zaterdag 15 augustus 2015

Vogel-instituties

Op basis van een artikel in de NRC van maandag 10 augustus maak ik even een aantekening over het boek Vogels en mensen in Nederland 1500 -1920, een proefschrift van de VU. Niet dat ik tot de vogelaars gerekend kan worden, maar omdat de boekrecensie suggereert dat er interessante informatie in staat omtrent de instituties die de vogelstand in stand hielden, mede door het jagen.
Dat is een interessant thema uit de institutionele economie: hoe voorkom je via eigendomsrechten en andere regels dat een natuurlijke hulpbron (zoals een vis- of vogelbestand) niet door over-exploitatie te gronde gaat.
In Nederland kenden we jachtregels, vastgelegd in jachtplakkaten. De jacht was een privilege van de elite: in de provincie Utrecht in 1594 ging het om 60 mensen (45 van adel, 9 kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en 6 hooggeplaatste stedelingen). Stropen werd zwaar bestraft.
Uit het onderzoek blijkt dat als een soort minder algemeen werd, de regels voor de jacht strenger werden en de boetes voor stroperij hoger.
De Rijk schat in dat 12 tot 16 soorten het niet overleefd zouden hebben zonder die regels en het eigendomsrecht van de elite (die van culinaire hoogstandjes hield) omdat de gewone man nauwelijks aan vlees kon komen. Een miljoen mensen werd het uitmoorden van de vogels ontzegd en hielp de elite aan iets exclusiefs.
Er waren in die tijd minder bossen met hoge bomen en dus minder blauwe reigers. Ik noteer dat omdat er hier in Zevenhuizen vroeger zo'n reigerbos was. Met export naar het Engelse hof van de geschudde jonge vogels. Die bossen, zo noteert de Rijk, werden over het algemeen duurzaam geƫxploiteerd, de eigenaar had daar alle belang bij.
Kraaien en roeken daarentegen waren niet adellijk. Ze werden als insecten en aaseter niet geschikt geacht voor humane consumptie. Wel brachten ze schade aan aan landbouwgewassen. Dat leidde tot de verplichting om ze te bestrijden, waartoe ook drie keer per jaar een schouw plaats vond.  Toch bleven het algemene vogels. En al eind 18e eeuw zag men in dat het eten van larven en insecten door de kraaiachtigen ook voordelen had, en begin 19e eeuw neigde de overheid al naar bescherming. Lokaal ging de bestrijding nog bijna een eeuw door.

Geen opmerkingen: