maandag 19 januari 2015

Cooperaties in den beginne

Voor en door boeren?  heet het boek dat vorig jaar verscheen van de hand van Ronald Rommes. De ondertitel is duidelijker: De opkomst van het cooperatiewezen in de Nederlandse landbouw voor de Tweede Wereldoorlog. Het boek is gebaseerd op Wagenings onderzoek tussen 2006 en 2009 in een NWO project. Uiteindelijk is het dus tot een handelseditie gekomen, zo begrijp ik. Gelukkig, want het is een informatief werk.
De titel slaat vermoedelijk op de vraag of het vooral de intelligentsia en de hoge heren van het dorp waren die de cooperaties oprichten of toch ook de gewone boer. Welnu ook het laatste, zo maakt het onderzoek duidelijk.
De cooperatie-beweging pastte in de 19e eeuw in een veel bredere sociaal-liberale ontwikkeling van zelforganisatie. Er waren al tal van landbouwverenigingen en dorpsverenigingen opgericht. Veeziektefondsen (verzekeringen) bestonden al veel en veel langer. Spaarbanken van 't Nut waren er ook al.
Een mooi verschijnsel dat bijdroeg aan het opstarten van cooperaties was de wandelleraar. In een tijd waarin communicatie tussen dorpen en regio's beperkt was, stelden landbouworganisaties als de ZLM naar Duitsvoorbeeld Wandelleraren aan die van dorp naar dorp trokken en voorlichting bedreven.
Een van hen, G.A. Vosterman van Oyen, had in de winter van 1877/1878 drie bijeenkomsten in het Zeeuwse Aardenburg nodig om de boeren Welbegrepen Eigenbelang te laten oprichten. Dit wordt veelal gezien als de eerste landbouwcooperatie. In ons Europese cooperatieonderzoek van een paar jaar geleden schreven we het ook weer maar op.
Rommes besteedt er niet eens woorden aan dat het niet de eerste cooperatie was. Het was een aankoopvereniging die geen gebruik maatke van de nieuwe cooperatiewet die op 15 november 1876 door de Eerste Kamer werd goed gekeurd. Mogelijk omdat die wet de nodige eisen stelde en kosten met zich meebracht. En aankoopverenigingen waren er al langer, en Limburg had zijn casino's. Welbegrepen Eigenbelang zou pas 38 jaar later, in 1916, een wettelijke cooperatie worden.
Cooperatie nummer 1 volgens de Staatscourant onder die wet was een ander Zeeuws initiatief: de Cooperatieve Voorschotvereniging met Spaarbank te Middelburg. Goedgekeurd op 22 december 1876.  Maar dat was dus geen landbouwcooperatie.
Rommes deelt de eer van de eerste wettelijke cooperatie in de land- en tuinbouw uit aan de in 1878 opgerichte "Cooperatieve Vereeniging tot In- en Verkoop van in de Beemster geteelde Augurken". Klinkt niet zo mooi als Welbegrepen Eigenbelang, maar ere wie ere toekomt. Waarvan akte.
Overigens leerde ik ook dat het feit dat veel aankoopverenigingen geen rechtspersoonlijkheid hadden als problematisch werd gezien voor het vormen van landelijke federale cooperaties (later topcooperaties genoemd). Dat zou een rol gespeeld kunnen hebben bij de bijzondere constructie rond het Centraal Bureau van het NLC (later Cebeco), zo suggereert een voetnoot. Een voetnoot waard in ons rapport over de case Cebeco in datzelfde Europese project.

Geen opmerkingen: