dinsdag 17 maart 2015

Zen and the art of escalator maintenance

Japan is een goed georganiseerd land met vriendelijke en zeer beleefde omgangsvormen. Maar niet uniform, het leent zich zelfs voor onderzoek met natuurlijke experimenten. Zo moet je bij sommige bussen voorin instappen en betalen (ongeacht hoe ver je mee gaat) en achterin uitstappen. Bij andere moet je achterin instappen en vooraan betalen en uitstappen. Soms een uniforme prijs, soms moet je bij het instappen een kaartje met een nummertje trekken en speelt de afstand een rol in de af te rekenen prijs. Ik heb niet kunnen ontdekken wat de logica achter de systemen is en welke het beste werkt. Mogelijk speelt een rol dat Japan zijn openbaar vervoer aardig geprivatiseerd heeft. Zo zijn er verschillende spoorwegmaatschappijen en in Tokyo zelfs 2 metro-exploitanten. Het lijkt dus wel te kunnen, dat splitsen van infrastructuur (Pro-Rail) en de exploitatie (NS).
Enfin ik wou het hebben over roltrappen. Daarvan kent ook Japan twee typen gebruikers. Je hebt mensen die een roltrap of lopende band zien als een hulpmiddel om zonder de inspanning van (trap)lopen ergens te komen. En je hebt mensen die het een hulpmiddel zien om meer vaart te maken. De eerste groep blijft staan op de roltrap, de tweede loopt door over de bewegende trap. Om dit mogelijk te maken houdt de stilstaande groep goed links, of rechts.

Dat laatste verschilt. In linksrijdend Japan houden de stilstaanders meestal links, maar rond Osaka houdt men rechts. En dus is er een overgangsgebied waar de situatie onduidelijk is (zoals rond Nara, ook met veel toeristen – mooie oude tempel met grote Buddha trouwens, ondanks de hertjes).
Dat heeft gevolgen voor het onderhoud van de roltrappen. In linkshoudend Tokyo zijn de linker mechanismes van de trappen eerder versleten, in Osaka de rechter. Dat weten de onderhoudsmonteurs nog wel, of kun je ze meegeven, maar in het schemergebied is het niet helder. En is dus de planning van onderhoud lastig. Men doet het te vroeg (of te laat, met stilstaande trappen als gevolg) of houdt dezelfde tijd aan maar schroeft eerst de verkeerde kant open.

Maar nu is er Big Data, zo legde een meneer van IBM Japan uit op een seminar aan de Universiteit van Tokyo waar ik een key note presentatie gaf over ons EU Future Internet werk. De video control beelden helpen al, want daarmee kun je monteurs meegeven of mensen op de roltrap vooral links of rechts hebben gestaan.
Maar dan nog doe je het onderhoud op regelmatige tijden, na X draaiuren. Die X is een inschatting van de kans op storing en de kosten ervan versus de kosten van tijdig(er) onderhoud plegen. Dat is dus meestal als het nog niet nodig is, omdat stilstand grote schade heeft.
En daarom gaat Internet of Things helpen want dat leidt tot wat in het vakjargon inmiddels “predictive maintenance / voorspellend onderhoud” heet: de storingsgevoelige onderdelen worden uitgerust met een goedkope sensor die of continu is uit te lezen of die bij een bepaald slijtage- of belastingsniveau gaat piepen. En dan vindt onderhoud plaats. Ook dat niveau kan worden bepaald op basis van schade bij stilstand en kosten van onderhoud. Maar nu wordt dat niet meer bepaald op gemiddelde ervaringscijfers van alle roltrappen (in een regio) maar op basis van de werkelijkheid die een forse spreiding kent. En dat is stukken goedkoper. Leve big data.

En sinds lange tijd weer eens een luistertip: de enige Japanse internationale pop-hit, het 1963 nummer Sukiyaki van Kyo Sakamoto  (althans in het Japans, Yoko Ono is een ander verhaal). Ik leer van Youtube dat de Japanse tekst en aanleiding niet helemaal gedekt wordt door de food-titel van het nummer. 

Geen opmerkingen: