zaterdag 8 augustus 2015

De historische school in de economie

Vakantietijd in eigen land, dat betekent boeken uitlezen die al tijden op de stapel liggen. Daarbij behoort een tijdloos boek als The History of Economic Thought van Samuels, Biddle en Davis. Ik was in 2012 (ik schrik er zelf van) blijven steken bij de bijdrage van Samuels over utopien. Tijd om nog wat afleveringen te doen. De eerste gaat over de historische school in de economie.
De meest bekende is de Duitse Historische School. Onder andere bekend van Friederich List, de bedenker van het Infant Industry arugment (wat vreemd genoeg in de bijdrage van Keith Tribe in genoemd boek niet aan de orde komt).
De historische school zette zich af tegen de klassieke economen die de neiging hadden de economische theorie te ontwikkelen als wetten uit de natuurweteschappen. De historische school legde veel meer nadruk op de diversiteit in economische omstandigheden. De situatie doet er toe. Ze stonden veel meer een inductieve, empirische aanpak voor.
Interessant daarbij is dat aan het einde van de 19e eeuw economie in Duitsland werd gedoceerd in de rechtenfaculteit - het zou tot in de jaren 20 van de vorige eeuw duren voor economie een aparte faculteit was. Wat overigens het voordeel had dat de gemiddelde ambtenaar, waarvoor een rechtenstudie zo ongeveer een noodzaak was, een behoorlijke dosis economie had meegekregen.
En het Duitse universitaire systeem was sinds de Humboldts toonaangevend, en trok ook veel Amerikanen geïnteresseerd in economie. Want in Engeland was het nog beroerder gesteld met universitaire economie (dat kwam na 1890 pas op), en het Franse onderwijs was nogal gesloten. En zo zou de historische school veel Amerikaanse docenten leveren (daar groeide het aantal universiteiten als kool) en een basis vormen voor de institutionele economie.
Tot de Amerikanen die in Duitsland studeerden behoorde John Bates Clark, nog altijd bekend van de medaille. Max Weber rekende zich tot de historische school, net als Eugen von Bohm-Bawerk. Er was overigens een oudere en een jongere historische school die een echte Methodenstreit uitvochten.
Tot slot: er was ook een Engelse historische school. Daarvan was Cunningham de bekendste representant. Hij publiceerde in 1882 Growth of English Industry and Commerce, dat het vak van economische geschiedenis op de kaart zette. Tot die tijd was geschiedenis politieke geschiedenis.

Geen opmerkingen: