt zeer gekoesterd en is er, dankzij films als de Lord of de Ring, niet minder op geworden. Hoewel een rondleider die ik op een vogelexcursie ontmoette, in twijfel trok of het land echt zoveel groener is dan pakweg delen van Europa of de westkust van de VS en Canada. Maar apart en fascinerend is de natuur in Nieuw Zeeland in ieder geval wel.
De melkveehouderij heeft bijgedragen aan de toenemende problemen met zoet water in Nieuw Zeeland en zal op stroomgebieden gebaseerde oplossingen moeten voorstellen, anders zal ze door emotie in grote problemen komen, zo stelde Rick Pridmore, de strateeg van DairyNZ op een conferentie waarvan DairyExporter (uitgave januari 2014) verslag doet.

Overigens ging Pridmore wel meteen in de verdediging, blijkbaar om de emotie bij boeren er wat uit te halen. Hij stelt dat Nieuw Zeeland nog altijd de op 2 na beste waterkwaliteit ter wereld heeft, dat er geen fosfaat probleem is omdat de niveaus daarvan niet stijgen of zelfs dalen, maar dat het stikstof is dat stijgt. Maar ook dat het grootste probleem sediment-afzettingen zijn, niet de melkveehouderij. En dat de rivieren en meren waar de problemen het grootst zijn, dezelfde zijn van 20 a 30 jaar geleden (zo'n argument heb ik in Nederland gelukkig nog niet gehoord, juist een hardnekkig probleem lijkt me een risico op een forse beleidsverandering geven). Kortom "water quality in some rivers and lakes is declining but we are not going to hell in a hand basket".
De zorg, en die lijkt me dit lezend niet onterecht, is dat onnodige emotie leidt tot overhaaste besluitvorming en slecht doordachte besluiten die een topsector van de economie behoorlijk kunnen beschadigen.
Er wordt veel gepleit voor "good farming practice", maar dat is volgens Pridmore niet het enige. Hij wijst er op dat veel van de problemen komen door het converteren van bosgrond naar weide, o.a. op het Centraal Plateau. Onder bosgrond (Nieuw Zeeland kent veel commerciele bosbouw) lekt het 4 kg stikstof per ha per jaar, bij melkvee wel 34 kg. De oplossing lijkt dan ook te liggen in "catchment-scale load limits" ofwel quota per stroomgebied. Die zouden 0p 80% van het gewenste niveau moeten liggen, gevolgd door on-farm verplichtingen, waaronder reportage en auditing als ook publicatie van de uitkomsten. Misschien moeten we nog een export product maken van ons Minas.

woensdag 26 februari 2014

herten zijn duurzaam

NZ is ook het land van de commerciele hertenteelt. Een kg vlees brengt nog maar nauwelijks de helft op van het hoogtepunt van de boom, dus de stapel loopt terug. Een nadeel van herten is dat ze weilanden in een knollenland kunnen veranderen door hun manier van grazen. Maar ze zijn wel heel duurzaam vertelde een hertenhouder annex B&B exploitant me op zijn farm tour over zijn 470 ha met herten, schapen en vleesvee. Ze hebben de beste conversie van gras in vlees. Wie dus duurzaam wil eten neemt een stukje hertenbout. 

dinsdag 25 februari 2014

schapen

Nieuw Zeeland is van oudsher schapenland. Maar nu verdringen koeien de schapen. De schapenhouderij ondervindt al heel lang veel concurrentie van kunstvezels als het om de wol gaat, en de vleesprijzen vallen ook niet mee. Maar is nu vooral de winstgevendheid van de melkvee die de schapen in het defensief dringt.

Dat gebeurt via twee mechanismes. De eerste is het omzetten van de schapenboerderijen die zich daar toe lenen in een melkveebedrijf. De andere via de ruwvoer/overwinteringsmarkt. Zo wordt er voor grazing (zie de blog van gisteren) waarin koeien worden uitbesteed als ze droogstaan in ZW Nieuw Zeeland momenteel 30 NZ$ per dier per week betaald, zo vertelde me een boer in de Catlins waar we logeerden. Daar kun je geen schapen voor houden.

 

maandag 24 februari 2014

overwinteren

crops met ruwvoer
De melkveehouderij in Nieuw Zeeland is grass-based en in de wintertijd is er een periode dat alle koeien droog staan (dat wil zeggen dat niet meer wordt gemolken om alle energie van de koe naar het nieuw kalf te laten gaan en daarmee de melkproductie voor de volgende lactatie te bevorderen). Voor de boer is dat vaak een vakantieperiode.

In veel gevallen moeten de koeien in die periode het weiland uit, om de schade van vertrappen van het niet-groeiende gras te voorkomen. Schuren zijn er nauwelijks, dus dan zijn er drie alternatieven. De eerste is een (beton)plaat of een soort paardenbak waarin de kudde loopt en wordt bijgevoerd met ruwvoer, zelf geproduceerd of aangekocht. De tweede is een perceel "crops": ruwvoer in de vorm van kolen (brassica's) zoals stoppelknollen waarin eventueel ook balen ruwvoer (hooi, silage) worden gezet. En de derde is het uitbesteden aan speciale "grazers". Dat kunnen ex-schapenboeren zijn, die op percelen zitten met minder last van vertrapping.

zondag 23 februari 2014

meer koeien, minder schapen

Nieuw Zeeland heeft bijna 12.000 melkveestapels, in het melkjaar 2012-2013 om precies te zijn: 11.891. Ik neem aan dat een Herd ongeveer gelijk is aan een Farm. Vanoudsher lopen de meesten op het Noordereiland, dat is nog steeds 75%. Maar het Zuidereiland groeit sneller en daar zijn de kuddes ook groter: gemiddeld 614 koeien, tegenover 402 koeien per kudde in heel Nieuw Zeeland. 11% van de kuddes bestaat uit minimaal 750 koeien.

interressant getal om over na te denken als het gaat om de situatie in Nederland (of Europa), waar de quotering de kuddes veel kleiner heeft gehouden en organisaties als Wakker Dier de 300 koeien niet zien zitten. Overigens lopen ze in Nieuw Zeeland wel allemaal buiten.


De melkveehouderij in Nieuw Zeeland is traditioneel 'geared to grass': lage kosten systemen die geheel op grasland zijn gebaseerd, zonder krachtvoer. Ze spreken daar overigens niet over hun graslandareaal binnen hun bedrijf (van y ha) maar hun "platform" van x ha. En omdat gras in de winter minder voorradig is dan in de zomer, worden alle koeien tegelijk droog gezet. Hoewel dit klassieke systeem nog steeds domineert, ziet de voorzitter van de LIC (de veeverbeteringscooperatie), Murray King, sinds 2000 wel een paar trends.

De eerste is dat de koeien naar het Zuiden bewegen en mede door die uitbreiding de gemiddelde bedrijfsomvang snel groeit.  Hetgeen een ander soort management vraagt. Meer dan een miljoen koeien (op de 4,75 mln) worden op een wat intensiever emanier gehouden waarin aanvullend voer (onder andere palmpitten, ook wel mais) belangrijk en steeds belangrijker is. Omdat de productiviteit van het grasland achterblijft bij de genetische verbetering in het vee. 
Ongeveer de helft van de koeien zijn cross-bred koeien (dus uit gemengd ras) en  dat aandeel neemt toe: van de aangehouden kalveren is 60% cross-bred. Nog maar 12% zijn zuiver Jerseys. 
Het systeem van sharemilking lijkt op zijn retour: het aantal neemt af en er zijn meer grootschalige partnerships waarin ook eigen vermogen wordt gedeeld, c.q. door beide partners wordt ingebracht.
Verder is er een toenemende aandacht voor duurzaamheid. De LIC reageert daarop door een duurzamere, meer efficiente koe te kweken. Verder zet de LIC ook sterk op ICT in: 42 miljoen NZ$ (dat is grofweg 25 mln Euro) voor een nieuw ICT systeem.

Overigens geeft de ontwikkeling weer eens aan dat het aanbod van agrarische producten op langere termijn elastischer is dan we vaak denken. In de jaren negentig was de opvatting alhier dat de Nieuwzeelandse melkveehouderij geared to grass was en nauwelijks uit te breiden zonder over te stappen op krachtvoer. En wat bljkt nu: in de periode 2001 - 2011 heeft er een forse groei plaats gevonden, met 40% meer koeien, op 23% meer grond voor melkvee en 12% meer koeien per ha. 

zaterdag 22 februari 2014

biological farming

Wat wij biologische landbouw noemen (net als in het Spaans, Duits, Italliaans en Frans), wordt in het Engels Organic agriculture genoemd. Door sommige journalisten met weinig kennis over het onderwerp wordt dit overigens vertaald als organische landbouw - ik ben opgehouden me daar aan te ergeren. 

Maar de spraakverwarring gaat mogeljk verder toenemen, want in het Engels sprekende Nieuw Zeeland gebruiken ze nu ook het woord Biological Farming. Maar dan gaat het niet om biologische landbouw. Pyllis Tichinin legde het uit in de NZ Dairy Exporter van januari: 
agro-ecology, natural farming, regenerative agriculture, biological farming, sustainable agriculture, - allemaal verschillende namen voor aanpaken die dezelfde kant op gaan: verbeteren van winstgevendheid, (gras)opbrengsten en bodemgezondheid met minder chemische hulpmiddelen. In Nieuw Zeeland is Biological farming de meest gebruikte naam voor deze ontwikkeling. Het refereert aan de nadruk op het herstel van de integriteit van de bodem microbiologie.

Voortaan dus doorvragen wat men bedoelt bij die term Biological.....

De Nieuwzeelandse retail


Nieuw Zeeland is voor Nederlandse begrippen niet echt goedkoop. Dat heeft mogelijk iets te maken met de koers van de NZ$, en verder moet er veel worden ingevoerd, c.q. is de schaal van de productie kleiner dan in Europa. En we weten dat supermarkten gemiddeld nergens zo goedkoop zijn als in Nederland.

De supermarkten in Nieuw Zeeland hebben wel begrepen waartoe ze op aarde zijn, zo blijkt zelfs uit hun namen. De grootste keten heet Countdown (vergelijkbaar met AH hier), en Pak'nSave heeft een Lidl-achtige aanpak, maar wel met merkproducten. De foto's geven een beeld.

Enfin, ook hier discussie over de (vermeende) machtspositie van de supermarkten. Ten tijde van ons bezoek vroeg de verantwoordelijk minister de Commerce Commission (een soort mededingingsautoriteit) om een formeel onderzoek te starten naar de handelspraktijken. Een parlementslid klaagde meteen Countdown aan voor het eisen van geld van producenten wier producten niet lopen. De supermarkt ontkent.

vrijdag 21 februari 2014

Schapen scheren

Schapenscheren in Nieuw Zeeland is een vak. Waar wij ploegwedstrijden hebben, doen de Nieuw Zeelanders aan wedstrijden schapen scheren. Een professioneel scheerder doet pas mee als hij er minimaal 200 per 8-urige werkdag doet. Maar 300 a 400, dus pakweg ruim een minuut per schaap is niet ongewoon.

De globalisering zet ook in deze tak van sport door. One unusual feature of this season is the number of overseas competitors making the finals” zo berichtte de Southern Rural Life van 12 februari – een gratis agrarisch blad. In de competitie van dit jaar zijn er scheerders uit Wales, Ierland, Australie, Japan en zelfs iemand uit Mongolie. Open kampioenschappen dus.

 

donderdag 20 februari 2014

Terug uit Nieuw-Zeeland

Soms moet je de wereld eens van een andere kant bekijken. Ik ben net terug van een zomerse vakantierondreis door Nieuw Zeeland. De moeite waard. Komende dagen dus wat foto's en indrukken van een toerist rond de thema's van deze weblog.

woensdag 19 februari 2014

Lijstje: Talk like TED

De TED-talks bestaan al 30 jaar. Carmine Gallo schreef nu een boek voor wie ook op die manier wil presenteren: Talk like TED – the 9 public-speaching secrets of the world’s top minds. De Financial Times (Asia) van dinsdag 18 februari besprak het en was kritisch over de titel en het gemakkelijke gebruik van het principe van een genummerd lijstje om de boodschap over te dragen. Tijd voor een lijstje van die 9 geheimen:

1.     Wees gepassioneerd over je onderwerp

2.     Betrek het publiek door verhalen te vertellen: story telling werkt

3.     Zie je speech als een conversatie met het publiek

4.     Vertel het publiek iets wat het nog niet weet

5.     Neem een paar ‘jaw-droppers’ (verrassingen) op

6.     Gebruik humor

7.     Hou het kort

8.     Activeer alle zintuigen door woorden uit te beelden

9.     Wees authentiek

Zo’n speech duurt 18 minuten, acteertalent helpt, en als je powerpoint gebruikt: niet de normale 40 woorden per sheet maar een weinigvoud ervan. Kortom: denk na over hoeveel je publiek kan onthouden, niet over hoeveel jezelf kunt vertellen.

dinsdag 18 februari 2014

Prize papers

Fort Zelandia, Paramaribo
Nog een dagboeknotitie waar de lezer niet veel aan heeft, maar die ik toch de moeite waard vindt: in hetzelfde Archief 2012 van de Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen een zeer boeiende studie van Nettie Schwartz, "Weggaan of Blijven" over de beginjaren van het Zeeuwse wingewest Suriname. Aan de hand van de gekaapte brieven afkomstig van passanten naar Suriname in 1671 met het schip de Aerdenburgh die brieven over hun reis naar huis schreven (en meegaven met een ander schip). Het journaal van de Aerdenburgh en de brieven zijn na eeuwen als Prize Papers uit de Engelse archieven te voorschijn gekomen.
Een jaar geleden waren we ter plekke, en leerden we dat toen niet Paramaribo maar Thorarica,  meer naar het zuiden, de hoofdstad was (en nu is het een luxe hotel in Paramaribo). We gingen naar Jodensavanne en verdiepten ons in de plantage-geschiedenis. Het paper van Schwartz geeft een mooie inkleuring van hoe het toeging op reis naar Suriname en ter plekke, en vooral ook de economische overwegingen. Want die overheersten in het wingewest, zoveel is wel duidelijk.

zondag 16 februari 2014

De Pieterpadwandeling in Valkenburg

De essentie van onze economie en het prijsmechanisme leg ik uit op een terras in Valkenburg. Aan de hand van een biertje. Zie hierboven de tab Pieterpadwandeling als je meeleest met mijn boek-in-wording.

vrijdag 14 februari 2014

Lijstje: bedijkers en waterstaatingenieurs

  1. Andries Vierlingh
  2. Simon Stevin
  3. Jan Adriaanz. Leeghwater
  4. Cornelis Vermuyden
  5. Nicolaas Cruquis
  6. Jan & Arie Blanken
  7. Pieter Caland
Is een rijtje van bedijkers en waterstaatingenieurs van (inter)nationale faam. Andries Vierlingh leeftde in de 16e eeuw en polderde o.a. Zijpe (N.Holland) in, maar was ook actief in Zeeland en rond zijn woonplaats Steenbergen. Eeuwen vergeten geweest maar in 1920 werd een tractaat van hem teruggevonden en gepubliceerd.
Ik leerde dat uit een boeiend paper van  Hans Smit in Archief 2012 van de Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.

woensdag 12 februari 2014

cultuur doet er toe

Culture eats strategy for breakfast, zo heeft management guru Peter Drucker ooit gezegd. Ofwel de cultuur van een bedrijf is belangrijk. Ik las de uitpraak in een boekbespreking in The Economist van het boek van John Childress: Leverage - the CEO's guide to corporate culture. 100 pagina's te dik en teveelgebruikte voorbeelden, maar verder lovend besproken.

zondag 9 februari 2014

1000Watt

David van Iersel is creatief ondernemer. Hij schreef het boekje 1000Watt om creatievelingen ook aan te scherpen aan de zakelijke kant. Ik kreeg het boekje vorig jaar in de Design Week in handen, en onlangs vond ik tijd het te lezen.
Aan te bevelen voor de doelgroep. Van Iersel is met een van zijn zaken failliet gegaan en schrijft dus uit ervaring zijn managementlessen openhartig op. het leest als (en is) een autobiografie. Misschien ook interessant voor onderzoekers die zichzelf als creatief ondernemer zien.
Ik bleef slechts zitten met de vraag of de zin "Ben je bewust van je personal branding" ondanks de alliteratie niet "Wees je bewust..." had moeten zijn. O ja, Piet Hein Eek schreef een voorwoord.

donderdag 6 februari 2014

Sticky Stories

Eind januari promoveerde Hetty Stoep in Wageningen bij prof. Adri van den Brink op het proefschrft "Stories becoming sticky". Ze was zo aardig om het me toe te sturen, helaas moest ik de verdediging missen. Om te beginnen: een mooi vormgegeven dissertatie, het kan zo door als handelseditie. Mooie foto's met gele post-its als sticky notes.
Het onderzoek gaat over de rol van burger-initatieven in de ruimtelijke planning. Een relevant onderwerp, want in de democratissering van de afgelopen eeuw bleek top-down ruimtelijke ordening lang niet altijd meer te werken. En kwam er dus meer aandacht voor burger-initiatieven. Die volgens critici dan ook weer gereguleerd worden (of een zwakke onderhandelingspositie hebben) zodat er ook een school is die vind dat we naar zelf-organisatie moeten. Gezien het wilde wonen, gated communities en dergelijke verschijnselen met een gebrek aan inpassing vraag ik me dat af, maar dat terzijde.
Aan de hand van cases rond Gouda en het Heuvelland van Limburg komt Stoep met het inzicht dat story-stelling, als een wat uitgesprokener vorm van framing, er erg toe doet.Het gaat om vrij trage processesn van betekenis geven waarbij in conversaties frames worden aangepast. De verhalen moeten plakken, blijven hangen, resoneren en dat kan alleen als haakjes bij de luisteraar worden gevonden. Goede (of beter: effectieve) verhalenvertellers zijn dan ook vooral empathische luisteraars. Open, informatieve, creatieve bijeenkomsten zijn goed voor story telling, net als informele gesprekken met bv. besluitvormers. Vertel je verhaal en doe het overal.
De auteur komt tot een conceptueel model van plakkende verhalen (sticky stories), gesprekken (conversations), betekenisvolle gebeurtenissen (focusing events) en verbinders (connectors).
Die verbinders zijn mensen die zelf goed verhalen kunnen vertellen die blijven hangen (of die mensen kunnen mobiliseren), die in sleutelposities zitten om verschillende netwerken aan elkaar te verbinden, die empathisch en luisterende vermogen hebben dat essentieel is voor story telling, en die alert zijn op een window of opportunity om het verhaal kwijt te kunnen.
Van harte aanbevolen dus, dit proefschrift.

maandag 3 februari 2014

lijstje: product musea

Afgelopen herfst bezochten we in Keulen het chocolade-museum. Een aanrader, met dank aan de firma Lindner. Er zijn meer van dergelijke agri-productmusea. Tijd voor een lijstje en aanvullingen welkom:
1. Het chocolade-museum in Keulen.
2. The International banana museum in Mecca, Palm Springs, California.
3. Het wortelmuseum bevindt zich in Eynatten-Berlotte in de Oostkantons van Belgie.
4. Het champignonmuseum ligt in de grotten aan de Loire, bij Saumur.
5. Het Europese Broodmuseum ligt in Ebergotzen, tussen Gottingen en de Harz, in Duitsland

met dank aan de kersteditie 2013 van The Economist.

zondag 2 februari 2014

Frederiksoord

Frederiksoord is een plaatsje in Zuidwest-Drenthe, niet ver van Steenwijk. Het is nu bijna 200 jaar oud en heeft een bijzondere geschiedenis. Ik las er dit weekend een mooi boek (uit 2006) over: De Proefkolonie van Wil Schackmann. Het gaat over de bijzondere ontstaansgeschiedenis van deze (veen)kolonie. 

Het dorp werd gesticht door De Maatschappij van Weldadigheid, die in 1818 werd opgericht en  de eerste 52 proefkolonisten stuurde. Eind oktober 1818 arriveerden ze. De drijvende kracht achter deze Maatschappij van Weldadigheid was de hyperactieve Johannes van den Bosch, Generaal en later nog even gouveneur-generaal in Batavia (nu: Djakarta) die daar het cultuurstelsel invoerde. Broer Benjamin was de eerste directeur van de proefkolonie.
De Maatschappij van Weldadigheid begon in 1818 met een inzamelingsactie via committees in elke plaats die er toe doet. Men kan lid worden van de maatschappij en betaalt dan contributie. Het is een poging om iets te doen aan de enorme armoede in de steden en op het platteland met daarmee samengaande praktijken als vondelingen, wezen, bedelaars e.d. Drenthe was nog woest en leeg en kon ontgonnen worden. Net als eerder de Groningse Veenkolonien en veel later de IJsselmeerpolders.

De inzamelingsactie slaat enorm aan. Met recht een voorloper in het nieuwe koninkrijk van de TV acties in onze tijd. De maatschappij was niet-religieus, wat een noviteit was maar ook leek te passen in het nieuwe koninkrijk. Het idee dat je de armoede kunt bestrijden door werkeloze bedelaars naar een ontginningsgebied te sturen, spreekt aan.
Vervolgens krijgen lokale commissies rechten om een kolonist te plaatsen, die men moet selecteren. Dat is minder makkelijk dan gedacht.  Het moeten behoeftigen zijn, die echter wel in de landbouw aan de slag willen. Men stuurt ook minder geschikten, waaronder mensen waar men wel vanaf wil. Sommige kolonisten zullen het voortreffelijk doen, maar anderen zijn vanaf dag 1 een probleem.

Vervolgens gaat de Maatschappij van Weldadigheid over naar een commercieel model waarbij men tegen lagere kosten (dan de overheidsbegroting heeft) de zorg van bedelaars, wezen, vondelingen e.d. overneemt. Aalmoezeniershuizen kunnen hun mensen naar Drenthe overplaatsen. Na Frederiksoord (naar de 2e zoon van Willem I, die voorzitter van de Maatschappij is) volgen Wilhelminaoord (naar Wilhelmina van Pruisen), Willemsoord (naarm Willem II, de broer van Frederik), Ommerschans en Veenhuizen. Frederiksoord-1 was om van alles uit te proberen en een proof of principle te leveren. Vandaar de term Proefkolonie.
Met dit businessmodel kon op de dure zorg (die vooral nog door kerken werd geregeld) bespaard worden. Daarbij was ook heropvoeding aan de orde. De Maatschappij zag toe op zedigheid, vlijt e.d. Men vroeg en kreeg mogelijkheid van rechtspraak en straffen.

Waar de eerste (al of niet terecht geselecteerde) kolonisten al klachten naar hun thuisfront stuurden, werd dat niet minder met het meer commerciele model waarin de heropvoeding meer nadruk kreeg. Sommige kolonisten wilden terug, anderen moesten terug omdat ze niet voldeden. Dat leidde tot kritische geluiden in de steden die de lidmaatschapsgeldenen moesten innen. Binnen 10 jaar was een fors deel van het enthousiasme van de lokale commissies van de Maatschappij verdwenen.
Na verloop van tijd was reorganisatie dan ook onvermijdelijk. Ommerschans en Veenhuizen werden later in de 19e eeuw overgenomen door de overheid, de andere drie zijn nog steeds in eigendom van Mij van Weldadigheid. De laatste plaatselijke commissies verdwenen pas in de 60er jaren van de 20ste eeuw.

Terugkijkend was de Maatschappij van Weldadigheid opvallend professioneel qua schaal (de eerste Nederlandse goede-doelen-inzameling en daarmee voorloper van Mies "open-het-dorp" Bouwman) maar ook amateuristisch in de uitvoering. Er waren bijvoorbeeld geen landbouwkundigen betrokken: de permanente commissie geeft uit Den Haag aanwijzingen voor het inkuilen van aardappelen: de 1e oogst gaat verloren door strenge vorst in strenge winter, de 2e door broei. Ook zijn er geen deskundigen met ervaringen in het weeskinderen uitplaatsen in het vizier. Er is een enorme administratie per kolonist waar men ook niet door heen kwam: er moest precies bijgehouden worden hoeveel werk een kolonist voor de Maatschappij uitvoerde, en er waren inhoudingen voor van alles en nog wat (schoolgeld, kerkegeld, huur land etc).
Uiteindelijk heeft het initiatief weinig gedaan voor de armoede, die werd in de 19e eeuw alleen maar groter. Maar het was een manmoedige poging en heeft in ieder geval het aanzien van Drenthe verandert – en misschien ook ons beeld over Drenthe.

Het boek is een aanrader. Het geeft een mooi inkijkje in de gang van zaken in begin 19e eeuw, qua landbouw en qua sociale organisatie van het land. Ook toen waren er al discussies of de armoedigen uit de steden niet de Duitse hannekemaaiers (die jaarlijks het gras en graan kwamen maaien) konden vervangen. En een mooi inzicht wat er uit de stad allemaal aan mest (straatvuil, schoorsteenroet, etc.) als mest naar het platteland werd verscheept.
Het boek is leuk geschreven door de belevenissen met de eerste 52 kolonisten centraal te stellen, met veel mooie letterlijke citaten uit de vele correspondentie van die tijd. Die goed geconserveerd is (met als uitzondering een periode die kwijt is uit de tijd van de plaatsing van twee kinderen met de naam Der Nederlanden, maar dat is een zijlijn voor royalty-watchers).
Een paar jaar geleden kwam ik door Frederiksoord en stopte er voor de koffie. Een aanrader: lees het boek van Schackmann en ga deze zomer kijken naar een open museum, met de huisjes op linie 1 aan de weg van Wapserveen naar Steenwijk.  

zaterdag 1 februari 2014

Fair trade bij de buurman

Fair trade schema's laten zich niet zo heel makkelijk evalueren. Het ligt natuurlijk voor de hand om te kijken of de boeren die er aan mee gaan doen meer verdienen dan ze deden voor ze toetraden tot het schema (bv. in vergelijking tot anderen die niet toetraden). Met andere woorden: werkt een minimum-prijs garantie.
Dat is soms al niet simpel te meten maar in werkelijkheid kan het nog lastiger zijn. Er is immers ook een potentieel effect op de andere boeren, zeker als markten niet perfect zijn. Die boeren kunnen geconfronteerd worden met meer prijsschommelingen (de lokale markt is kleiner), hogere prijzen (minder productie,buiten een cooperatie worden soms hogere prijzen ontvangen dan daarbinnen, ook kan de cooperative yard stick theorie werken), of juist lagere (omdat de minimum prijs garantie hogere productie uitlokt).
Over sommige van deze en nog ingewikkelder effect bogen zich enkele onderzoekers in een recente uitgave van de ERAE. Ze onderscheiden een variteitseffect, een premium-effect, een mededingingseffect, en een disintermediation-effect dat zich misschien het best laat vertalen met een ketenverkortingseffect). Voor de wiskunde zie het paper:

Claire Chambolle and Sylvaine Poret: When fairtrade contracts for some are profitable for others  in ERAE 40-5, December 2013