zondag 5 februari 2017

Van katoen

Katoen mag dan in Europa nog maar een paar eeuwen belangrijk zijn en wol en linnen hebben verdrongen, in de rest van de wereld was katoen altijd koning. Boeren teelden het tussen hun andere gewassen, en in de rustiger perioden werd er dan, vooral door vrouwen, gesponnen en geweefd. Het was de eerste industrie, deze huisindustrie. Dat veranderde met de komst van de eerste industriële revolutie. Sven Beckert schreef er een geweldig boek over: Empire of Cotton, inmiddels ook in het Nederlands vertaald.
Het boek laat uitstekend zien hoe zaken en politiek samengingen en een aantal malen de hele sector en ook de wereld op zijn kop zette. Liverpool en Manchester legden de bijl aan de wortel van het oude systeem met de eerste industriële revolutie. Liverpool importeerde zowel katoen als textielproducten en net als in andere Europese landen werd de geïmporteerde katoen via een 'putting-out' systeem naar de boerenhuishoudens gebracht die dan het spinnen en weven voor hun rekening namen en het garen of de textiel weer terugleverden voor de markt. Goedkoper kon je het niet maken.
Toch wel want de Engelsman Samuel Greg constateerde dat de Indiase wevers dat toch goedkoper konden dan de Europeanen en zon op een list voor importsubstitutie. Dat was de eerste op waterkracht gedreven spinnerij in Lancashire. Daarmee ontstond ook een behoefte aan meer katoen als grondstof. De oplossing daarvoor kwam uit het Zuiden van de VS, in de vorm van plantages met slavernij. Goedkoper kon je de katoen niet produceren, en dat hielp aan de driehoekshandel: goedkoop textiel naar Afrika in ruil voor slaven naar de VS, aldaar omgezet in katoen voor Engeland die er textiel voor o.a. Afrika maakte.
Dit systeem werkte alleen als ook de staat meewerkte: kanalen, maar ook arbeidscontractrecht voor mensen die ineens in de fabriek moesten werken. En daar veelal geen zin in hadden omdat het oude systeem hun meer vrijheid gaf. Het begon dus met wezen, gevangenen en landlopers. En natuurlijk het legitimeren van de slavernij, ook al was die in Engeland inmiddels verboden en er ook een beweginkje was van vrouwen die slavenvrije textiel kochten. En zo werd de natiestaat fors versterkt.
De volgende stap was het inzetten van de natiestaat voor het zeker stellen van de aanvoer van katoen. De afhankelijkheid van de VS werd als problematisch gezien, en dat gezichtspunt werd nog sterker toen de slavenhandel en de slavernij steeds meer ter discussie kwamen. Het werd aantrekkelijk niet  alleen meer te volstaan met een factorij die de katoen opkocht van lokale handelaren in de kolonien maar zich steeds meer met de produktie te bemoeien. Dat gold al helemaal bij de Amerikaanse burgeroorlog tussen het Ziuiden van de katoen en het  oorlogskapitalsime , zoals Becket het noemt, en het noorden van het industriële kapitalisme. Daardoor liep de prijs van katoen fors op, wat een prikkel was voor zuidelijke boeren om meer in de markt te integreren. Maar meer was dit nog een prikkel voor het kolonialisme waarin de westerse overheden gingen investeren in infrastructuur maar ook teeltbevordering, soms ook gedwongen. Vooral de  relatief lage prijzen van textiel maakten uiteindelijk de huisoroduktie in landen als India onaantrekkelijk, de boerengezinnen verloren van de machine en moesten zich noodgedwongen toeleggen op de katoenteelt en voor een deel in de fabrieksweverjien gaan werken. Het is discutabel of hen dat echt veel welvaart heeft gebracht, want veelal hadden de arbeiders weinig politieke macht en bleef het bij een hongerloontje.
Een interessante passage is ook dat de overheid zich steeds meer ging bemoeien met de handelsstandaarden, o.a. In de VS dat zich niet aan de standaarden van de Liverpoolse branche organisatie wilde committeren. En de keten veranderde fors door de telegraaf. Die leidde niet alleen tot het verdwijnen van regionale prijzen en markten, maar ook tot het verdwijnen van veel tussenschakels, de grote handelshuizen gingen zelf vertegenwoordigers ter plekke aansturen.
Het kolonialisme leidde uiteindelijk ook tot fabrieken in de ontwikkelingslanden. En de fabrikanten daar hadden ook belang bij een nationale staat die hun bevoordeelde, bijvoorbeeld met tarieven aan de grens. Ze gingen dus onder een hoedje spelen met de nationalisten, met dekolonisatie als gevolg. En daarna verschoof de macht van de handelaren naar de retailers en merkfabrikanten die nu de ketens aansturen. De arbeidsomstandigheden zijn daarbij nog immer een aandachtspunt. Dat lijkt de constante in deze veranderingen.
Kortom een geweldig boek over de Political Economy van katoen met een nieuwe blik op de geschiedenis van de afgelopen eeuwen. Sterk aanbevolen.

Geen opmerkingen: